ECLI:NL:RVS:2012:BX8937

Raad van State

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111238/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • K.J.M. Mortelmans
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanwijzingsbesluit voor honden op het Tillefonnepaed nabij Workum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een aanwijzingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd, thans Súdwest-Fryslân. Het college heeft op 13 april 2010 het Tillefonnepaed, gelegen noordelijk van Workum, aangewezen als pad waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is deze hond te laten verblijven of te laten lopen. Dit besluit is genomen in het kader van de bescherming van de gezondheid van dieren, omdat hondenuitwerpselen de dierziekte neospora op koeien kunnen overbrengen, wat kan leiden tot vruchtafdrijving. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 8 december 2010.

De rechtbank Leeuwarden heeft op 13 september 2011 het beroep van appellanten gegrond verklaard en het besluit van 8 december 2010 vernietigd, maar heeft het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 augustus 2012 hebben appellanten, bijgestaan door hun advocaat J.M. Kerkhoven, hun standpunt toegelicht. Het college werd vertegenwoordigd door H.J. Jansen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen een besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van de Awb, omdat hun belang niet rechtstreeks bij het aanwijzingsbesluit is betrokken. De Afdeling bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het enkele feit dat appellanten in de nabijheid van het Tillefonnepaed wonen en hun honden daar uitlaten, onvoldoende is om hen als belanghebbenden aan te merken. Het hoger beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201111238/1/A3.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 september 2011 in zaak nr. 11/167 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd, thans Súdwest-Fryslân.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2010 heeft het college het Tillefonnepaed, noordelijk van Workum met ingang van 13 april 2010 aangewezen als pad waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen (hierna: het aanwijzingsbesluit).
Bij besluit van 8 december 2010 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 december 2010 vernietigd en het door [appellanten] gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2012, waar [appellanten], bijgestaan door J.M. Kerkhoven, en het college, vertegenwoordigd door H.J. Jansen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.    Het college heeft aan zijn aanwijzingsbesluit ten grondslag gelegd dat via hondenuitwerpselen de dierziekte neospora op koeien kan worden overgebracht. Die ziekte kan leiden tot vruchtafdrijving. Het heeft in dit verband overwogen dat aanwijzing wenselijk is met het oog op de bescherming van de gezondheid van dieren en het belang van de eigenaren van het aan het Tillefonnepaed liggende grasland om beschermd te worden tegen de grote bedrijfseconomische gevolgen die de besmetting van koeien met de parasiet voor hen heeft.
3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van [appellanten] niet rechtstreeks bij het aanwijzingsbesluit zijn betrokken en dat zij daarom geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4.    [appellanten] komen op tegen dit oordeel van de rechtbank. Zij betogen dat de rechtbank door het zogenoemde zichtcriterium te hanteren een te eng criterium heeft toegepast, daar aan het Tillefonnepaed geen mensen woonachtig zijn. [appellanten] wonen slechts op een geringe afstand van het begin van het pad aan de [locatie] in Workum. Onder die omstandigheden heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zij geen belanghebbende zijn bij het aanwijzingsbesluit. Bovendien is volgens [appellanten] van belang dat zij in het dagelijks leven direct, persoonlijk en objectief zijn geraakt door de gevolgen van het besluit, omdat de dagelijkse wandeling met de hond over het pad tot het verleden behoort en geen alternatief voorhanden is. Het betreft een pad waarvan toeristen of andere bezoekers nauwelijks of geen gebruik maken, aldus [appellanten].
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 29 augustus 2012 in zaak nr.
201109266/1/A3, blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:2 van de Awb (Kamerstukken II 1988-1989, 21 221, nr. 3, blz. 32 e.v.) dat met de woorden 'wiens belang rechtstreeks is betrokken' een zekere begrenzing wordt beoogd. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit is, hoe sterk dat gevoel ook moge zijn, niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang. Maar ook een persoon die wellicht enig belang heeft, doch zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet beschouwd worden als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit.
4.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank op juiste gronden geoordeeld dat het belang van [appellanten] niet rechtstreeks bij het aanwijzingsbesluit is betrokken. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat het enkele feit dat [appellanten] ter plaatse hun honden uitlaten of hebben uitgelaten en wensen dat te blijven doen, omdat zij in de nabijheid van het Tillefonnepaed woonachtig zijn, ontoereikend is voor het oordeel dat zij zich voldoende onderscheiden van anderen die zich met een hond op het pad wensen te begeven. Hoewel [appellanten] enig belang niet kan worden ontzegd, onderscheiden zij zich met dat belang niet van grote aantallen anderen. Het door [appellanten] gedane beroep op rechtspraak van de Afdeling inzake het zicht- en nabijheidscriterium baat hen niet. Dat [appellanten] in de nabijheid van het Tillefonnepaed woonachtig zijn en dat zij zicht hebben op dat pad, zijn belangen die in dit verband onvoldoende onderscheidend zijn. Ten aanzien van het door hen aangevoerde nadeel geldt bovendien dat het pad weliswaar wordt afgesloten voor honden, maar toegankelijk blijft voor wandelingen. De stelling dat voor [appellanten] geen alternatieven voor het uitlaten van honden zouden bestaan, acht de Afdeling niet aannemelijk.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Grimbergen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012
581.