In deze zaak gaat het om de aan eisers opgelegde aanslagen precariobelasting voor de jaren 2016, 2017 en 2018, gerelateerd aan het plaatsen van terrassen. Tussen 2012 en 2016 heeft de gemeente Roermond geen precariobelasting geheven, ondanks dat zij daartoe bevoegd was. Eisers stelden dat zij erop mochten vertrouwen dat er over de jaren 2016, 2017 en 2018 geen aanslagen zouden worden opgelegd. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een toezegging van de gemeente die het vertrouwen van eisers rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat eisers een in rechte te beschermen vertrouwen hebben opgebouwd. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester van Roermond in 2013 een vergunning heeft verleend voor het plaatsen van een terras, waarbij is medegedeeld dat precariobelasting verschuldigd is. In 2018 heeft de gemeente, na interne controles, besloten om alsnog aanslagen op te leggen voor de jaren 2016, 2017 en 2018. Eisers hebben in bezwaar en beroep aangevoerd dat zij er op mochten vertrouwen dat er geen aanslagen zouden volgen, maar de rechtbank oordeelt dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd is. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie over het vertrouwensbeginsel en concludeert dat er geen aanvullende omstandigheden zijn die een schijn van een welbewuste standpuntbepaling door de gemeente rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de gemeente met fotomateriaal heeft aangetoond dat het terras daadwerkelijk is geplaatst, waardoor er een belastbaar feit is ontstaan. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2020, en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.