Uitspraak
4.De rechtbank overweegt als volgt.
8.Het beroep is ongegrond.
9.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een ontslagbesluit van het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg. Eiser, een senior beleidsmedewerker, was op 16 augustus 2016 eervol ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor zijn functie. Dit ontslag volgde op een verbetertraject dat niet het gewenste resultaat had opgeleverd. Eiser had zich niet kunnen aanpassen aan de beleidslijnen en had herhaaldelijk niet conform de verwachtingen gefunctioneerd, wat leidde tot een negatieve beoordeling van zijn functioneren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen voldoende bewijs was dat het medicijngebruik van eiser, in dit geval antidepressiva, zijn functioneren negatief beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat de beoordeling van eiser op voldoende gronden berustte en dat zijn houding en gedrag hem ongeschikt maakten voor zijn werkzaamheden. Eiser had in beroep aangevoerd dat zijn deskundigheid niet in twijfel werd getrokken en dat er medische oorzaken ten grondslag zouden liggen aan zijn gedrag, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om het ontslag te weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.