Uitspraak
Parkstad Logistics Group B.V.,
6.De procedure
- het tussenvonnis van 1 augustus 2018,
- de conclusie van repliek met de producties 100 tot en met 109,
- de conclusie van dupliek.
7.De verdere beoordeling
a. De vordering en grondslagen
de intrinsieke waarde volgens de tussentijdse financiële verslagen van de vennootschap en haar dochteronderneming Public Warehouse Emmelsum West GmbH(hierna PWEW)
(…)”. Bij de aandelen TN was de prijs van € 1,- gebaseerd op “(…)
de intrinsieke waarde volgens de tussentijdse financiële verslagen van de vennootschap en haar dochteronderneming Rhein-Lippe Terminal GmbH Hafenbetrieb(hierna R-LT)
(…)”.
Op verzoek van (…) [naam 1] , handelend zowel voor zich in privé als in zijn hoedanigheid van aandeelhouder in c.q. bestuurder van onder meer de Duitse vennootschap Rhein-Lippe Terminal GmbH, (…)”. De brief vermeldt verder dat [gedaagde] met [naam 1] een intentieovereenkomst heeft gesloten op basis waarvan [gedaagde] uiteindelijk de aandelen in onder meer Rhein-Lippe Terminal GmbH middels de door [naam 1] opgerichte vennootschap heeft overgedragen. Met die “opgerichte vennootschap” is onmiskenbaar bedoeld de failliet PLG (zie nrs. 2.1 en 2.2 in het vonnis 1 augustus 2018). Uit dit alles leidt de rechtbank af dat met deze brief [gedaagde] mede is aangesproken in zijn hoedanigheid van garantiegever zoals vermeld in de beide notariële aktes van levering van 1 december 2010 (zie nrs. 2.2 en 2.3 vonnis 1 augustus 2018) en dat die aanspraak mede is gedaan door PLG. In de brief wordt verder geklaagd over het feit dat [gedaagde] bij de onderhandelingen omtrent de aandelentransacties heeft verzwegen dat het hoger beroep in de subsidiezaak (zie hiervoor rov. 7.1 sub e1) bij voorbaat kansloos was, dat [gedaagde] heeft verzwegen dat met betrekking tot de subsidiekwestie een strafrechtelijke veroordeling had plaatsgevonden en dat bij de onderhandelingen [gedaagde] niet heeft gerept over Rhenus Scharrer problematiek (zie rov. 7.1 sub f). De brief besluit met de mededeling dat [gedaagde] aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade en kosten voor en namens [naam 1] , R-LT en PWEW. Dit alles maakt niet dat PLG met deze brief niet heeft geklaagd in de zin van art. 6:89 BW. De bedoeling van de klachtmededeling van art. 6:89 BW is immers dat de schuldenaar/verkoper op de hoogte wordt gesteld van het feit dat de koper klachten heeft, en niet dat de koper aansprakelijk wordt gesteld. Anders gezegd: in de brief van 16 maart 2011 wordt geklaagd in de zin van art. 6:89 BW door onder andere PLG en wordt [gedaagde] in elk geval namens [naam 1] , R-LT en PWEW ook nog eens aansprakelijk gesteld. Gelet op de aard en inhoud van de hiervoor genoemde drie klachten, is zijdens [gedaagde] niet gewezen op rechtens te respecteren belangen aan zijn zijde waaruit kan worden geconcludeerd dat hem elke hiervoor in rov. 7.1 genoemd genoemde klacht afzonderlijk binnen bekwame tijd verteld had moeten worden (vgl. HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6997, waarin tav de ontbindingsverklaring is geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding een eenvoudig te hanteren instrument moet zijn waaraan in zijn algemeenheid niet de eis kan worden gesteld dat een dergelijke verklaring de gronden voor de ontbinding dient te vermelden teneinde rechtsgevolg te kunnen hebben). Er valt dan ook niet in te zien dat art. 6:89 BW een zo ruime werking heeft dat in dit geding alleen maar die gebreken aan de orde mogen komen die met name zijn genoemd in de klachtbrief van 16 maart 2011. De vraag of in de andere door de curator genoemde brieven van 16 september 2011 en 20 janauri 2012 nog andere dan de drie genoemde klachten zijn genoemd, behoeft dan ook niet te worden beantwoord. De stelling van [gedaagde] dat niet tijdig is geklaagd wordt dan ook verworpen.
“(…) is gebleken dat u in de aanloop naar en ten tijde van die aandelenoverdracht essentiële informatie heeft verzwegen. Vervolgens is de vennootschap (noot Rb: PLG
) geconfronteerd met tal van problemen, reeds langer bestaande, doch niet bekende en door u in ieder geval verzwegen betalingsachterstanden. Eveneens was er sprake van niet bekende en door u verzwegen schadeclaims en terug te betalen bedragen aan subsidie. Een door u in privé afgegeven borgstelling voor ontvangen subsidie bleek van nul en generlei waarde te zijn, terwijl u bovendien heeft verzwegen in 2007 reeds te zijn veroordeeld wegens subsidiefraude Een jaarrekening over 2009 is nooit aangeleverd, waardoor er geen aansluiting met 2010 kon worden gemaakt en extra kosten zijn veroorzaakt.. Verder heeft u verzwegen dat er sprake was van een diefstal en u heeft verzwegen dat materiaal, met name een kraan, afgekeurd en dus niet bruikbaar was. Voornoemde dochtervennootschappen hebben daardoor aanzienlijke schade geleden en dat geldt dan vervolgens ook voor Parkstad Logistics Group B.V., aan wie de betreffende vorderingen thans toekomen. Dit schrijven strekt er mede toe u daarvan mededeling te doen. Voornoemde schade is deels aan u gefactureerd. U heeft een factuur ontvangen onder nummer 001/2011 ten bedrage van € 35.426,09. Verder heeft een zestal rekeningen ontvangen (…) voor een totaalbedrag van € 213.799,17. Verder heeft u factuur ontvangen onder nummer 011/2011 ten bedrage van € 422.414,46, in verband met een schadeclaim van Rhenus-Scharrer GmbH. (…) Hierbij verzoek, en voor zoveel nodig sommeer, ik u om voornoemd bedrag van € 671.639,72 binnen tien dagen na heden betaalbaar te stellen (…). Blijft betaling van voornoemd bedrag uit, dan zullen er nadere rechtsmaatregelen volgen. (…) Ter voorkoming van verdere kosten (…) is de curator bereid om met u een regeling te treffen. (…) Stemt u met deze regeling niet binnen de gestelde termijn in en vindt ook binnen diezelfde termijn geen uitvoering plaats, komt dit voorstel te vervallen en zullen er verderstrekkende echtsmaatregelen worden genomen. U dient in ieder geval met die rechtsmaatregelen rekening te houden. (…)”.
1. Rate RLT und PWEW werden am 11.10.10 bezahlt, Rate RLT durch Herrn [gedaagde] privat, Rate PWEW durch RLT”. Dit bericht is geschreven door [naam bedrijfsleider] aan r-heyde. Daaruit vloeit niet voldoende duidelijk voort dat [gedaagde] heeft gegarandeerd deze Rate te betalen, alleen al omdat hij niet bij dit bericht is betrokken. De curator zal worden toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] heeft toegezegd de 1 e Rate 2010 Entgeld van R-LT aan Kreis Wesel te betalen.
1. Rate RLT und PWEW werden am 11.10.10 bezahlt, Rate RLT durch Herrn [gedaagde] privat, Rate PWEW durch RLT”. Dit bericht is geschreven door [naam bedrijfsleider] aan r-heyde. Daaruit vloeit niet voldoende duidelijk voort dat R-LT heeft gegarandeerd deze Rate te betalen, alleen al omdat zij niet bij dit bericht is betrokken. De curator zal worden toegelaten te bewijzen dat door of namens R-LT is toegezegd dat zij de 1 e Rate 2010 Erbpacht en Entgeld van PWEW aan Kreis Wesel zal betalen.
Vorab:
Diebstahl von Rohren” van 2 december 2010 van rechtsanwalt Weber aan R-LT is vermeld “
In obiger Sache kommen wir zurück auf die gewechselte Korrespondenz”, terwijl in productie 33, een schriftelijke verklaring van [naam bedrijfsleider] , accountant/medewerker van R-LT, is vermeld dat [naam bedrijfsleider] op 6 december 2010 [gedaagde] heeft laten weten dat het de hoogste tijd was om [naam 1] in kennis te stellen van de affaire/te verwachten procedure. Uit de woorden “de hoogste tijd” bezien in samenhang met de verwijzing naar eerdere correspondentie in de brief van 2 december 2010 volgt dat [gedaagde] , toen directeur van R-LT, op de hoogte was van een serieus te nemen schadeclaim.