ECLI:NL:RBLIM:2019:4308

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
03/025880-17 en 03/182494-17(ttzgev) 03/080979-15 en 03/700630-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ernstige verkeersdelicten en belediging van ambtenaren

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee ernstige verkeersongevallen. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het beledigen van politieambtenaren en het veroorzaken van verkeersongevallen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 oktober 2016, als bestuurder van een auto, de maximumsnelheid ernstig had overschreden en door rood licht was gereden, wat resulteerde in een aanrijding waarbij een ander zwaar letsel opliep. De verdachte verliet de plaats van het ongeval en weigerde medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Daarnaast vond op 27 juni 2017 een tweede ongeval plaats waarbij de verdachte wederom de verkeersregels overtrad, wat leidde tot een aanrijding met een andere bestuurder die ook zwaar letsel opliep. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de roekeloosheid, en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gebrek aan verantwoordelijkheid van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/025880-17 en 03/182494-17 (ttzgev)
03/080979-15 en 03/700630-14 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.G.N. Dassen, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/025880-17
1.[slachtoffer 1] (hoofdagent, politie Eenheid Limburg) en [slachtoffer 2] (brigadier, politie Eenheid Limburg) heeft beledigd;
2.[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
3.de ademanalyse heeft geweigerd;
4.een plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij aan [slachtoffer 3] letsel en/of schade had toegebracht;
5.zonder rijbewijs heeft gereden;
parketnummer 03/182494-17
1. (primair)met een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel
(subsidiair)heeft gereden onder invloed en door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
2.een plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij aan [slachtoffer 4] letsel en/of schade had toegebracht;
3.de ademanalyse heeft geweigerd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 03/025880-17 het volgende geconcludeerd.
De officier van justitie acht feit 1, 2 en 3 bewezen op basis van het proces-verbaal van bevindingen en de aangiftes van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ter zake van feit 4 en 5 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat op basis van de onderliggende stukken in het dossier blijkt dat verdachte de bestuurder was van de personenauto. Weliswaar ontkent verdachte dat hij degene is geweest die de auto heeft bestuurd, maar deze verklaring acht de officier van justitie ongeloofwaardig, gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] en [getuige 2] hebben beiden een gedetailleerde verklaring afgelegd. Zij verklaren dat verdachte de bestuurder was van de personenauto en tevens verklaren zij over de plek van de andere inzittenden in de auto. [getuige 1] heeft verklaard dat de eigenaar van de auto en de man die wegrende na het ongeval ‘ [bijnaam 1] ’ heet, waarmee verdachte wordt bedoeld. Daarnaast bedoelt [getuige 2] met ‘ [bijnaam 2] ’ verdachte, nu hij heeft verklaard dat ‘ [bijnaam 2] ’ ‘ [verdachte] ’ heet, zijnde de voornaam van verdachte.
De officier van justitie heeft met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 03/182494-17 het volgende geconcludeerd. Ter zake van feit 1 verwijt de officier van justitie de verdachte dat hij, als beginnend bestuurder, een ongeluk heeft veroorzaakt als gevolg van het door rood rijden, van het overschrijden van de toegestane maximumsnelheid en het besturen van een voertuig nadat hij mogelijk alcohol had gedronken. Door dit ongeluk heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 juni 2015 [1] , gesteld dat de gedragingen van de verdachte zijn aan te merken als ‘roekeloos’ weggedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie gewezen op de bekennende verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij is weggelopen van de plaats van het ongeval, en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Tot slot heeft de officier van justitie ter zake van feit 3 gewezen op de bekennende verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de ademanalyse heeft geweigerd, alsmede het proces-verbaal Aanrijding misdrijf.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 03/025880-17 bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van de feiten 4 en 5 moet worden vrijgesproken, nu op basis van het de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de personenauto heeft bestuurd. Het onderliggende dossier bevat weliswaar aanwijzingen voor die stellingname, maar verdachte ontkent dat hij degene is geweest die de personenauto heeft bestuurd. De raadsman heeft in dit verband tevens verwezen naar de getuigenverklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat de bestuurder van de personenauto een wit met blauw trainingsjasje droeg. [getuige 2] , een andere inzittende, heeft verklaard dat hij een wit trainingsjack met blauwe strepen droeg. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat ‘ [bijnaam 1] ’ de auto heeft bestuurd, maar verdachte heet niet ‘ [bijnaam 1] ’. Bovendien is er geen enkel celmateriaal veiliggesteld of anderszins onderzoek verricht, waaruit blijkt dat verdachte de bestuurder van de auto was.
De raadsman heeft ter zake van feit 1 primair onder parketnummer 03/182494-17, onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad [2] , aangevoerd dat het weggedrag van de verdachte niet als ‘roekeloos’ in de zin van artikel 6 WVW kan worden aangemerkt en verzoekt verdachte van dit onderdeel vrij te spreken. Wel is verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig in de zin van artikel 6 WVW 1994 geweest. Ter zake van feit 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/025880-17 [3]
Bewijsmiddelen feit 1, 2, 3, 4 en 5
De politie heeft gerelateerd dat er op 2 oktober 2016 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de President Rooseveltlaan te Maastricht. Zij relateren, zakelijk weergegeven, dat zij ter plaatse twee beschadigde voertuigen zagen staan en dat er een aantal personen bij de voertuigen stil stonden. Ze zagen dat een beschadigde grijze bestelauto, Opel Vivaro, op de rijstrook richting Luik stil stond en een zwart voertuig, kenteken [kenteken 1] , zwaar beschadigd, met de achterzijde tegen een drankhek stil stond. [4] De betrokken personenauto, Seat, kenteken [kenteken 1] , reed over de President Rooseveltlaan (N2) komende uit de richting van Luik en gaande in de richting van de Geusselt. In de S-bocht verloor de bestuurder van de zwarte Seat de controle over het voertuig en raakte in een slip waardoor het voertuig schuin naar de linkerzijde van de rijbaan schoof. Op de rechter rijstrook van de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer botste de Seat frontaal met de linker voorzijde op de rechter voorzijde van de tegemoetkomende bestelbus. Beide voertuigen raakten zwaar beschadigd aan de voorzijde. [5] Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen ter plaatse dat een onbekend persoon, naar later blijkt verdachte, wegrende van de plaats van het ongeval en in de richting van de flat aan het Koningsplein liep. Verbalisant [verbalisant 3] sprak vervolgens met de personen die bij de zwarte auto stonden, naar later bleek verdachten [getuige 2] en [getuige 1] . Verbalisanten hoorden hen zeggen dat zij ten tijde van de botsing in de zwarte Seat hadden gezeten, maar dat zij niet de bestuurder waren geweest. [6]
Verdachte is uiteindelijk in de struiken, gelegen aan de achterzijde van de flat op het Koningsplein, aangetroffen en aangehouden. Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] roken bij verdachte bij het eerste contact een sterke walm op alcoholhoudende drank gelijkende geur en merkten dat hij onvast ter been was. Vrijwel onmiddellijk begon verdachte beledigende en dreigende woorden in de richting van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zeggen. Verbalisanten hoorden verdachte, op zeer denigrerend overkomende toon, zeggen:
‘jullie zijn honden’, ‘jullie kunnen me pijpen’, ‘jullie zijn flikkers en honden’, ‘ik neuk jullie’, ‘vuile flikkers homo’s’, ‘ik zweer dat jullie doodgaan’, ‘ik maak jullie af met mijn mattie’s’, ‘als ik in mijn auto rij, maak ik jullie af met mijn mattie’s’, ‘ik zweer dat jullie familie dood gaat’.Deze beledigende woorden en uitingen werden door verdachte gedurende het gehele contact vanaf de aanhouding tot aan de insluiting tegen verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geuit.
Verdachte werd door verbalisanten onderworpen aan de ademanalysetest. Hoewel verbalisanten verdachte (meermalen) gevorderd hadden hieraan mee te werken, weigerde verdachte elke medewerking hiertoe. Ook nadat verbalisanten hem wezen op de gevolgen, bleef hij weigeren. [7] Verbalisanten hoorden dat verdachte mededeelde:
'Ik ga niet blazen’. [8]
Uit de aangiftes van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat zij zich door de uitlatingen en bedreigingen van verdachte in hun goede eer en naam voelden aangetast, temeer omdat de uitlatingen openlijk ten gehore zijn gebracht, zowel op de plaats van de aanhouding, alsook tijdens de voorgeleiding en insluiting. [9]
Uit de uitdraai uit het Centrale Register Rijbewijzen (CRB) d.d. 2 oktober 2016 te 10:25:35 uur betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet geregistreerd staat in het CRB en dat aan hem geen rijbewijs is afgegeven. [10]
Op 2 oktober 2016 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 2 oktober 2016 omstreeks 07.15 uur in zijn bestelbus, merk Opel Vivaro, reed over de President Rooseveltlaan te Maastricht in de zuidelijke richting. Ter hoogte van de ANWB flat vlak voor het Koningsplein reed hij op de rechterbaan. Plotseling zag hij voor hem een personenauto hard komen aanrijden en in de daarliggende bocht in een slip raken, waardoor die auto op zijn rijbaan terechtkwam. De personenauto raakte hem vervolgens vol aan de voorzijde. Er kwam rook uit de bestelbus en er lagen allemaal brokstukken op de weg. [slachtoffer 3] zag drie personen uit de auto stappen, een vrouw en twee mannen. Man 1 (gekleed in een joggingpak, kleur wit en blauw) ging vreselijk te keer en man 2 probeerde hem rustig te krijgen. De politie en de ambulance kwamen ter plaatse. [slachtoffer 3] zag toen dat ‘man 2’ er vandoor ging. [11]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij in de auto Seat Ibiza zat met een vriend en een meisje. [getuige 2] zat rechts voorin aan de passagierskant zat. Het meisje zat rechts achterin. [getuige 2] kent de andere jongen vanuit de buurt in Utrecht. Hij had hem opgebeld en gevraagd of hij hem naar Utrecht wilde brengen. Hij noemt hem ‘ [bijnaam 2] ’. [bijnaam 2] is hem vervolgens komen ophalen, waarna zij het meisje zijn gaan ophalen. Ze zijn gaan rijden en toen was er een aanrijding. [bijnaam 2] reed. De echte voornaam van [bijnaam 2] is [verdachte] . Na de aanrijding was [getuige 2] als eerste uit de auto. De andere jongen bleef nog even achter het stuur zitten. Het meisje rechts achterin is uitgestapt. [12]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat de jongen die is weggerend degene is die heeft gereden. Hij is een vriend en woont in Utrecht. Zij zat achterin de auto. [bijnaam 1] en de andere jongen kwamen haar ophalen. [bijnaam 1] reed en de andere jongen zat als passagier in de auto. Na de knal, de rechtbank begrijpt na de aanrijding, stapten de bijrijder en [getuige 1] uit de auto. [bijnaam 1] lag bewusteloos achter het stuur op de airbag. Na ongeveer vijf minuten werd hij wakker. Hij schrok en stapte uit de auto en toen de politie kwam, rende hij weg. De auto is van [bijnaam 1] . [13]
De verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergeven, dat hij sinds vijf à zes dagen in het bezit was van de auto en dat hij geen rijbewijs heeft. Aan verdachte werd vervolgens medegedeeld dat hij beledigingen heeft geuit richting verbalisanten. Daarop verklaart de verdachte:
‘Ja, als ze niet naar me luisteren, ga ik schelden’. Voorts verklaarde hij dat hij wegvluchtte voor de politie. [14]
Ter terechtzitting d.d. 24 april 2019 heeft de verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 2 oktober 2016 niet in het bezit was van een rijbewijs en dat hij de plaats van het ongeval had verlaten. Hij heeft verder verklaard dat hij niet wist dat hij aan een ademanalyse moest meewerken.
Overwegingen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte de bestuurder was van het voertuig (de zwarte Seat) dat betrokken was bij het verkeersongeval. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de bij het ongeval betrokken Seat eigendom is van verdachte. Uit de verklaringen van verdachten [getuige 1] en [getuige 2] , de andere inzittenden van de Seat, volgt dat zij met drie personen in auto zaten. Dit wordt bevestigd door de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , inhoudende dat hij na het ongeval drie personen uit de auto zag stappen. Dat [getuige 1] met ‘ [bijnaam 1] ’ verdachte bedoelt, staat naar het oordeel van de rechtbank vast nu verdachte heeft verklaard dat het zijn auto was en hij na het ongeval is weggerend, terwijl [getuige 1] heeft verklaard dat [bijnaam 1] de eigenaar van de auto is en wegrende toen de politie kwam. De rechtbank is verder van oordeel dat [getuige 2] met ‘ [bijnaam 2] ’ verdachte bedoelt, nu uit zijn verklaring blijkt dat ‘ [bijnaam 2] ’ [verdachte] heet, zijnde de voornaam van verdachte. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zijn bovendien beiden gedetailleerd, consistent en komen met elkaar overeen, ook als het gaat om wie op welke plek in de auto zat, in welke volgorde zij door verdachte die dag zijn opgehaald, alsmede over het uitstappen uit de auto na het ongeval. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaringen en waarnemingen van [getuige 1] , [getuige 2] en [slachtoffer 3] te twijfelen. De verklaring van verdachte dat hij niet de bestuurder was van de auto en er 4 of 5 personen in de auto zaten, acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig, nu verdachte eerst ter zitting spreekt over een vierde en mogelijk vijfde persoon in de auto, terwijl verdachte eerder bij de politie nog gesproken heeft over drie personen in de auto. Ook niemand van de overige betrokkenen spreekt over een vierde of vijfde persoon in de auto.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman met betrekking tot de getuige [getuige 3] overweegt de rechtbank als volgt. Weliswaar heeft getuige [getuige 3] , die als bijrijder in de Opel Vivaro zat, verklaard dat de man gekleed in een wit met blauw trainingsjasje, zijnde [getuige 2] , vermoedelijk de auto heeft bestuurd, maar het is mogelijk dat zij de derde persoon, die zich immers volgens de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] na het ongeval nog enige tijd bewusteloos in de auto bevond op de bestuurdersstoel achter de uitgeklapte airbag, niet heeft gezien. Bovendien blijkt uit haar verklaring ook niet waar zij zich precies bevond ten opzichte van de Seat. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte de auto bestuurde ten tijde van het ongeval.
Op grond van de hierboven omschreven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 03/182494-17 [15]
Bewijsmiddelen feit 1, 2 en 3
Feit 1
De politie heeft gerelateerd dat er op 27 juni 2017 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Terblijterweg te Maastricht. Betrokkene 1, zijnde verdachte, reed in een Seat Ibiza. Betrokkene 2, zijnde [slachtoffer 4] , reed in een Volkswagen Tiguan. [slachtoffer 4] reed over de Oostermaasweg in de richting van de kruising Oostermaasweg/Terblijterweg/Discusworp. Verdachte reed op dat moment over de Terblijterweg komende vanuit de richting van de Geusselt. Van de verdachte werd na de aanrijding de medewerking aan een ademanalyse, zoals bedoeld in artikel 163, lid 2, van de Wegenverkeerswet 1994, gevorderd. De verdachte weigerde medewerking aan dit onderzoek te verlenen. [16] Het rijbewijs van verdachte is op 25 april 2017 afgegeven. [17]
De Forensische Opsporing, afdeling VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA), heeft technisch onderzoek gedaan naar aanleiding van, zakelijk weergegeven, het verkeersongeval op 27 juni 2017, omstreeks 07:45 uur, op de kruising de Terblijterweg/Oostermaasweg/Discusworp te Maastricht. De VOA had daarbij de beschikking over een personenauto, merk Seat type Ibiza 1.9 Tdi, kenteken [kenteken 2] , kleur zwart, alsook over een personenauto, merk Volkswagen type Tiguan, kenteken [kenteken 3] , kleur Grijs. Uit onderzoek van de VOA is gebleken dat de bestuurder van de Seat had gereden over de Terblijterweg, komende uit de richting van de Geusselt en gaande in de richting van Berg en Terblijt. De bestuurder van de Volkswagen had gereden over de Oostermaasweg, komende uit de richting van de Pastoor Jacobsweg en gaande in de richting van de kruising met de Terblijterweg. Op de voornoemde kruising kwamen beide voertuigen met elkaar in botsing. De VOA heeft geconcludeerd dat beide voertuigen met elkaar in botsing kwamen doordat de bestuurder van de Seat met aanzienlijk hogere dan de toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (minimaal 120 kilometer per uur) de kruising opreed en het in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht negeerde, terwijl de bestuurder van de Volkswagen groen licht had. De indicatieve gemiddelde minimale snelheid van de Seat over de langste afstanden binnen de detectielussen bedroeg ongeveer 120 kilometer per uur. De snelheidsmeter van de Seat ontving door de ontstane schade aan het voertuig geen pulsen meer. Daardoor bleef de snelheidsmeter staan op 110 kilometer per uur. Op het moment dat de Seat de koplus van zijn rijrichting activeerde kort voordat hij de stopstreep overschreed, straalde het verkeerslicht 7,3 seconden rood licht uit in zijn richting. Uitgaande van zijn gemiddelde snelheid over de lussen (detectoren) bevond hij zich toen op een afstand van 270 meter voor de botsplaats. Zelfs met de toen door de verdachte gereden snelheid van 120 kilometer per uur had hij zijn voertuig tijdig tot stilstand kunnen brengen. [18]
[slachtoffer 4] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij de bestuurder was van de Volkswagen Tiguan. Hij stond op een gegeven moment stil voor het rode verkeerslicht. Toen het groen werd, reed hij achter een andere auto aan de kruising op. Ineens voelde hij een klap. Als gevolg van het ongeval heeft hij letsel opgelopen, te weten een gescheurd middenrif, zijn milt moest worden verwijderd, drie gebroken ruggenwervels, bloedverlies door inwendig letsel, een longembolie, ontstoken hartzakje, zware hersenschudding en zware kneuzingen. Het herstel gaat langzaam. [slachtoffer 4] heeft nog veel last van zijn rug en borststreek. Hij heeft concentratieproblemen en hij slaapt slecht. Sinds het ongeval heeft hij een half jaar niet gewerkt en heeft hij twee weken in het ziekenhuis gelegen. Na drie dagen thuis te zijn geweest, moest hij in verband met complicaties weer naar het ziekenhuis, waarna hij weer twee weken in het ziekenhuis heeft gelegen. De revalidatie liep op 4 december 2017 nog steeds. [19]
De geneeskundige verklaring van J.A. ten Bosch, chirurg in het Maastricht UMC+, d.d. 14 december 2017, bevestigt het door [slachtoffer 4] beschreven letsel en het verloop van zijn behandeling. [20]
[getuige 4] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij over de Oostermaasweg in de richting van de kruising met de Terblijterweg is gereden. Bij de kruising Oostermaasweg/Terblijterweg/Discusworp sorteerde hij links voor en zag hij dat het verkeerslicht op groen stond. Achter hem reed een andere auto. Langs de verkeerslichten reed hij de kruising op. Hij stuurde naar links om linksaf te slaan. Toen hij dat deed, zag hij uit de richting van de Geusselt een donkere auto aan komen rijden. Hij zag dat de auto erg hard reed en met onverminderde vaart de kruising op reed. Hij dacht meteen dat die door rood gereden moest zijn, omdat hij zelf door groen was gereden. De auto botste vervolgens tegen de linkerzijkant van de auto die achter hem had gestaan. De auto die achter hem reed, kwam door de klap aan de overzijde van de kruising in de berm terecht. De auto die de aanrijding had veroorzaakt, kwam midden op de kruising tot stilstand. Een man stapte uit de donkere auto vanuit de bestuurderskant. De man rende vervolgens weg van de auto. [21]
De verdachte heeft op 11 augustus 2017 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij ongeveer sinds een half jaar zijn rijbewijs heeft. Op 26 juni 2017 in de ochtend kwam hij aangereden vanaf de Geusselt. Hij reed richting Valkenburg. Hij passeerde het verkeerslicht toen dat op groen stond en voordat hij het wist was er een ongeval. De verdachte heeft verder verklaard dat hij aan de ademanalyse had meegewerkt als verbalisanten hem goed hadden behandeld. [22]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 26 juni 2017 de bestuurder was van de Seat die over de Terblijterweg in Maastricht reed. Hij betwist 120 kilometer per uur te hebben gereden, maar bekent harder dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur te hebben gereden. Ook herhaalt verdachte dat het stoplicht naar zijn mening op groen stond. Verdachte heeft niet meegewerkt aan de ademanalyse, omdat hij gewond was.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, waardoor het slachtoffer zwaar letsel heeft opgelopen. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen moet worden bewezen dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip ‘schuld’ (culpa) houdt in dat minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid/onoplettendheid. Roekeloosheid is in dit verband de zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. [23]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte -een beginnend bestuurder- reed in zijn Seat Ibiza over de Terblijterweg komende uit de richting van de Geusselt. Bij de kruising van die Terblijterweg met de Oostermaasweg en de Discusworp, is verdachte –anders dan hij verklaart- door het rood licht uitstralende verkeerslicht gereden. Dit blijkt uit de bevindingen van de VOA. Op dat moment reed [slachtoffer 4] , die groen licht had, - uit de rijrichting van verdachte gezien - van rechts de kruising op met zijn personenauto, waardoor een botsing is ontstaan. Tevens stelt de rechtbank op grond van het rapport van het VOA vast dat de snelheid van de door de verdachte bestuurde auto vlak vóór de botsing met het slachtoffer minimaal 120 kilometer per uur km/u bedroeg. Gezien de ter plaatse geldende maximumsnelheid voor motorrijtuigen van 50 km/u is dit een excessieve overschrijding van de maximumsnelheid. Ook de getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte erg hard reed. Uit het VOA-rapport volgt voorts dat op het moment dat de personenauto van verdachte de koplus van zijn rijrichting activeerde kort voordat hij de stopstreep overschreed, het verkeerslicht ruim 7 seconden rood licht in zijn richting uitstraalde. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [slachtoffer 4] door het ongeluk zwaar lichamelijk letsel opliep en dat de verdachte na het verkeersongeval weigerde zijn medewerking te verlenen aan de ademanalyse.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat alle aan verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen zijn en dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank zal hierna beoordelen van welke mate van schuld sprake is.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van roekeloosheid bepleit.
Mate van schuld
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, Wegenverkeerswet 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen. [24]
Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen heeft verdachte in ernstige mate de maximumsnelheid overschreden en heeft hij door het rode licht gereden. Hoewel verdachte door dit gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig en gevaarzettend heeft gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven heeft geroepen, is de rechtbank van oordeel dat dit niet een zo uitzonderlijk geval betreft dat dit past binnen de schuldcategorie ‘roekeloos’, nu niet is voldaan aan de vereisten die blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad daaraan worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderliggende strafdossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was of had moeten zijn van het ernstige gevaar dat hij door de forse overschrijding van de maximumsnelheid in het leven heeft geroepen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde roekeloosheid. De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond van de hierboven omschreven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank feit 1 primair bewezen.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [25] en ter terechtzitting d.d. 24 april 2019 en het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] [26] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [27] en ter terechtzitting d.d. 24 april 2019 en het proces-verbaal van bevindingen [28] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen:
parketnummer 03/025880-17
1. primairhij op 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 1] (hoofdagent, politie Eenheid Limburg) en [slachtoffer 2] (brigadier, politie Eenheid Limburg), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door de woorden toe te voegen: "Jullie zijn honden" en "jullie kunnen me pijpen" en "jullie zijn flikkers" en "ik neuk jullie" en vuile flikkers homo's";

3.hij op 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;

4.hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Maastricht op President Rooseveltlaan, op 2 oktober 2016 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht;

5.hij op 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, President Rooseveltlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

parketnummer 03/182494-17

1.hij op 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Terblijterweg (komende uit de richting van De Geusselt) en gekomen bij de kruising van die Terblijterweg met de Oostermaasweg en de Discusworp, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke bovenbedoelde gedragingen zeer onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met genoemd motorrijtuig, als beginnend bestuurder, heeft gereden met een minimale snelheid van tenminste 120 kilometer per uur, en in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over de Oostermaasweg komende personenauto die kruising opreed, waardoor een botsing is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, zijnde de personenauto van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl hij, verdachte, na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163 tweede en/of zesde lid van de Wegenverkeerswet 1994;

2.hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Maastricht op de Terblijterweg, op 27 juni 2017, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 4] ) letsel en schade was toegebracht;
3.
hij op 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/025880-17
1.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3.
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
4.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
5.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 03/182494-17
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede lid van deze wet;
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3.
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie ter zake van de overtreding van feit 5 onder parketnummer 03/02588-17 gevorderd aan verdachte een geldboete op te leggen van € 430,-, subsidiair 8 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij het formuleren van deze strafeis rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de gevolgen voor de slachtoffers, het gebrek aan verantwoordelijkheid van de verdachte en zijn omvangrijke strafblad.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de oplegging van een maximale taakstraf in onderhavige zaak passend is. Daarnaast heeft de raadsman verzocht aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van 3 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals weergegeven in het reclasseringsadvies van 19 april 2019. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zelf letsel heeft opgelopen en dat het zeer aannemelijk kan worden geacht dat hij niet bij volle bewustzijn de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde strafbare feiten onder parketnummer 03/025880-17 heeft gepleegd, nu verdachte door het ongeval korte tijd bewusteloos is geweest. Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 2 oktober 2016 zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven, in een personenauto gereden. Nadat hij een ernstig verkeersongeval had veroorzaakt verliet hij de plaats van het ongeval, terwijl hij wist dat hij aan een ander schade had toegebracht.
De politie trof verdachte na een achtervolging en zoektocht en op aanwijzingen van omwonenden uiteindelijk aan in een struikgewas. Vervolgens heeft verdachte zich zonder aanleiding beledigend, bedreigend en recalcitrant gedragen jegens verbalisanten die ter plekke waren gearriveerd. Hij weigerde zijn medewerking te verlenen aan de ademanalyse, hoewel hem duidelijk was gemaakt wat de gevolgen daarvan waren. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen de opsporingsambtenaren aangetast in hun eer, maar ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Verdachte was een gewaarschuwd man. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden om een half jaar later, op 27 juni 2017, -inmiddels in het bezit van een rijbewijs- als beginnend bestuurder zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag te vertonen, waardoor hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt met ernstige gevolgen. Hij heeft met zijn personenauto met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan gereden. Daarbij heeft hij een voor hem bestemd rood verkeerslicht genegeerd. Daardoor kwam verdachte in botsing met een (bestuurder van een) andere personenauto. Die bestuurder, [slachtoffer 4] , heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ook nadat hij dit verkeersongeval had veroorzaakt heeft verdachte wederom de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij aan een ander schade en letsel had toegebracht. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer, die zwaar lichamelijk letsel had opgelopen bij het ongeval, alsook de passagier van zijn eigen voertuig, die eveneens aanzienlijk letsel in de vorm van een hersenschudding, een gebroken staartbeen, een gebroken schaambekken en een gebroken hak had, in hulpeloze toestand achtergelaten. Bij zijn aanhouding weigerde verdachte wederom zijn medewerking te verlenen aan de ademanalyse.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn aanzienlijk geweest. Hij heeft zwaar letsel opgelopen, waaronder 3 gebroken ruggenwervels, een longembolie, zware hersenschudding en kneuzingen, en heeft een operatie moeten ondergaan, waarbij zijn milt is verwijderd. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven doordrongen te zijn van de ernst van die verwondingen die hij aan de heer [slachtoffer 4] heeft toegevoegd. Integendeel. Verdachte heeft zich ter terechtzitting met name gepresenteerd als slachtoffer.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten en zijn opstelling zeer zwaar aan. Iedere verkeersdeelnemer dient zijn verantwoordelijkheid te nemen wanneer hij op enigerlei wijze betrokken is bij een ongeval. Op zijn minst dient een verkeersdeelnemer zijn identiteit kenbaar maken ten behoeve van de afwikkeling van eventuele schade. Dat heeft de verdachte echter niet gedaan. Hij heeft de verkeersveiligheid op een onacceptabele wijze in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemers ernstig veronachtzaamd, waarna hij de benen nam. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij van het ongeval is weggelopen zonder op de hulpdiensten te wachten en het slachtoffer van de andere personenauto, alsmede de inzittende in zijn auto, aan hun lot heeft overgelaten. Aanvankelijk probeerde hij de politie ook nog op een dwaalspoor te zetten door een verhaal te verzinnen waarom hij gewond was en te ontkennen dat hij iets met het ongeluk te maken had. Pas nadat DNA-onderzoek had aangetoond dat het verdachte was die moest hebben gereden, bekende verdachte dat hij de bestuurder was geweest.
De feiten rechtvaardigen een zware straf. De rechtbank ziet geen omstandigheden die zij in het voordeel van verdachte zou moeten meewegen. Het verzoek van de raadsman om ten voordele van verdachte rekening te houden met het gegeven dat verdachte niet voldoende bij bewustzijn was toen hij de strafbare feiten (met parketnummer 03/025880-17) pleegde nu hij voor korte duur bewusteloos was, acht de rechtbank op basis van het dossier niet aannemelijk geworden. Integendeel, de rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan en dat hij op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in de laakbaarheid van zijn handelen. Voor deze ernstige feiten is de rechtbank, evenals de officier van justitie, dan ook van oordeel dat geen andere dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met het feit dat de verdachte een omvangrijk strafblad heeft en reeds eerder voor belediging en bedreiging van ambtenaren is veroordeeld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 6 van de WVW. De categorie die de rechtbank in het onderhavige geval het beste vindt passen, is de categorie ‘zeer hoge mate van schuld’. Nu in het onderhavige geval sprake is van strafverzwarende omstandigheden in de zin van artikel 6 WVW, te weten ernstige overschrijding van de maximumsnelheid en weigering van alcoholonderzoek, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het oriëntatiepunt behorende bij een alcoholgehalte van > 570 µg/l. Die oriëntatiepunten nemen in het geval van een zeer hoge mate van schuld, bij een alcoholgehalte hoger dan 570 µg/l en met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, als uitgangspunt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaar. Dit feit is echter niet het enige feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 19 april 2019 komt naar voren dat het recidiverisico, alsmede de kans op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering acht behandeling van verdachte en begeleiding bij het structuren en stabiliseren van het leven van verdachte geïndiceerd. Verdachte echter heeft duidelijk gemaakt dat hij wel contact wil houden met de reclassering, maar dat hij daarbij zelf wil bepalen welke inhoud hij aan dat toezicht geeft. Daarmee miskent de verdachte dat het niet aan hem is om de intensiteit, omvang en duur van het reclasseringstoezicht vorm te geven. Gelet op deze omstandigheid en op de minimale motivatie voor gedragsverandering van verdachte, zijn ambivalente houding ten opzichte van de hulpverlening en het stagneren van eerdere hulpverleningscontacten, zoals blijkt uit genoemd reclasseringsrapport, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf, met oplegging van bijzondere voorwaarden, aan verdachte op te leggen.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Ter zake van de onder feit 5 bewezenverklaarde overtreding onder parketnummer 03/025880-17 zal de rechtbank aan de verdachte een geldboete van € 430,-, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis, opleggen.
Tot slot acht de rechtbank, gezien de aard van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur passend en geëigend. De rechtbank zal met betrekking tot de hoogte aansluiting zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW, zoals hierboven genoemd. Nu verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het tweemaal verlaten van de plaats van het ongeval, het rijden zonder rijbewijs en het tweemaal weigeren van de ademanalyse, zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 5 jaar.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen 2 tot en met 13, alsmede de in beslag genomen personenauto van verdachte, merk Seat type Ibiza, met kenteken [kenteken 2] , moeten worden verbeurdverklaard. Genoemd voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien het voorwerpen betreffen, waarmee feit 1 onder parketnummer 03/182494-17 is begaan.
De rechtbank zal tenslotte de teruggave gelasten aan de verdachte van het hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen voorwerp 1.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 03/080979-15
Bij vonnis van 12 november 2015 heeft de politierechter de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Bij schriftelijke vordering van 26 maart 2019 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer 03/025880-17.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen, nu bij vonnis van 28 november 2018 door de politierechter reeds de tenuitvoerlegging is gelast van
de voorwaardelijk opgelegde straf.
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Hoewel de beslissing nog niet onherroepelijk is, zal de verdediging afzien van hoger beroep.
Gelet op de beslissing tot tenuitvoerlegging van 28 november 2018 zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Parketnummer 03/700630-14
Bij vonnis van 19 december 2014 heeft de politierechter de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van twee jaar.
Bij schriftelijke vordering van 26 maart 2019 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer 03/025880-17.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen, nu bij vonnis van 28 november 2018 door de politierechter reeds de tenuitvoerlegging is gelast van
de voorwaardelijk opgelegde straf.
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Hoewel de beslissing nog niet onherroepelijk is, zal de verdediging afzien van hoger beroep.
Gelet op de beslissing tot tenuitvoerlegging van 28 november 2018 zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57, 62, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 163, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 03/025880-17 en 1, 2 en 3 onder parketnummer 03/182494-17 tot een
  • veroordeelde de verdachte voor feit 5 onder parketnummer 03/025880-17 tot een

Ontzegging van de rijbevoegdheid

- veroordeelt de verdachte voor de feiten 3 en 4 onder parketnummer 03/025880-17 en 1, 2 en 3 onder parketnummer 03/182494-17 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
5 jaar;

Beslag

- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
2. 1 STK Onderdeel van
3. 1 STK Onderdeel van
4. 1 STK Dashboard
5. 1 STK Dashboard
6. 1 STK Stof
7. 1 STK Onderdeel van
8. 1 STK Onderdeel van
9. 1 STK Onderdeel van
10. 1 STK Boordcomputer
11. 1 STK Onderdeel van
12. 2 STK Achterlicht
13. 2 STK Achterlicht1
1 personenauto (kenteken [kenteken 2] , goednummer : PL2300-2017103295-956345)
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
1. 1 STK Pet.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
-
wijst de vorderingen tot tenuitvoerleggingmet parketnummers 03/080979-15 en 03/700630-14
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M. Driever, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2019.
Buiten staat
Mr. J. Zijlstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
parketnummer 03/025880-17
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 1] (hoofdagent, politie Eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 2] (brigadier, politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Jullie zijn honden" en/of "jullie kunnen me pijpen" en/of "jullie zijn flikkers" en/of "ik neuk jullie" en/of vuile flikkers homo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.hij op of omstreeks 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;

4.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Maastricht op/aan President Rooseveltlaan, op of omstreeks 2 oktober 2016 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht;
5
hij op of omstreeks 2 oktober 2016, in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft
geredenop de weg, President Rooseveltlaan,
zonderdat aan hem door de daartoebevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijswas afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

Parketnummer 03/182494-17

1.hij op of omstreeks 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Terblijterweg (komende uit de richting van De Geusselt) en gekomen bij de kruising van die Terblijterweg met de Oostermaasweg en de Discusworp, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, na het gebruik van alcoholhoudende drank althans terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, met genoemd motorrijtuig, als beginnend bestuurder, heeft gereden met een minimale snelheid van tenminste 120 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie terplaatse te hoge snelheid en/of (vervolgens) in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over de Oostermaasweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, zijnde de personenauto van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl hij, verdachte, na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163 tweede en/of zesde lid van de Wegenverkeerswet 1994;

subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
a.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanig invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof- de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
b.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Terblijterweg (komende uit de richting van De Geusselt) en gekomen bij de kruising van die Terblijterweg met de Oostermaasweg en de Discusworp, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, met genoemd motorrijtuig, als beginnend bestuurder, zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig heeft gereden met een minimale snelheid van tenminste 120 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie terplaatse te hoge snelheid en/of (vervolgens) in strijd met voor hem, verdachte, geldend, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over de Oostermaasweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, door welke gedragingen van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Maastricht op/aan de Terblijterweg, op of omstreeks 27 juni 2017, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 4] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.

Voetnoten

3.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Maastricht opgemaakte (digitale) proces-verbaal, genummerd PL2300-2016182472 d.d. 3 november 2016 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
4.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 2 oktober 2016.
5.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 16 oktober 2016.
6.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 2 oktober 2016.
7.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] d.d. 2 oktober 2016.
8.Proces-verbaal rijden onder invloed opgemaakt door verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] d.d. 2 oktober 2016.
9.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 2 oktober 2016; proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 oktober 2016.
10.Het geschrift, inhoudende een uitdraai uit het CRB, d.d. 2 oktober 2016.
11.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 2 oktober 2016.
12.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [getuige 2] d.d. 2 oktober 2016.
13.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [getuige 1] d.d. 2 oktober 2016.
14.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 2 oktober 2016 te 14:02 uur.
15.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer opgemaakte (digitale) proces-verbaal, genummerd PL2300-2017103295 d.d. 5 februari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 313 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
16.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 5 februari 2018, p. 3-13.
17.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 5 februari 2018, p. 5.
18.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 28 november 2017, p. 55-91.
19.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 4] d.d. 4 december 2017, p. 30-34.
20.Het geschrift, inhoudende medische informatie van het Maastricht UMC+, d.d. 14 december 2017, p. 37.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 27 juni 2017, p. 38-39.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 11 augustus 2017, p. 44-51.
23.vlg. HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2414.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 augustus, p. 44-51.
26.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 juni 2017, p. 20-22.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 augustus, p. 44-51.
28.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 juni 2018, p. 20-22.