ECLI:NL:RBLIM:2019:11677

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
C.03 / 269606 / HARK 19-216
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van stichtingsbestuur en benoeming interim-bestuurders in verband met wanbeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 december 2019 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek ex artikel 2:298 BW, waarin verzoekers, bestaande uit twee personen en de watersportvereniging "De Mookse Plassen", het ontslag van het bestuur van de stichting Waterrecreatie De Driesen hebben verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige meningsverschillen en verstoorde verhoudingen zijn ontstaan tussen de stichting en de verzoekers, die onder andere de jachthaven aan de Mookse plas beheren en exploiteren. De rechtbank oordeelt dat nader onderzoek naar het handelen van het bestuur noodzakelijk is om te bepalen of er sprake is van wanbeheer. Totdat dit onderzoek is afgerond, heeft de rechtbank besloten het stichtingsbestuur te schorsen en interim-bestuurders aan te stellen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de vragen die deze deskundige moet beantwoorden. De schorsingen en benoemingen van de interim-bestuurders gaan in op 1 februari 2020 en zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rekestnummer: C/03/269606 / HA RK 19-216
Beschikking van 18 december 2019
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

wonende te [woonplaats verzoekers sub 1 en 2] ,
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats verzoekers sub 1 en 2] ,
3. de vereniging
WATERSPORTVERENIGING "DE MOOKSE PLASSEN",
gevestigd te Weurt,
verzoekers,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage,
tegen
1. de stichting
STICHTING WATERRECREATIE DE DRIESEN,
gevestigd te Middelaar,
verweerster,
2.
[verweerder sub 2],
wonende te [woonplaats verweerders sub 2 en 6] ,
verweerder,
3.
[verweerder sub 3],
wonende te [woonplaats verweerders sub 3 t/m 5] ,
verweerster,
4.
[verweerder sub 4],
wonende te [woonplaats verweerders sub 3 t/m 5] ,
belanghebbende,
verweerder,
5.
[verweerder sub 5],
wonende te [woonplaats verweerders sub 3 t/m 5] ,
verweerder,
verschenen in persoon,
6.
[verweerder sub 6],
wonende te [woonplaats verweerders sub 2 en 6] ,
verweerder,
advocaat van verweerders 1, 2, 3, 4 en 6: mr. W.G.A. van Hoogstraten te Beuningen Gld.
[verzoeker sub 1] , [verzoeker sub 2] en de watersportvereniging zullen hierna gezamenlijk als verzoekers en afzonderlijk, zoals hierboven genoemd, worden aangeduid. Voor verweerders geldt mutatis mutandis hetzelfde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift;
  • bij mailbericht van 15 oktober 2019 heeft mr. Libosan aan de rechtbank en de wederpartij de bereidverklaringen van de (interim)bestuursleden toezonden;
  • bij schrijven van 18 november 2019 heeft mr. Libosan aan de rechtbank en de wederpartij productie 37 toegezonden;
  • bij schrijven van 15 en 18 november 2019 heeft mr. Van Hoogstraten een tweetal producties aan de rechtbank en de wederpartij doen toekomen;
  • de mondelinge behandeling;
  • het door mr. Van Hoogstraten bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde verweerschrift tevens houdende een (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoekschrift strekt - kort gezegd -
primairtot de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting Waterrecreatie “De Driesen” (hierna: de stichting) en
subsidiair(1) bij wijze van voorlopige voorziening tot schorsing van de zittende bestuurders en benoeming van interim-bestuurders dan wel (2) tot ontslag van de zittende bestuurders en benoeming van de voorgestelde bestuurders, een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift, kosten rechtens.
2.2.
Verweerders zijn van mening dat verzoekers in hun verzoeken niet ontvankelijk behoren te worden verklaard dan wel dat die verzoeken moeten worden afgewezen.
Voorwaardelijk hebben zij verzocht de huidige bestuurders van de stichting te herbenoemen, kosten rechtens. Tegen dit laatste verzoek hebben verzoekers verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
De stichting beheert en exploiteert de jachthaven aan de Mookse plas te Middelaar.
3.1.2.
[verzoeker sub 1] is op grond van een arbeidsovereenkomst met de stichting werkzaam als havenmeester. [verzoeker sub 2] huurt van de stichting het in de jachthaven gelegen restaurant en exploiteert dit. De watersportvereniging is in de jachthaven de enig overgebleven vereniging. Zij gebruikt een groot aantal (vaste) ligplaatsen.
3.1.3.
Tussen enerzijds de stichting en anderzijds [verzoeker sub 1] , [verzoeker sub 2] en de watersportvereniging zijn, zo is ook bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gebleken, ernstige meningsverschillen en verstoorde (arbeids)verhoudingen gerezen omtrent het beheer en de exploitatie van de jachthaven.
3.1.4.
Dat heeft geleid tot de thans aan de rechtbank voorgelegde (tegen)verzoeken
3.2.
Verweerders hebben voor alles een niet ontvankelijkheidsverweer gevoerd.
Dit verweer houdt in dat verzoekers niet als belanghebbenden in de zin van de wet zijn aan te merken. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
3.2.1.
Uit de wet zelf blijkt niet wie als belanghebbenden in de zin van de artikelen 2:298 en 2:299 BW moeten worden aangemerkt. De rechtspraak stelt echter aan het zijn van belanghebbende geen al te strenge eisen. In dit verband wordt verwezen naar ECLI:NL:GHAMS:2015:3059 en ECLI:NL:HR:2016:1464 (Stichting Castle Capital).
In de onderdelen 2.1. tot en met 2.3. van het verzoekschrift hebben verzoekers nader gemotiveerd op welke gronden zij menen als belanghebbenden te kunnen worden aangemerkt. Geoordeeld wordt dat deze ruimschoots toereikend zijn om als belanghebbenden te kunnen worden aangemerkt. Het niet ontvankelijkheidsverweer moet daarom worden gepasseerd.
3.3.
Bij de primair en subsidiair onder 2 geformuleerde verzoeken en het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek gaat het in beginsel om beslissingen ten gronde. Dit in tegenstelling tot het subsidiaire verzoek onder 1, dat te treffen voorlopige voorzieningen bevat. De verzoeken ten gronde en de voorlopige voorzieningen zullen afzonderlijk worden beoordeeld en daarop zal afzonderlijk worden beslist.
3.4.
De verzoeken ten gronde
3.4.1.
Hieraan ligt in de kern ten grondslag dat verzoekers verweerders, voor zover zij nog de kwaliteit van bestuurder bezitten, verwijten te hebben gehandeld in strijd met de wet en de statuten en ook dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan (financieel) wanbeheer.
In het verzoekschrift en ter zitting hebben zij beide gronden nader feitelijk en juridisch onderbouwd, terwijl verweerders de deugdelijkheid daarvan hebben betwist. Verwezen wordt naar het verweerschrift en hetgeen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op dit punt is aangevoerd.
3.4.2.
Hieromtrent wordt het volgende vooropgesteld.
Uit de jurisprudentie blijkt dat aan een geslaagd beroep op de ontslaggronden, zoals neergelegd in artikel 2:298 BW (doen of nalaten in strijd met de wet of de statuten en wanbeheer) relatief hoge eisen worden gesteld. De diffamerende werking van een dergelijk ontslag wordt nog versterkt door het feit dat een door de rechtbank ontslagen bestuurder gedurende een periode van vijf jaar na het ontslag niet meer tot bestuurder van een stichting kan worden benoemd.
3.4.3.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van (evident) onrechtmatig handelen en/of (financieel) wanbeheer aan de zijde van de stichting is, gelet op de over en weer ingenomen stellingen en weren, nader deskundig onderzoek nodig. In afwachting daarvan wordt een beslissing op de verzoeken ten gronde aangehouden. Partijen dienen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de daaraan te stellen vragen. Bij de persoon van de te benoemen deskundige kan bijvoorbeeld worden gedacht een ervaren advocaat dan wel notaris met als specialisatie vennootschaps- en rechtspersonenrecht. Indien partijen het niet eens worden over een te benoemen deskundige dan zal de rechtbank hiertoe bij tussenbeschikking zelf overgaan. Hetzelfde geldt voor de door de deskundige te beantwoorden vragen.
3.4.4.
De te benoemen deskundige zal een begroting maken van het honorarium en kosten voor het samenstellen van het rapport. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om over de hoogte van het voorschot schriftelijk hun mening te geven. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden van deze zaak rechtvaardigen dat iedere partij een even groot deel van het voorschot draagt. Partijen zijn wettelijk verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Deze verplichting zal in de volgende tussenbeschikking nader worden uitgewerkt. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
3.5.
De voorlopige voorzieningen
3.5.1.
Zoals hiervoor aangegeven, zien deze op het subsidiaire verzoek onder 1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de stichting een rechtsgeldig benoemd bestuur heeft en, zo ja, uit welke personen dit bestaat. De beantwoording van deze vraag is mede afhankelijk van het door de te benoemen deskundige in te stellen feitenonderzoek naar de rechtsgeldigheid van de (her)benoeming(en) en het mogelijke ontslag van (een deel van) de bestuurders van de stichting in de afgelopen jaren; dit tegen de achtergrond van hetgeen de statuten daaromtrent bepalen. De op dit punt bestaande onduidelijkheid brengt met zich dat het bestuur van de stichting thans mogelijk als volgt is samengesteld: [verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] , [verweerder sub 4] , [verweerder sub 5] en [verweerder sub 6] .
3.5.2.
Van de gerezen onduidelijkheden en verstoorde verhoudingen valt, zo is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk geworden, de stichting in overwegende mate een verwijt te maken. De stichting heeft bijvoorbeeld nagelaten deugdelijke notulen op te maken en zij is, ondanks uitdrukkelijke uitnodigingen daartoe van verzoekers, herhaald niet ingegaan op verzoeken tot overleg. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk om in afwachting van het te gelasten deskundigenonderzoek, de gerezen patstelling tussen partijen en het feit dat de jachthaven in de tussentijd wel dient te worden beheerd en geëxploiteerd, over te gaan tot schorsing van voormelde bestuurders; een en ander uitgaande van de veronderstelling dat zij tot op heden als zodanig rechtsgeldig zijn benoemd. Tegelijkertijd zullen interim-bestuurders door de rechtbank worden benoemd. Daarbij zal het voorstel van verzoekers worden gevolgd. Verweerders hebben noch tegen de persoon noch tegen de geschiktheid van de voorgestelde interim-bestuurders inhoudelijk verweer gevoerd. Het betreffen [voorgestelde interim-bestuurder sub 1] , [voorgestelde interim-bestuurder sub 2] en [voorgestelde interim-bestuurder sub 3] .
Ter zitting is aan de orde geweest dat een bestuurslidmaatschap van de stichting en een (bestuurs)lidmaatschap van de watersportvereniging kan leiden tot belangenverstrengeling. Daarop is door verzoekers toegezegd dat de aspirant interim-bestuurders, voor zover zij (bestuurs)lid zijn van de watersportvereniging, dit tijdig zullen opzeggen.
3.5.3.
Van de te benoemen interim-bestuurders wordt verwacht dat zij voor de duur van hun benoeming terughoudend gebruik zullen maken van de bevoegdheden, die de wet en statuten aan hen toekennen. Voormelde tijdelijke schorsingen en benoemingen zullen moeten worden ingeschreven in het handelsregister overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:302 BW. Teneinde een deugdelijke (voorlopige) overdracht van verantwoordelijkheden en bevoegdheden mogelijk te maken, zal worden bepaald dat de bestuurswisseling plaats dient te vinden op 1 februari 2020. Voormelde beslissingen zullen, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank
in de primair en subsidiair onder 2 ten gronde geformuleerde verzoeken en het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek
stelt verzoekers en verweerders in de gelegenheid zich uiterlijk op 31 januari 2020 schriftelijk uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de daaraan te stellen vragen;
houdt iedere verdere beslissing, waaronder begrepen die omtrent de proceskosten, aan.
in het subsidiair onder 1 geformuleerde verzoek strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen
schorst, voor zoveel nodig, bij wege van voorlopige voorziening de bestuurders van de stichting Waterrecreatie “De Driesen”, zijnde [verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] , [verweerder sub 4] , [verweerder sub 5] en [verweerder sub 6] ;
benoemt bij wege van voorlopige voorziening tot interim-bestuurders van de stichting Waterrecreatie “De Driesen”, zijnde [voorgestelde interim-bestuurder sub 1] , [voorgestelde interim-bestuurder sub 2] en [voorgestelde interim-bestuurder sub 3] ;
bepaalt dat de schorsingen van de huidige bestuurders en de benoemingen van de interim-bestuurders ingaan op 1 februari 2020 en in ieder geval voortduren totdat de beschikking betreffende de primair en subsidiair onder 2 geformuleerde verzoeken en het voorwaardelijk tegenverzoek in kracht van gewijsde is gegaan;
verklaart deze schorsingen en benoemingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst, voor zover betrekking hebbend op de gevraagde voorlopige voorzieningen, het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MD