ECLI:NL:RBLIM:2019:10735

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2737
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanmelding als wanbetaler door zorgverzekeraar en terugdraaiing door CAK

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de aanmelding als wanbetaler door haar zorgverzekeraar, FBTO Zorgverzekeringen N.V., bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De aanmelding vond plaats op 16 juli 2018, omdat eiseres gedurende tenminste een half jaar haar zorgpremie niet had betaald. Het CAK heeft vervolgens bij besluit van 20 juli 2018 bepaald dat eiseres vanaf augustus 2018 een bestuursrechtelijke premie van € 136,67 per maand verschuldigd is. Echter, op 3 augustus 2018 heeft de zorgverzekeraar eiseres afgemeld als wanbetaler, wat betekent dat de inhouding van de premie op haar bijstandsuitkering moest worden stopgezet.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar het CAK heeft in het bestreden besluit van 9 oktober 2018 het bezwaar deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang heeft bij het beroep, aangezien het primaire besluit inmiddels was teruggedraaid door de afmelding van de zorgverzekeraar. Tijdens de zitting heeft eiseres verklaard dat zij de procedure puur uit protest heeft aangespannen, om aandacht te vragen voor de situatie van kwetsbare mensen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen belang meer is bij de beoordeling van het beroep, omdat de gevolgen van het primaire besluit volledig zijn teruggedraaid. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat het CAK het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, omdat het CAK in het bestreden besluit niet heeft onderkend dat het primaire besluit niet meer van toepassing was. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat eiseres contact moet opnemen met haar zorgverzekeraar als zij het niet eens is met de aan- of afmelding als wanbetaler.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 18/2737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2019 in de zaak tussen

[Naam], te [woonplaats], eiseres

en

het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. S.S. Lalmohamed).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf augustus 2018 een bestuursrechtelijke premie dient te betalen.
Bij besluit van 9 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels niet-ontvankelijk een voor het overige ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2019.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Zorgverzekeraar FBTO Zorgverzekeringen N.V. (FBTO) heeft op 16 juli 2018 eiseres bij het CAK, verder verweerder, aangemeld als wanbetaler omdat eiseres gedurende tenminste een half jaar de aan de zorgverzekeraar verschuldigde nominale premie niet heeft voldaan.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit aan eiseres medegedeeld dat zij door haar zorgverzekeraar op 16 juli 2018 is aangemeld als wanbetaler en dat zij vanaf 1 augustus 2018 een verhoogde premie, een zogenoemde bestuursrechtelijke premie, van € 136,67 per maand verschuldigd is. Verweerder heeft verder uitleg gegeven op welke wijze de bestuursrechtelijke premie zal worden geïnd, namelijk door inhouding van de bestuursrechtelijke premie op de bijstandsuitkering die eiseres van de gemeente Sittard-Geleen ontvangt. Verweerder heeft bij brief van 20 juli 2018 aan de gemeente laten weten
dat de gemeente de bestuursrechtelijke premie dient in te houden op het inkomen van eiseres en aan het CAK moet afdragen.
3. Bij brief van 3 augustus 2018 heeft verweerder aan de gemeente laten weten dat de zorgverzekeraar eiseres heeft afgemeld bij verweerder. Dit betekent dat de gemeente moet stoppen met de inhouding van de maandelijkse bestuursrechtelijke premie met ingang van
1 augustus 2018.
4. Eiseres heeft op 30 juli 2018 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat
de bezwaren van eiseres tegen de aanmelding als wanbetaler, tegen het feit dat zij bestuursrechtelijke premie moet betalen en tegen de hoogte van de bestuursrechtelijke premie niet ontvankelijk zijn omdat tegen deze aspecten op grond van het bepaalde in artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, van bijlage 2 bij de Awb geen bezwaar mogelijk is.
Het bezwaar van eiseres tegen de wijze waarop zij de bestuursrechtelijke premie moet betalen, namelijk door middel van inhouding op haar inkomen, is ongegrond omdat sprake is van een geschikt inkomen, dat wil zeggen een inkomen dat hoog genoeg is om op in te kunnen houden.
Verder heeft verweerder geen inzage in de administratie van de zorgverzekeraar en moet daarom uitgaan van de gegevens die de zorgverzekeraar doorgeeft. Als zij het niet eens is met de aan- of afmelding als wanbetaler, dan moet zij contact opnemen met de zorgverzekeraar.
5. Eiseres heeft in beroep verwezen naar het vonnis van de rechtbank Den Haag van
18 april 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4819
.Eiseres brengt verder naar voren dat zij op
30 oktober 2018 het CAK, FBTO en LAVG heeft gedagvaard en gesommeerd tot Cessie van akte en ter verschijning. Er is geen sprake van een contractuele verbintenis tussen eiseres en verweerder en als dat wordt vastgesteld dan is eiseres wederrechtelijk bedreigd, belaagd en is sprake van een onrechtmatige beslaglegging. De eisen van FBTO en verweerder zijn onrechtmatig. Er is sprake van dwaling, misbruik van procesrecht en onrechtmatige dwang, van strafbare feiten.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. Het primaire besluit is achterhaald door de brief van 3 augustus 2018. De gevolgen van de brief van 20 juli 2018 (het primaire besluit) zijn volledig teruggedraaid met het besluit van 3 augustus 2018. Ook verweerder heeft dit niet onderkend in de besluitvorming. Desgevraagd verklaarden beide partijen ter zitting dat er inderdaad geen belang meer is bij een beoordeling van dit beroep. Eiseres erkende dat zij niets heeft te winnen bij deze procedure. Zij voert deze procedure puur uit protest voor mensen die kwetsbaar zijn en die niet weten hoe ze nog moeten leven. Verder verklaarde eiseres dat zij na augustus 2018 weer opnieuw is aangemeld als wanbetaler.
8. De rechtbank overweegt over hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht als volgt. De bestuursrechter is in dit soort zaken alleen bevoegd als er een besluit voorligt. In deze zaak is de rechtbank bevoegd over het bestreden besluit te oordelen. Dat eiseres opnieuw als wanbetaler is aangemerkt, kan de rechtbank in deze procedure niet beoordelen.
9. Tijdens de behandeling ter zitting is uitgebreid gesproken over de gevolgen voor eiseres dat zij meermaals is aangemerkt als wanbetaler. Eiseres heeft verklaard dat het voor haar onmogelijk was en nog steeds is om inzicht te krijgen in haar schulden. Volgens eiseres is zij volstrekt ten onrechte aangemerkt als wanbetaler. Tijdens de zitting heeft verweerder erkend dat het heel lastig kan zijn voor mensen zoals eiseres om te weten waar men aan toe is. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van verweerder. Verweerder heeft aan eiseres geadviseerd zich te wenden tot haar zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar is verplicht om inzicht te geven in de vorderingen op eiseres. Het wettelijke systeem is zodanig ingericht dat verweerder dient af te gaan op de aanmelding door de zorgverzekeraar.
10. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
11. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt. Dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder het primaire besluit bij brief van 3 augustus 2018 heeft ‘teruggedraaid’, heeft verweerder immers niet onderkend in het bestreden besluit. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van L. Wingens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 29 november 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.