In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de aanmelding als wanbetaler door haar zorgverzekeraar, FBTO Zorgverzekeringen N.V., bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De aanmelding vond plaats op 16 juli 2018, omdat eiseres gedurende tenminste een half jaar haar zorgpremie niet had betaald. Het CAK heeft vervolgens bij besluit van 20 juli 2018 bepaald dat eiseres vanaf augustus 2018 een bestuursrechtelijke premie van € 136,67 per maand verschuldigd is. Echter, op 3 augustus 2018 heeft de zorgverzekeraar eiseres afgemeld als wanbetaler, wat betekent dat de inhouding van de premie op haar bijstandsuitkering moest worden stopgezet.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar het CAK heeft in het bestreden besluit van 9 oktober 2018 het bezwaar deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang heeft bij het beroep, aangezien het primaire besluit inmiddels was teruggedraaid door de afmelding van de zorgverzekeraar. Tijdens de zitting heeft eiseres verklaard dat zij de procedure puur uit protest heeft aangespannen, om aandacht te vragen voor de situatie van kwetsbare mensen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen belang meer is bij de beoordeling van het beroep, omdat de gevolgen van het primaire besluit volledig zijn teruggedraaid. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat het CAK het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, omdat het CAK in het bestreden besluit niet heeft onderkend dat het primaire besluit niet meer van toepassing was. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat eiseres contact moet opnemen met haar zorgverzekeraar als zij het niet eens is met de aan- of afmelding als wanbetaler.