ECLI:NL:RBLIM:2018:9746

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1539
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk strafontslag wegens plichtsverzuim en niet-nakomen van financiële verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag van eiseres, opgelegd door de Staatssecretaris van Financiën. Eiseres had eerder een voorwaardelijk strafontslag gekregen vanwege het niet nakomen van financiële en fiscale verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat eiseres opnieuw in de fout is gegaan door niet te melden dat er opnieuw loonbeslag op haar salaris was gelegd, wat wordt aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. De rechtbank stelt vast dat de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag zijn vervuld, aangezien eiseres zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die aan haar zijn opgelegd. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn, zoals gezondheidsklachten en betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om van de tenuitvoerlegging af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB/ROE 18/1539

Uitspraak van de meervoudige kamer van 11 oktober 2018 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.G.M.M. van Montfort),
en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. drs. A.K. Eisma en mr. S.W. te Selle).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2018 (het primaire besluit) is verweerder overgegaan tot tenuitvoerlegging van de aan eiseres bij besluit van 14 maart 2017 opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag.
Bij besluit van 25 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij besluit van 14 maart 2017 is aan eiseres een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van drie jaar opgelegd vanwege het niet nakomen van financiële en fiscale verplichtingen. Dit is bij besluit op bezwaar van 20 oktober 2017 gehandhaafd. Voor de overige feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar de uitspraak van heden in de zaak AWB/ROE 17/3947; in deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
2. Op 17 juli 2017 en 28 augustus 2017 is (in opdracht van de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraar Groep respectievelijk het Centraal Justitieel Incassobureau) opnieuw beslag op het loon van eiseres gelegd. Eiseres heeft, ondanks dat zij hierop in eerdere gesprekken (en disciplinaire trajecten) is gewezen, haar leidinggevende niet geïnformeerd over de nieuwe loonbeslagen.
3. Verweerder heeft eiseres uitgenodigd voor een gesprek over de gelegde loonbeslagen. Op 4 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij eiseres niet is verschenen maar zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
4. Bij brief van 30 oktober 2017 is eiseres in kennis gesteld van de tenlastelegging plichtsverzuim. Hierin is opgenomen dat wederom sprake is van loonbeslagen en dat eiseres haar leidinggevende hierover niet geïnformeerd heeft. Eiseres is in de gelegenheid gesteld schriftelijk verantwoording af te leggen. Eiseres heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Tevens is eiseres bij besluit van dezelfde datum geschorst en is haar de toegang tot de dienstgebouwen en het werk ontzegd.
5. Bij brief van 15 december 2017 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen tot tenuitvoerlegging van het bij besluit van 14 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke ontslag. Eiseres is in de gelegenheid gesteld haar zienswijzen kenbaar te maken. Eiseres heeft haar (schriftelijke) zienswijze tegen het voornemen op 3 januari 2018 kenbaar gemaakt.
6. Bij het primaire besluit is verweerder overgegaan tot tenuitvoerlegging van het bij besluit van 14 maart 2017 voorwaardelijk opgelegde ontslag. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan eiseres is wederom ten laste gelegd dat zij haar financiële verplichtingen niet is nagekomen nu op 17 juli 2017 en 28 augustus 2017 opnieuw beslag op het loon van eiseres is gelegd. Eiseres heeft, ondanks verschillende waarschuwingen, nagelaten haar leidinggevende hierover te informeren. Er is sprake van een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor eiseres op 14 maart 2017 is bestraft. Voortzetting van het dienstverband kan in redelijkheid niet meer van verweerder worden verlangd. Van bijzondere omstandigheden is verweerder niet gebleken.
8. Eiseres voert in beroep aan dat er meerdere redenen zijn om af te zien van ontslag. Eiseres erkent dat zij werd geconfronteerd met een tweetal loonbeslagen. Eiseres heeft deze echter direct betaald, hetgeen in haar voordeel dient te worden uitgelegd. Volgens eiseres spant zij zich hiermee in om een nieuw plichtsverzuim te voorkomen. Er was al sprake van een schuldenpositie. Eiseres betwist dat het plichtsverzuim haar kan worden toegerekend.
Verweerder heeft weliswaar gesprekken gevoerd maar is niet bereid geweest om hulp te bieden in de vorm van financiering waarmee de problematiek in één keer zou zijn opgelost. Er zijn bijzondere omstandigheden omdat er geen sprake is van betalingsonwil maar van betalingsonmacht. De geschetste gezondheidsklachten en persoonlijke omstandigheden zijn bijzondere omstandigheden, temeer omdat het niet-nakomen van haar financiële verplichtingen en het voortduren van de schuldensituatie een enorme stress met zich meebrengt. Eiseres en haar echtgenoot hebben zich voor 100% ingezet om de financiële problemen het hoofd te bieden. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is verweerders handelen onaanvaardbaar, aldus eiseres.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT2637 en 8 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8508) moet bij de toetsing van een besluit tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag beoordeeld worden of het gepleegde plichtsverzuim uitvoering van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf rechtvaardigt. Naast die beoordeling is er geen plaats meer voor een evenredigheidstoetsing. Beoordeeld moet dus worden of de gestelde voorwaarde voor de tenuitvoerlegging is vervuld, en zo ja, of de voor die tenuitvoerlegging in aanmerking te nemen belangen zijn afgewogen en of in redelijkheid tot die tenuitvoerlegging kon worden gekomen. Gezien het karakter van een besluit tot tenuitvoerlegging is deze belangenafweging van beperkte betekenis. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan van een bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van tenuitvoerlegging in een geval waarin de voorwaarde voor die tenuitvoerlegging is vervuld.
11. Bij het voorwaardelijk strafontslag is bepaald dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd indien eiseres zich gedurende een periode van drie jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk of enig ander ernstig plichtsverzuim. Vast staat dat binnen deze periode van drie jaar wederom beslag is gelegd op het loon van eiseres en zij dit niet bij haar leidinggevende heeft gemeld. Eiseres stelt weliswaar dat zij de schuld direct daarna heeft betaald, maar staan blijft dat zij het loonbeslag en daarmee nieuw plichtsverzuim niet heeft voorkomen. Eiseres heeft zichzelf opnieuw in deze situatie gebracht, hetgeen haar kan worden aangerekend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit terecht heeft gekwalificeerd als soortgelijk ernstig plichtsverzuim. Daarbij wordt verweerder gevolgd in zijn opvatting dat hoge eisen aan medewerkers van de Belastingdienst worden gesteld in het kader van integriteit en betrouwbaarheid. Deze eisen hebben ook betrekking op het nakomen van financiële verplichtingen. Ambtenaren van de Belastingdienst dienen - nog meer dan anderen - de op hen rustende financiële verplichtingen volledig en nauwgezet na te komen.
12. Voorgaande brengt mee dat de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van ontslag zijn vervuld. Er bestaat geen grond om het niet nakomen van financiële verplichtingen door eiseres niet aan te merken als plichtsverzuim. Ook het niet melden van de loonbeslagen bij de leidinggevende dient als plichtsverzuim te worden aangemerkt. Voor hetgeen eiseres voorts nog heeft aangevoerd verwijst de rechtbank naar de uitspraak van heden in de zaak met zaaknummer: AWB/ROE 17/3947. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de gevolgen van het ontslag voor zowel haar financiële situatie als voor haar welbevinden is naar het oordeel van de rechtbank, mede in het licht van de voorgeschiedenis, niet zodanig dat verweerder om die reden niet tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag had kunnen komen.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens (voorzitter), mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. P.H. Broier, leden, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 oktober 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.