Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is sinds 1 maart 2007 in dienst als Physician Assistent (hierna: PA) bij [afdeling A] bij het Academisch Ziekenhuis Maastricht (azM). Eiseres heeft zich in 2007 en 2009 voor langere periodes ziek gemeld wegens psychische klachten en (over)belasting vanwege combinatie werk, opleiding en privé-situatie. Eiseres heeft in juni 2012 gesolliciteerd naar een functie van PA [afdeling B] . Met ingang van 1 februari 2013 is zij voor de duur van één jaar, tot
1 februari 2014, geplaatst binnen [afdeling B] . Hierbij is een terugkeergarantie toegezegd. Gelet op gesprekken, ziekmelding en aangeven van eiseres dat zij de functie niet meer trekt, is door eiseres vervolgens gebruik gemaakt van de terugkeergarantie naar [afdeling A] . Voorwaarde voor de terugkeer naar [afdeling A] was dat eiseres de volledige en volwaardige functie van PA zou vervullen, ook in de kliniek. Vervolgens is om deze reden gestart met een beoordelingstraject. Dit beoordelingstraject werd in november 2014 positief afgerond. Wel is bezorgdheid en/of twijfel blijven bestaan over de houdbaarheid van de huidige situatie. Eiseres heeft tegen deze beoordeling geen bezwaar gemaakt.
Op 23 april 2015 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld met psychische (werkgerelateerde) klachten. Eiseres heeft tijdens een voortgangsgesprek op 21 mei 2015 uitgesproken dat zij zich niet veilig voelt en dat zij in de huidige organisatiestructuur van [afdeling A] niet langer kan blijven werken. Aan de kant van verweerder is duidelijk gemaakt dat de inzet en kwaliteiten van eiseres wel degelijk van toegevoegde waarde zijn voor de afdeling en er vanuit [afdeling A] geen reden is de samenwerking met eiseres te beëindigen. Aan eiseres is één week bedenktijd geboden ten aanzien van haar besluit buiten [afdeling A] verder te willen. Eiseres heeft het verslag van dit gesprek voor gezien getekend. Op 28 mei 2015 heeft wederom een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Eiseres heeft hierbij aangegeven dat de structuur van [afdeling A] haar niet langer past en dat de bedrijfsarts haar adviseert te stoppen met werken bij [afdeling A] . Eiseres heeft tijdens dit gesprek beaamd dat de rek eruit is en dat voortzetting van de re-integratiegesprekken weinig zin heeft. Eiseres heeft het verslag van dit gesprek voor gezien getekend. Op 11 juni 2015 en 18 juni 2015 hebben vervolgens nog gesprekken met eiseres plaatsgevonden. Wederom is door eiseres aangegeven dat de structuur van [afdeling A] niet meer bij haar past. Zowel de-integratie als de herplaatsing zullen worden gericht op inzet buiten [afdeling A] .
2. Bij het primaire besluit I heeft verweerder eiseres met ingang van 1 juli 2015, mede op verzoek van eiseres, aangemeld als herplaatsingskandidaat en eiseres geplaatst in het mobiliteitscentrum voor de duur van één jaar. De herplaatsing is niet vanuit arbeidsongeschiktheid. Vanaf 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016 wordt gezocht naar een passende functie voor eiseres binnen of buiten het azM. Verweerder heeft hierbij tevens meegedeeld dat wanneer het herplaatsingstraject binnen een jaar niet leidt tot het vinden van een passende functie binnen of buiten het azM, een vaststellingsovereenkomst en een ontslagbesluit worden opgesteld. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie Algemene wet bestuursrecht (Awb) azM (hierna: commissie) van 24 november 2015, ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat terecht van eiseres is verlangd dat zij na terugkeer binnen [afdeling A] de functie van PA volledig en volwaardig diende te vervullen. Verder stelt verweerder dat eiseres reeds vanaf haar benoeming in de functie van PA veel moeite heeft met een volwaardige uitoefening van deze functie. Na terugkeer bij [afdeling A] zal eiseres er dan ook niet in slagen om de functie structureel volledig en volwaardig uit te oefenen. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de door haar genoemde wijzigingen betreffende de structuur, bezetting en management van de afdeling van invloed zijn op het volledig en volwaardig kunnen invullen van de functie van PA door haar.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij nooit op eigen verzoek heeft verzocht om herplaatsing. Eiseres is ten onrechte aangemerkt als herplaatsingskandidaat. Evenmin heeft eiseres na ruim vier maanden aan verweerder aangegeven dat zij niet meer kon of wilde functioneren als PA binnen [afdeling A] . Eiseres heeft slechts aangegeven niet in de toenmalige structuur op de afdeling te kunnen werken. Volgens eiseres blijkt uit de rapportage van de bedrijfsarts van 3 juni 2015 dat de prognose, volledige werkhervatting in eigen functie en werk als PA, is. Het had op de weg van verweerder gelegen navraag te doen bij de betreffende bedrijfsarts of er al dan niet sprake was van een kennelijke verschrijving. Eiseres heeft anders dan in het advies van de commissie is gesteld niet pas in bezwaar de inhoud van de met haar gevoerde gesprekken en beoordelingen betwist. Eiseres verwijst hiervoor naar een emailbericht van 21 november 2014. Eiseres heeft door ondertekening van de beoordelingen slechts te kennen gegeven dat zij van de inhoud daarvan kennis had genomen. Daarmee staat volgens eiseres de inhoud van die beoordelingen niet rechtens vast. De inhoud roept naar het oordeel van eiseres de nodige vraagtekens op. Er is geen rekening gehouden met inconsistenties in de betreffende beoordelingen. Dit klemt te meer nu eiseres in haar gehele carrière (26 jaar [afdeling A] ) nog nooit een negatieve beoordeling heeft gehad. Eiseres mocht na haar terugkeer bij [afdeling A] slechts als PA werkzaam zijn op de verpleegafdeling en mocht binnen [afdeling A] geen andere werkzaamheden (meer) verrichten. De redenen daarvan zijn voor eiseres volstrekt onduidelijk. Er is volgens eiseres genoeg werk voor een PA bij [afdeling A] buiten de verpleegafdeling, ter ondersteuning van de gehele vakgroep en de afdeling. [naam 1], waarnemend afdelingshoofd, wilde van meet af aan de functie van eiseres als PA binnen [afdeling A] beperken. In casus is volgens eiseres dan ook sprake van persoonlijke beweegredenen. Eiseres werd gezien als klokkenluider van de voor patiënten en het personeel onveilige situatie op de afdeling. Verwezen wordt naar het emailbericht van 21 november 2014. In casu zou gesteld kunnen worden dat sprake is van een verstoorde samenwerkingsrelatie en problematiek in onderlinge samenwerking, tussen eiseres en haar afdelingshoofd, [naam 1] . Laatstgenoemde heeft aangestuurd op een wijziging in de arbeidsvoorwaarden van eiseres door haar ten onrechte aan te merken als herplaatsingskandidaat teneinde eiseres “weg te krijgen” bij [afdeling A] . Eiseres verwijst naar het verslag van de hoorzitting van 3 november 2015 van de commissie. Volgens eiseres zijn de wijzigingen in de structuur, bezetting en management van de afdeling van invloed geweest op het volledig en volwaardig functioneren van eiseres als PA. Dit is eveneens het oordeel van de bedrijfsarts.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres zelf in de gesprekken op
21 mei 2015 en 28 mei 2015 heeft aangegeven haar werkzaamheden binnen [afdeling A] niet meer te kunnen uitvoeren. Er is volgens verweerder sprake van een herplaatsing op eigen verzoek. Niet gebleken is dat er sprake is van een onveilige situatie op de afdeling. Het bevreemdt verweerder dat eiseres wil terugkeren naar [afdeling A] . Volgens verweerder is er geen sprake van een kennelijke schrijffout. Uit het gespreksverslag van 28 mei 2015 blijkt eveneens dat het advies van de bedrijfsarts duidelijk is. De stelling dat de functie van PA binnen [afdeling A] ook volledig en volwaardig is te vervullen buiten de verpleegafdeling is niet correct. De werkzaamheden binnen de verpleegafdeling is volgens verweerder de hoofdtaak.
6. Verweerder heeft op 5 juli 2016 het voornemen uitgebracht tot eervol ontslag van eiseres met behoud van werkloosheidsuitkering en bovenwettelijke werkloosheidsregeling met ingang van 1 augustus 2016. Eiseres heeft op 15 juli 2016 hiertegen haar zienswijze ingediend.
7. Bij besluit van 22 juli 2016 (het bestreden besluit II) heeft verweerder aan eiseres eervol ontslag verleend met ingang van 1 augustus 2016. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de aanstelling wordt beëindigd met toepassing van artikel 12.11, eerste lid, sub e, van de CAO UMC (onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de functie). Verweerder is van mening dat nu eiseres zelf heeft aangegeven niet meer te willen werken voor [afdeling A] , de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8882 op eiseres van toepassing is. Verweerder stelt zich subsidiair op het standpunt dat de aanstelling wordt beëindigd met toepassing van artikel 12.12 CAO UMC (ontslag op andere gronden). 8. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Bij brief van
31 augustus 2016 en op voorstel van eiseres heeft verweerder ingestemd met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Awb. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek tot het instellen van rechtstreeks beroep bij brief van 16 januari 2017 gehonoreerd.
9. Eiseres voert tegen het ontslagbesluit aan dat uit het beoordelingsformulier van
31 maart 2014 eenduidig en aantoonbaar blijkt dat eiseres de functie van PA binnen [afdeling A] volledig en volwaardig goed en naar behoren zelfstandig heeft vervuld. Er zijn door verweerder geen verbeterpunten aangedragen. Gedurende de periode van 1 april 2014 tot
24 april 2015 heeft eiseres haar functie naar volle tevredenheid uitgeoefend. Nu eiseres door verweerder niet op haar functioneren is aangesproken, verweerder geen verbeterpunten kenbaar heeft gemaakt, eiseres niet de gelegenheid is geboden dit te verbeteren, noch de vermeende ongeschiktheid is aangetoond aan de hand van gedragingen kan de primaire ontslaggrond volgens eiseres geen stand houden. Verweerder miskent dat volgens artikel 12.11, eerste lid, aanhef en sub e, van de CAO UMC ontslag slechts kan worden verleend anders dan op verzoek van de betrokken ambtenaar. Ook verweerders stelling als zou eiseres zelf om herplaatsing hebben verzocht is aantoonbaar onjuist. Eiseres wil niets liever dan terugkeren in haar voormalige functie, zij het onder nadrukkelijk voorbehoud dat verweerder serieus omgaat met de door haar geuite zorgen betreffende de structuur en de werkwijze binnen [afdeling A] . Een ontslag zoals hier aan de orde kan slechts worden verleend als daaraan een financiële regeling wordt verbonden. Eiseres is van mening dat vaststaat dat verweerder een substantieel en daarmee overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de impasse die tot het ontslag heeft geleid. Eiseres dient in aanmerking te worden gebracht voor een ontslaguitkering ter hoogte van € 83.046,- (bruto). Daarboven dient eiseres in aanmerking te worden gebracht voor een surplus.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Ingevolge artikel 12.11, eerste lid, aanhef en onder e, van de CAO UMC voor zover hier van belang kan de werkgever de medewerker ontslag verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de door hem beklede functie, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. In het derde lid is bepaald dat voordat de werkgever overgaat tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid onder e, hij nagaat of binnen zijn gezagsbereik herplaatsing van de medewerker in een andere mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende functie mogelijk is.
12. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB moet de ongeschiktheid zich uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 maart 2011, ECLI:NL:CRvB:2011:BP8882). De CRvB vervolgt, dat voor ongeschiktheid in deze zin niet steeds vereist is dat de functievervulling van de ambtenaar niet naar behoren is, maar dat ook in gevallen waarin de ambtenaar op grond van persoonlijke motieven waarvoor geen grond is te vinden in objectieve feiten en omstandigheden niet bereid is zijn functie weer te gaan vervullen, van zodanige functieongeschiktheid sprake kan zijn. 13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de opstelling van eiseres, onder meer bij de gesprekken van 21 mei 2015 en 28 mei 2015, waarbij eiseres heeft aangegeven dat de structuur van [afdeling A] haar niet meer past en zij niet meer werkzaam wilde zijn als PA binnen [afdeling A] , heeft kunnen opvatten als het zonder objectiveerbare reden weigeren haar functie te verrichten. Deze opstelling van eiseres leverde grond voor een ongeschiktheidsontslag. Dat eiseres op goede wijze functioneerde, maakt dit niet anders. Weliswaar is er sprake van een korte tijdspanne tussen voornoemde gesprekken, maar de rechtbank stelt vast dat de gespreksverslagen aan eiseres zijn toegestuurd, zij werd bijgestaan door een advocaat en eiseres blijkbaar geen aanleiding heeft gezien op de inhoud hiervan terug te komen. Verweerder kon voorts concluderen dat het bieden van een verbeterkans aan eiseres niet zinvol zou zijn. De rechtbank ziet voorts geen aanwijzingen voor de stelling van eiseres dat iets mis is met de structuur en werkwijze (en veiligheid) op [afdeling A] . Eiseres heeft hiervoor geen enkele onderbouwing gegeven. Verweerder heeft in dit kader ter zitting verwezen naar de verrichte visitaties. Het had op de weg van eiseres gelegen voor haar stelling in elk geval een begin van bewijs te leveren. De hiertegen gerichte beroepsgronden slagen dan ook niet.0
14.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres is aangesteld als herplaatsingskandidaat voor de duur van één jaar, en dat eiseres gedurende dit jaar is begeleid door het Mobiliteitsbureau. In dit kader heeft eiseres deelgenomen aan een bijeenkomst Baandomein, heeft eiseres een schakelaccount gekregen en heeft zij deelgenomen aan een sollicitatietraining. Voorts heeft verweerder op 7 maart 2016 drie passende functies aan eiseres aangeboden (waaronder de functies van: verpleegkundig specialist acute pijn, praktijkdocent en verpleegkundig specialist diabeteszorg). Deze functies heeft eiseres afgewezen. Eiseres heeft eveneens de op 15 maart 2016 aangeboden functie van onderzoeksassistent afgewezen. De rechtbank is, met verweerder, van oordeel dat aan eiseres genoeg passende functies zijn aangeboden en dat het feit dat zij deze niet heeft geaccepteerd voor haar eigen rekening en risico behoort te komen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was tot een verdergaand herplaatsingsonderzoek.
15. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.