ECLI:NL:RBLIM:2018:8893

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3209 + AWB - 17 _ 3416 + AWB - 17 _ 3417
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van subsidieaanvragen voor muziekonderwijs en cultuureducatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Nederlandse Toonkunstenaarsbond (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (verweerder) over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen subsidiebesluiten. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder die de bezwaren van eiseres en haar leden tegen eerdere subsidiebesluiten niet-ontvankelijk verklaarden. De subsidieverzoeken betroffen bijdragen voor muziekonderwijs en cultuureducatie, ingediend door Stichting Artamuse. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Sittard-Geleen in 2013/2014 besloot dat het muziekonderwijs en de cultuureducatie per 1 januari 2015 via cultuurbedrijf De Domijnen gesubsidieerd zou worden, wat leidde tot een fusie tussen Artamuse en De Domijnen die tot op heden niet heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij geen rechtstreeks belang heeft bij de subsidiebesluiten. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de vereisten voor het zijn van belanghebbende. Eiseres heeft aangevoerd dat haar leden belanghebbenden zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen van de leden niet voldoende objectief bepaalbaar zijn en dat er geen rechtstreeks verband is tussen de subsidieverlening aan Artamuse en de rechtspositie van de leden van eiseres. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en de beroepen die namens de leden zijn ingesteld niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 17/3209, ROE 17/3416 en ROE 17/3417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2018 in de zaak tussen

Vereniging Nederlandse Toonkunstenaarsbond, te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Blom),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. S.A.R. Lely).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2016 (het eerste primaire besluit) heeft verweerder beslist op een subsidieaanvraag van Stichting Artamuse (Artamuse) ten behoeve van muziekonderwijs en cultuureducatie in 2016.
Bij besluit van 2 mei 2017 (het tweede primaire besluit) heeft verweerder beslist op een subsidieaanvraag van Artamuse ten behoeve van een reorganisatievoorziening 2016.
Bij besluit van 2 mei 2017 (het derde primaire besluit) heeft verweerder beslist op een subsidieaanvraag van Artamuse ten behoeve van muziekonderwijs en cultuureducatie in 2017 alsmede ten behoeve van een reorganisatievoorziening 2017.
Bij besluiten van 22 augustus 2017, 5 september 2017 en 5 september 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres en haar leden tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 13 juli 2018.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van gemachtigde, mr. R.A.H. Vlecken.

Overwegingen

1. Gedurende enige tijd heeft de gemeente Sittard-Geleen het muziekonderwijs en de cultuureducatie gesubsidieerd via Artamuse. De gemeenteraad van Sittard-Geleen heeft in 2013/2014 echter besloten dat het muziekonderwijs en de cultuureducatie in Sittard-Geleen per 1 januari 2015 via cultuurbedrijf De Domijnen (De Domijnen) zou worden gesubsidieerd. Uitgangspunt daarbij was dat Artamuse per dezelfde datum met De Domijnen zou fuseren.
2. Een fusie tussen Artamuse en De Domijnen is tot op heden niet gerealiseerd. Artamuse is ook na 1 januari 2015 in elk geval het muziekonderwijs blijven uitvoeren. Verweerder heeft aan Artamuse subsidie ten behoeve van het muziekonderwijs in 2015, 2016 en 2017 verleend. Subsidie ten behoeve van cultuureducatie in 2015, 2016 en 2017 is aan De Domijnen verleend.
3. Vooruitlopend op een fusie met De Domijnen zijn door Artamuse meerdere saneringsscenario’s vastgesteld en er is een sociaal plan overeengekomen met eiseres. Artamuse heeft verweerder gevraagd om een bijdrage in een reorganisatievoorziening in 2016 en 2017.
4. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht de bezwaren van eiseres en haar leden tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiseres geen belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn.
5. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende – voor wie op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb bezwaar en beroep openstaat – verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Op grond van het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
6. De wetgever heeft de in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb vermelde eis gesteld om te voorkomen dat iedereen, in welke hoedanigheid dan ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende beschouwd zou moeten worden en een rechtsmiddel zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon of een rechtspersoon een voldoende objectief bepaalbaar, actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
7. Eiseres voert aan dat zij belanghebbend is op grond van haar statutaire doelstelling en op grond van het lidmaatschap van haar leden. In artikel 3 van de statuten van eiseres is vermeld: “De Ntb heeft ten doel – door middel van het behartigen van de belangen van haar leden – welzijn en bestaanszekerheid te bereiken voor haar leden, alles in de meest uitgebreide zin van het woord.” Eiseres geeft daar feitelijk uitvoering aan, onder meer door met Artamuse een sociaal plan overeen te komen. Die leden zijn belanghebbend omdat de primaire besluiten directe gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en rechtspositie, aldus eiseres. Daarnaast zijn de leden van eiseres belanghebbend omdat zij door de primaire besluiten in een fundamenteel recht, te weten het recht op arbeid, worden geraakt.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de statutaire doelstelling van eiseres geen blijk geeft van een rechtstreeks belang dat eiseres in het bijzonder behartigt. Daarvoor is de statutaire doelstelling in functioneel en feitelijk opzicht te veelomvattend. Bovendien is er geen sprake van een bovenindividueel belang. Eiseres zou enkel als vertegenwoordiger kunnen optreden voor één of meer van haar leden. In het onderhavige geval hebben de leden van eiseres echter geen rechtstreeks belang en bovendien heeft eiseres niet aangetoond voor welke leden eiseres hier zou opkomen.
9. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS, zie onder meer de uitspraak van 23 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY6762) een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee opkomt voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt. Het moet gaan om naar hun aard bovenindividuele belangen. Alleen als het belang van een groep als zodanig in het geding is én dit belang volgens de statutaire doelstelling in het bijzonder wordt behartigd, biedt dit aan de rechtspersoon voldoende grond om als belanghebbende te worden erkend.
10. Dat eiseres opkomt voor de belangen van haar leden blijkt onder meer uit haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden, zoals het overeenkomen van een sociaal plan met Artamuse. Of er ten aanzien van de primaire besluiten sprake is van een bovenindividueel belang is tussen partijen in geschil. Eiseres heeft zich ter zitting, desgevraagd op het standpunt gesteld dat 20% van haar leden werkzaam is bij Artamuse. Verweerder betwist – nu een onderbouwing van dit standpunt van de zijde van eiseres ontbreekt – genoemd percentage. Nog daargelaten of daadwerkelijk 20% van de leden van eiseres bij Artamuse werkzaam is en of dat voldoende zou zijn om een collectief belang aan te nemen, oordeelt de rechtbank dat er in elk geval geen sprake is van een rechtstreeks belang. Op grond van vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de ABRvS van 4 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ3443) geldt immers dat in beginsel uitsluitend de belangen van de ontvanger van een subsidie, hier Artamuse, rechtstreeks zijn betrokken bij een besluit tot subsidieverlening, ook als een dergelijk besluit feitelijke gevolgen heeft voor derden. Dat kan anders zijn indien de derde, hier (de leden van) eiseres, wordt geraakt in een fundamenteel recht, ten gevolge waarvan toegang tot de bestuursrechter hem niet onthouden zou mogen worden. De rechtbank is van oordeel dat daar in de onderhavige zaak geen sprake van is. Artamuse heeft een zekere keuzevrijheid ten aanzien van het ontplooien van activiteiten, het verwerven van gelden en het inrichten van haar organisatie. Het is aan Artamuse om te bepalen op welke wijze een subsidie wordt uitgegeven. Er bestaat geen verplichting om deze subsidie te gebruiken ten behoeve van de salarissen of wachtgeldregelingen van de leden van eiseres. Artamuse kan bovendien andere activiteiten ontplooien om meer gelden te verkrijgen of werkgelegenheid te creëren. Er bestaat dus geen rechtstreeks en onlosmakelijk verband tussen de besluitvorming van verweerder over de subsidieverlening aan Artamuse en de rechtspositie van haar medewerkers. Gelet daarop kan eiseres niet als belanghebbende worden aangemerkt. Deze beroepsgrond wordt dan ook verworpen.
11. Voor zover eiseres subsidiair heeft bedoeld te stellen dat zij niet enkel een collectief belang heeft, maar ook een of enkele leden vertegenwoordigt op grond van hun lidmaatschap, oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat eiseres de identiteit van de individuele leden namens wie zij beroep zou hebben ingesteld niet kenbaar heeft gemaakt en, voor zover vereist, geen machtiging heeft overgelegd. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de ABRvS van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:980) wordt de omstandigheid dat beroep wordt ingediend namens een persoon van wie tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is dan wel namens de verkeerde persoon, niet beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 van de Awb hersteld kan worden. Dit brengt mee dat de identiteit van degene namens wie beroep wordt ingesteld, vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Nu dat hier niet het geval is kunnen de leden van eiseres niet in hun beroep worden ontvangen.
12. Voor zover het beroep is ingesteld namens eiseres, is het beroep ontvankelijk maar ongegrond. Voor zover het beroep door eiseres is ingesteld namens een of meer van haar leden, is het beroep niet-ontvankelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen, voor zover die zijn ingesteld namens eiseres, ongegrond;
  • verklaart de beroepen, voor zover die zijn ingesteld namens een of meer leden van eiseres, niet-ontvankelijk;
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 september 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.