2.1De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
a. [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] waren oprichters en bestuurders van de Coöperatie Maestricht Professionals U.A. (hierna: MP).
ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de Bank) heeft aan MP een rekening-courantkrediet verleend van € 60.000,-. [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] hebben zich in verband daarmee bij één en dezelfde door allen ondertekende overeenkomst borg gesteld voor € 30.000,- (producties 1 en 3 bij productie 2 bij dagvaarding).
MP heeft niet aan haar betalingsverplichtingen jegens de Bank voldaan en is bij uitspraak van 26 juni 2014 in staat van faillissement verklaard.
De Bank heeft [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] aangesproken tot betaling van € 30.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
Met [gedaagde] heeft de Bank in december 2014 een betalingsregeling getroffen, inhoudende dat [gedaagde] uiterlijk per 1 april 2015 tegen finale kwijting € 2.500,- diende te betalen (productie 1 bij conclusie van antwoord).
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn bij vonnis van de rechtbank Limburg van 31 januari 2018 ieder veroordeeld tot betaling van € 34.065,31, te vermeerderen met wettelijke rente.
Bij vaststellingsovereenkomst getekend in april en mei van 2018, hebben ook [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een betalingsregeling met de Bank getroffen, inhoudende dat zij elk een bedrag van € 13.750,- zouden voldoen. [eiser sub 1] diende dit bedrag op grond van de overeenkomst ineens te betalen, uiterlijk op 31 mei 2018. [eiser sub 2] diende voor 31 mei 2018 € 3000,- te betalen, gevolgd door eenentwintig maandelijkse termijnen van € 500,- en één termijn van € 250,- (productie 3 zijdens eisers).
Het faillissement van MP was ten tijde van de comparitie van partijen nog niet afgewikkeld. Uit het laatste faillissementsverslag van 9 mei 2018 blijkt dat de openstaande schuld op dat moment nog € 123.538,- bedroeg, zoals blijkens het proces-verbaal van comparitie onweersproken is aangevoerd door mr. Reinders.