13.3.Door eiseres 5 is aangevoerd dat de belangenafweging ondeugdelijk is omdat de onderzoeken van Anteagroup volgens haar naar het belang van de vergunninghouder zijn toegeschreven. Zij betoogt dat een gevelwaarde van 70 dB(A) als behoorlijk belastend wordt ervaren door bewoners. Met name de bewoners van historische panden, zoals haar woning, ervaren een dergelijk geluidniveau als overmatige hinder. Daarbij stelt zij dat de gevelwering bij onder meer haar woning niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2003. Ten slotte voert zij aan geen vertrouwen te hebben in het toezicht en handhavend optreden door verweerder. Verder kan handhaving pas aan de orde zijn als overeenstemming bestaat over de geluidnormering en de voorschriften waaraan de vergunninghouder moet voldoen.
14. De beslissing om al dan niet omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het ter plaatse geldende planologische regime behoort tot de bevoegdheden van verweerder die daarbij beleidsruimte heeft. De rechter moet die beslissing terughoudend toetsen, dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit om omgevingsvergunning te verlenen heeft kunnen komen.
15. Eisers hebben bij de behandeling van hun beroepen ter zitting verklaard dat de meeste overlast wordt ervaren van het categorie I evenement, het Oktoberfeest, nu dat is uitgegroeid tot een zesdaags evenement, waarbij veel (bas)geluid wordt geproduceerd en dat evenement veel bezoekers trekt. Daar komt bij dat de bezoekers na afloop van het evenement vaak nog de cafés in de binnenstad opzoeken waardoor de overlast aanhoudt.
Het standpunt van verweerder
16. In opdracht van vergunninghouder heeft Anteagroup een ruimtelijke onderbouwing opgesteld en in dat kader is geluidonderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de akoestische gevolgen van de activiteiten voor het woon- en leefklimaat voor de omwonenden. Voor de beoordeling van de gevolgen van het voor de omgeving meest belastende evenement, het Oktoberfeest, is uitgegaan van de in 2016 in het veld gemeten geluidniveaus. Destijds was op grond van de evenementenvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) nog een maximale geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige objecten toegelaten van 80 dB(A). Verweerder heeft op basis van de uitkomsten van het geluidonderzoek van Anteagroup de verschillende soorten evenementen op basis van de verwachte geluidemissie gecategoriseerd, het jaarlijks toegestane aantal evenementen alsmede de duur en het aantal bezoekers ervan gemaximaliseerd en per categorie een aantal geluid- en middelvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. Voor de categorie I evenementen die maximaal tien dagen per jaar mogen plaatsvinden, heeft verweerder een maximaal geluidniveau op de gevels van de maatgevende woningen van 77 dB(A) toegestaan. In zoverre is volgens verweerder aan de normstelling in de Nota Limburg voldaan, maar daarbij wordt door verweerder benadrukt dat bewust geen aansluiting is gezocht bij de Nota Limburg, maar een eigen belangenafweging is verricht. Verweerder heeft daarbij het belang van de aanvrager en de belangen van organisatoren en bezoekers van de evenementen enerzijds afgewogen tegen de belangen van de omwonenden bij het behoud van een goed woon- en leefklimaat anderzijds. Een geluidniveau van 77 dB(A) op de gevel betekent volgens verweerder niet dat sprake is van onduldbare hinder. Bij categorie I evenementen is voor een goede beleving van de bezoekers een bepaald geluidniveau gewenst, terwijl omwonenden erbij gebaat zijn om de verslechtering van de geluidsituatie zo veel als mogelijk te beperken. Bij de belangenafweging heeft verweerder in aanmerking genomen dat er een groot gemeentelijk belang is gemoeid met het laten doorgaan van evenementen op de onderhavige locatie. Evenementen, waaronder het Oktoberfeest, zetten Sittard-Geleen op de kaart doordat zij veel publiek trekken, zorgen voor het versterken van de identiteit van de stad en een economische spin-off genereren. De locatie is op relatief korte afstand van de Markt in Sittard gelegen die als het primaire gebied voor evenementen en activiteiten in het centrum van Sittard wordt beschouwd. Omdat de Markt fysiek te klein is, is naar een aanvullende locatie gezocht die gevonden is op de Noordelijke Schootsvelden. De horeca in de stad vormt een aanvulling op een bezoek aan een evenement en andersom. De Noordelijke Schootsvelden zijn gelegen in de looproute tussen de Markt en haar omgeving en in de nabijheid van het treinstation met ruime parkeermogelijkheden in de buurt. De locatie heeft zich in de praktijk in de afgelopen twaalf jaar als zodanig ontwikkeld en dat is vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016 die de raad op 15 december 2016 heeft vastgesteld. Daarbij komt, aldus verweerder, dat aan de Omgevingsvisie de actualisatie van het Masterplan Zitterd Revisited, de Centrumstedelijke ontwikkelingsvisie 2014-2015 en het uitvoeringsprogramma 2014-2018 zijn voorafgegaan. In deze beleidsdocumenten heeft ook de raad een positieve uitspraak gedaan over de ontwikkeling en het gebruik van de Noordelijke Schootsvelden als evenemententerrein.
Het oordeel van de rechtbank
17. Gelet op hetgeen eisers ten aanzien van de geluidsituatie en de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het gebruik hebben aangevoerd, dient de rechtbank eerst de vraag te beantwoorden of verweerder voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden als de in de omgevingsvergunning toegestane maximale geluidgrenswaarden gedurende de maximaal toegestane evenementendagen ten volle worden benut. In het akoestisch onderzoek moet worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
18. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Het door Anteagroup uitgevoerde akoestisch onderzoek voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om aan te nemen dat het geluidonderzoek en de aanvullende memo’s van 3 februari 2017 en 17 mei 2017 onvolledig zijn of onjuistheden bevatten. Verweerder kon dan ook zijn besluitvorming daarop baseren.
19. Ten aanzien van de vraag of de normstelling en de daaraan ten grondslag liggende belangenafweging de rechterlijke toets kan doorstaan, overweegt de rechtbank het volgende.
20. Nu geen sprake is van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste en derde lid, van de Wet Milieubeheer, is geen sprake van vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo en is ook geen (geluid)normering van toepassing op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In die regelingen kan geen normstelling worden gevonden. In onder meer de ISO-Recommendation R-1996 en de door eisers genoemde Nota Limburg worden op basis van wetenschappelijk onderzoek wel aanbevelingen gedaan ten aanzien van de aanbevolen waarden voor ruimten waarin mensen verblijven en over de mate van hinderlijkheid van geluid bij overschrijding van een referentiegeluidniveau. Zoals de Afdeling in de uitspraken van 5 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:6440 en 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1245 heeft overwogen valt op basis van die wetenschappelijke studies niet op objectieve gronden vast te stellen wanneer een omwonende onduldbare hinder van activiteiten die geluidoverlast veroorzaken, ondervindt. Het oordeel of de door de evenementen veroorzaakte (geluid)hinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van de vraag of verweerder aan de belangen die zijn gediend met de activiteiten die dit geluid veroorzaken, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. 21. De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek van Anteagroup blijkt dat bij de woningen van eisers, wanneer uitgegaan wordt van het bij de omgevingsvergunning maximaal toegestane geluidniveau bij de maatgevende woningen van 77 dB(A) bij een categorie I evenement, een maximaal geluidniveau op hun gevel zal optreden tussen de 73 dB(A) (de woning van eiseres 5) en 63 dB(A) (de woningen van eiser 3 en eiseres 4). Deze geluidbelasting correspondeert met een binnenniveau dat is gelegen tussen 50-55 dB(A) (eiseres 5) en 28 dB(A) (eiser 3) en 29 dB(A) (eiseres 4). In hetgeen eiseres 5 heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat Anteagroup de gevelgeluidwering bij haar woning onjuist heeft ingeschat. Op basis van visuele inspectie en ervan uitgaande dat aan de eisen van het Bouwbesluit moet worden voldaan, is rekening gehouden met een gevelwering tussen de 18 en 23 dB(A). Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Gelet op de in de omgevingsvergunning gestelde geluidnormen en de overige regels ten aanzien van de begrenzing van de duur en omvang van de evenementen en de tussen evenementen aan te houden minimale rustperiode, zoals neergelegd in bijlage 2 bij de omgevingsvergunning, afgezet tegen het door verweerder geformuleerde belang bij deze activiteiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen vanwege de te verwachten geluidoverlast en de daardoor optredende verslechtering van het woon- en leefklimaat van eisers niet in redelijkheid tot zijn besluit om omgevingsvergunning te verlenen, heeft kunnen komen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door eisers genoemde Nota Limburg een aanbeveling betreft en onverlet laat dat verweerder een eigen afweging kan maken ten aanzien van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de activiteiten in relatie tot het belang bij aangevraagde evenementen. Voor zover eiser 3 heeft betoogd dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de toekomstige bewoners van het nog te bouwen appartementencomplex is dat geen persoonlijk belang waarvoor eiser in deze procedure kan opkomen. Ten aanzien van de door eisers geuite vrees dat het geluid tijdens het evenement onvoldoende (objectief) wordt gemeten en tegen overschrijdingen onvoldoende adequaat wordt opgetreden, heeft verweerder gewezen op voorschrift “n” van bijlage 2 en is namens vergunninghouder toegelicht dat naast de permanente meting Front of House tevens door een daarvoor ingeschakeld (onafhankelijk) bedrijf op drie vaste meetpunten vóór de gevels van maatgevende woningen het geluidniveau wordt gemonitord. Verder is toegelicht dat er voor klachten tijdens het Oktoberfeest permanent een telefoonnummer beschikbaar is dat kan worden gebeld. Als de gemeente buiten kantoortijden niet bereikbaar is, wordt de telefoon automatisch daarnaar doorgeschakeld zodat er altijd iemand bereikbaar is om een klacht in behandeling te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van hetgeen eisers hebben aangevoerd niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden om naleving van de geluidnormen te waarborgen. Dat eisers op voorhand weinig vertrouwen hebben in de metingen en adequate handhaving, kan aan de rechtmatigheid van de vergunningverlening niet afdoen. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgronden niet slagen.
22. Ten aanzien van de door eisers naar voren gebrachte overlast na afloop van de evenementen, overweegt de rechtbank dat dit een openbare orde aspect is dat in het kader van de te verlenen evenementenvergunning speciale aandacht verdient.
23. In aanvulling op het vorenstaande wijst de rechtbank er nog op dat verweerder de toezegging heeft gedaan om bij de verlening van de diverse evenementenvergunningen, waaronder de evenementenvergunning voor het Oktoberfeest, te beoordelen of maatwerk mogelijk is waardoor de geluidbelasting voor omwonenden in het concreet geval verder kan worden beperkt. Daarbij is bijvoorbeeld gedacht aan de situering van de paviljoens waardoor de richting van het geluid kan worden beïnvloed.
Overige beroepsgronden van eisers
24. Eisers 1 hebben aangevoerd dat er weliswaar een voorschrift met betrekking tot licht is opgenomen ten behoeve van fauna, maar dat verweerder ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan omwonenden voor wie de mogelijke lichtoverlast ook ernstig kan zijn.
25. De rechtbank overweegt dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat door
eisers 1 niet is onderbouwd waaruit de hinder bestaat en dat zij daarvan ernstige overlast ondervinden. Verder heeft verweerder erop gewezen dat hem niet eerder klachten van omwonenden over lichthinder bij evenementen hebben bereikt. De juistheid van die stelling is door eisers 1 niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich om die redenen bij de verlening van de omgevingsvergunning op het standpunt stellen dat er geen noodzaak bestond om ook een voorschrift ter voorkoming van lichthinder bij omwonenden aan de vergunning te verbinden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat – indien bij een specifiek evenement lichtoverlast voor omwonenden dreigt – in het kader van de alsdan te verlenen evenementenvergunning met dat aspect alsnog rekening kan en zal worden gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
26. Eiseres 5 heeft aangevoerd dat in de omgevingsvergunning op voorhand zou moeten worden aangegeven welk evenement op welk deel van het terrein mag worden gehouden. Zij betoogt dat het te weinig zekerheid geeft en steeds opnieuw spanning oplevert als de gemeente per evenement kan bepalen waar en tot welke omvang de evenementen mogen plaatsvinden.
27. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de verleende omgevingsvergunning binnen de daarbij aangegeven begrenzing en onder de daaraan gestelde voorwaarden mogelijk maakt om het terrein in afwijking van de regels van het bestemmingsplan te gebruiken voor het houden van evenementen. De omgevingsvergunning vormt het tijdelijk kader waarbinnen evenementen ter plaatse voor de duur van de ontheffing ruimtelijk aanvaardbaar worden geacht. Per afzonderlijk evenement wordt naar aanleiding van de aanvraag van de daarvoor op grond van de APV tevens vereiste evenementenvergunning door de burgemeester beslist of en, zo ja, waar binnen de in de onderhavige omgevingsvergunning aangegeven begrenzing het betreffende evenement kan plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt niet.
28. Eiser 3 heeft aangevoerd dat sprake is van belangenverstrengeling omdat er informatie is uitgewisseld tussen verweerder en de commissie. Dit tast volgens eiser de onafhankelijkheid van de commissie aan.
29. De rechtbank overweegt dienaangaande dat de commissie op grond van de artikelen 7:3 en 7:17 van de Awb belanghebbenden dient te horen. Verweerder heeft weliswaar de vergunning verleend, maar is evenals degenen die tegen dat besluit bezwaar hebben gemaakt, belanghebbende in de bezwaarprocedure. Dat belanghebbenden door de commissie in de gelegenheid worden gesteld op elkaars standpunten te reageren c.q. daartegen verweer te voeren, is een uitvloeisel van het beginsel van hoor en wederhoor dat door de commissie in acht moet worden genomen. Nog daargelaten wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is naar het oordeel van de rechtbank door eiser 3 niet aannemelijk gemaakt dat de commissie zich bij de advisering niet onafhankelijk heeft opgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
30. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.