2.1Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten om eiseres op grond van artikel 3.7, tweede lid van de Cao Universitair Medische Centra (CAO UMC) uit haar functie te ontheffen en haar tijdelijk te plaatsen binnen de RVE Patiënt & Zorg alwaar haar tijdelijk - totdat samen een structurele oplossing is gevonden - wordt opgedragen om verpleegkundige protocollen te beheren en te schrijven. Tegen dit besluit heeft eiseres eveneens bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres, - onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie Algemene wet bestuursrecht (Awb) azM (commissie) van 12 juli 2017 - gericht tegen het emailbericht van 17 oktober 2016, niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich ten aanzien van het emailbericht van 17 oktober 2016 op het standpunt dat dit niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder stelt zich ten aanzien van het primaire besluit op het standpunt terecht het dienstbelang te hebben laten prevaleren boven het belang van eiseres. Het besluit om eiseres te ontheffen uit haar functie van programmamanager en tijdelijk te plaatsen binnen de RVE Patiënt & Zorg is volgens verweerder in redelijkheid tot stand gekomen.
4. Eiseres voert in beroep - kort weergegeven - ten aanzien van het emailbericht van
17 oktober 2016 aan dat er een wijziging van haar rechtspositie is nu zij al dan niet tijdelijk wordt ontheven uit haar functie van programmamanager. Naar de mening van eiseres is dit een besluit in de zin van de Awb. Ten aanzien van het primaire besluit voert eiseres in beroep – kort weergegeven – aan dat zij van zakelijk inzicht verschilt met haar leidinggevende over zijn verzoek om hem meer formatie ter beschikking te stellen vanuit het team waaraan eiseres leiding geeft. Volgens eiseres is het slechts toegestaan om rechtspositionele besluiten te nemen aangaande het functioneren van een ambtenaar als er sprake is geweest van een formele beoordeling. In de situatie van eiseres is er al jaren geen beoordeling meer vastgesteld. Verweerder verwijt eiseres debet te zijn aan de verstoring van de verhouding tussen haar en haar leidinggevende. Verweerder miskent hierin zijn eigen rol. Er is volgens eiseres geen grond aanwezig om haar te ontheffen uit haar functie. Subsidiair is eiseres van mening dat verweerder eiseres ten onrechte laat zweven binnen de organisatie. Verweerder laat na om aan eiseres een andere structurele passende functie op te dragen. Eiseres is van mening dat zij nu niet passende werkzaamheden krijgt opgedragen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de heer van [naam 3] van de Raad van Bestuur de opdracht heeft gekregen om het vaardighedenonderwijs te ontwikkelen en om het beroepsonderwijs opnieuw in te richten. Om de gegeven opdracht goed uit te kunnen voeren is een goede samenwerking tussen de medewerkers en ook tussen de medewerkers en hun leidinggevende vereist. De samenwerking en communicatie is volgens verweerder echter in toenemende mate verstoord. Eiseres is ontheven uit haar eigen functie en vervolgens – zij het tijdelijk – geplaatst binnen de RVE patiënt en zorg in tijdelijk passende werkzaamheden, omdat er op dit moment geen structurele passende functie voorhanden is. De tijdelijke werkzaamheden zijn volgens verweerder passend gezien de verpleegkundige en beleidsmatige achtergrond van eiseres. Zij heeft de juiste kwalificatie om de verpleegkundige protocollen te beheren en te schrijven. Bij besluit van 20 november 2017 zijn aan eiseres tijdelijke werkzaamheden opgedragen in de functie van stafadviseur 11 binnen de stafgroep Verpleging binnen de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid Patiënt en Zorg. Deze werkzaamheden zijn volgens verweerder passend.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het emailbericht van 17 oktober 2016
7. Allereerst ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep tegen het emailbericht van 17 oktober 2016, gelet op het primaire besluit waarin verweerder een (definitief) besluit tot overplaatsing van eiseres uit haar functie van programmamanager heeft genomen. Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat haar procesbelang gelegen is in vergoeding van proceskosten in bezwaar.
8. Om te beoordelen of verweerder aan eiseres een proceskostenvergoeding had moeten toekennen overweegt de rechtbank als volgt.
9. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
10. Het betoog van eiseres dat het emailbericht van 17 oktober 2016 een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is, slaagt niet. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de in het emailbericht gedane mededeling van verweerder dat “
gehele terugkeer in de eigen functie – om andere reden dan medische redenen – op dit moment nog niet aan de orde is” geen besluit ten aanzien van de ontheffing uit haar functie van en/of overplaatsing uit haar functie van programmamanager behelst. Het is een weergave van de stand van zaken in het re-integratietraject, maar uit de e-mail volgt juist dat nog geen besluit is genomen over de rechtspositie van eiseres. De rechtbank ziet niet in welke rechtsgevolgen deze e-mail heeft voor eiseres. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en heeft op goede gronden geen proceskostenvergoeding toegekend.
11. Het beroep van eiseres tegen het emailbericht van 17 oktober 2016 is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het besluit tot overplaatsing (het primaire besluit)
12. Ingevolge artikel 3.7, tweede lid van de CAO UMC is de medewerker verplicht, wanneer het dienstbelang dit vereist, al dan niet in dezelfde dienst of afdeling en al of niet op dezelfde standplaats, een andere functie te aanvaarden die hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden opgedragen.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3624) bestaat een overplaatsing uit twee componenten, namelijk het ontheffen uit de eigen functie en het opdragen van een andere functie. Het dienstbelang om over te plaatsen kan gelegen zijn in de wens om de ambtenaar uit een functie te ontheffen of om de ambtenaar een andere functie te laten vervullen. In beide gevallen moet de nieuwe functie passend zijn. 13. De rechtbank stelt voorop dat de reden om eiseres uit haar functie van programmamanager te ontheffen niet was gelegen in onvoldoende functioneren van eiseres maar in een verstoring van de verhouding (samenwerking en communicatie) tussen eiseres en haar leidinggevende, [naam 3] . Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank aannemelijk dat van een ernstige verstoring van de arbeidsverhouding moest worden gesproken. Deze verstoring van de verhouding tussen eiseres en [naam 3] is op/of omstreeks het gesprek van 4 april 2016 ontstaan, althans naar boven gekomen, en is gaandeweg geëscaleerd. Het standpunt van eiseres dat een en ander geëscaleerd is door de houding van [naam 3] , vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de stukken. Evenmin blijkt uit de stukken dat [naam 3] eiseres al van begin af aan uit haar functie van programmamanager wilde halen. Dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding die in elk geval (mede) aan eiseres was te wijten blijkt volgens de rechtbank onder meer en met nadruk uit het emailverkeer tussen eiseres en [naam 3] en/of [naam 2] en de klacht die eiseres jegens [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] heeft ingediend en waarbij eiseres op niet mis te verstane wijze partijen heeft beschuldigd van onder meer bedreiging, intimideren, onder druk zetten en machtsmisbruik. De rechtbank stelt verder vast dat een ingezet mediation-traject – dat eiseres om haar moverende redenen na twee gesprekken heeft beëindigd – hierin geen verandering heeft kunnen brengen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat het dienstbelang vorderde dat eiseres uit haar functie werd ontheven en dat het belang van verweerder zwaarder mocht wegen dan het belang van eiseres bij behoud van haar functie. Hierbij tekent de rechtbank aan dat eiseres haar salaris(schaal) (op basis van 36 uur per week) heeft behouden. De beroepsgronden van eiseres ten aanzien van het functioneren van eiseres en/of het volgen van een beoordelingstraject behoeven naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking nu dit door verweerder niet als grondslag is gebruikt voor het besluit.
14. De rechtbank stelt vast dat de tijdelijk aan eiseres opgedragen werkzaamheden, het beheren en schrijven van verpleegkundige protocollen betrof. De inhoud van deze nieuwe functie was nog niet geheel duidelijk al heeft verweerder een beschrijving gegeven van de taken van een stafadviseur verpleegkundig protocollen beheer. Verweerder heeft zich daarnaast bij het primaire besluit verplicht om zich in te spannen om eiseres te plaatsen in een structurele passende functie intern dan wel extern. De rechtbank stelt voorts vast dat aan eiseres bij besluit van 20 november 2017 tijdelijke werkzaamheden zijn opgedragen in de functie van stafadviseur 11 binnen de stafgroep Verpleging binnen de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid Patiënt en Zorg. Deze functie bestaat uit werkzaamheden voor de BIG-commissie en coördinatie physician assistent / verpleegkundig specialist- opleidingen. Ter zitting is toegelicht dat deze functie en/of werkzaamheden structureel gemaakt kunnen worden. Een tussentijdse evaluatie van 7 februari 2018 over het functioneren van eiseres is positief.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan eiseres opgedragen werkzaamheden passend zijn. Verweerder heeft zich voldoende ingespannen om eiseres te plaatsen in een structurele passende functie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat genoemde werkzaamheden in redelijkheid aan eiseres konden worden opgedragen. De rechtbank stelt echter wel vast dat eiseres nog immer - ruim één jaar na het nemen van het besluit tot overplaatsing - op basis van tijdelijkheid werkzaamheden verricht voor verweerder, in een andere functie dan haar oorspronkelijke functie van programmamanager. Nu verweerder zich probeert in te spannen om eiseres te plaatsen in een structureel passende functie is er volgens de rechtbank nog geen sprake van onaanvaardbaar “zweven” zoals door eiseres is gesteld. De rechtbank merkt echter wel op dat de huidige situatie niet veel langer mag duren en dat verweerder een besluit tot definitieve plaatsing dient te nemen.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.