Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de op voorhand zijdens gedaagde partij toegezonden producties
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 110,98
- griffierecht 476,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Wonen Zuid en de bewindvoerder van een huurder. De eisende partij vorderde ontruiming van een woning na een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, die was ontstaan door de sluiting van de woning door de burgemeester op basis van de Opiumwet. De burgemeester had de woning gesloten na een politieonderzoek waaruit bleek dat er drugsgebruik en -handel plaatsvond in de woning. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende spoedeisend belang had bij de vordering en dat de sluiting van de woning rechtmatig was. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde een ontruimingstermijn van twee weken vast. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en proceskosten. De kantonrechter verwierp het verweer van de gedaagde partij, die stelde dat de sluiting van de woning onterecht was en dat de huurachterstand niet opeisbaar was vanwege een getroffen schuldenregeling. De kantonrechter concludeerde dat de omstandigheden in deze zaak niet vergelijkbaar waren met eerdere uitspraken die door de gedaagde partij werden ingeroepen.