8.5Tot slot heeft verzoekster gewezen op het tijdsverloop. Tijdsverloop kan een rol spelen bij de belangafweging (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2012:BY4412), onder andere doordat door tijdsverloop het belang bij van handhavend optreden kan verminderen of zelfs verloren gaan. Ten tijde van het bestreden besluit waren sinds het aantreffen van de drugs bijna 8 maanden verstreken en sinds het primaire besluit bijna 6 maanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn deze termijnen nog niet dermate lang dat het belang van handhaving geheel was verdwenen, maar wel geldt dat dit belang minder zwaarwegend is geworden. Zoals hiervoor is overwogen, mag sluiting slechts strekken tot beëindiging en voorkoming van overtreding van de Opiumwet. Meer concreet is een belangrijk doel van sluiting dat "de loop eruit gaat". De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dit doel ten tijde van het bestreden besluit reeds grotendeels was bereikt, nu niet gebleken is van dealen vanuit de woning, of andere overlast gevende activiteiten en verzoekster de relatie met haar ex-partner (die verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs) heeft verbroken en hij bovendien sinds de vondst in detentie verblijft.
De voorzieningenrechter is het verder met verzoekster eens dat de burgemeester in de bezwaarfase niet de vereiste voortvarendheid heeft betracht, nu hij pas twee maanden na het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften op het bezwaar heeft beslist. Hieruit blijkt, nu de sluiting door de voorzieningenrechter was geschorst, in ieder geval niet dat de burgemeester groot belang hecht aan een snelle sluiting van de woning.
9. Alles afwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in dit specifieke geval in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen tot sluiting, omdat er sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat hij gebruik had moeten maken van zijn afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 Awb.
Dat de burgemeester, zoals ter zitting is gesteld, bang is voor precedentwerking is wellicht begrijpelijk, maar het kenmerk van toepassing van artikel 4:84 van de Awb is nu juist dat sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden in een individueel geval. Verder kan het ook niet zo zijn dat angst voor precedentwerking ertoe leidt dat de burgemeester in geen enkel geval gebruik maakt van zijn afwijkingsbevoegdheid.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is, zodat de voorzieningenrechter het bestreden besluit zal vernietigen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het geschil, mede gelet op de grote psychische druk voor verzoekster, nu definitief te worden beslecht. De voorzieningenrechter zal daarom zelf in de zaak voorzien, door het primaire besluit te herroepen en dit te vervangen door een waarschuwing, als bedoeld in de Beleidsregels, dat bij een volgende overtreding tot sluiting van de woning zal worden overgegaan, conform de Beleidsregels.
11. Nu het beroep gegrond wordt verklaard en de zaak finaal wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
12. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht voor het beroep te vergoeden. In de uitkomst van de zaak ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding te bepalen dat de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening vergoedt.
13. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester ook in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft die proceskostenveroordeling ook betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.470,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490, en wegingsfactor 1).