Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[belanghebbende],
1.De procedure
- de dagvaarding in kort geding van 28 mei 2015, met producties,
- de mondelinge behandeling van 22 juni 2015, waarbij mr. van den Ing het woord heeft gevoerd aan de hand van een pleitnota.
2.De feiten
“(…) Doel: Adequaat bestuursrechtelijk optreden door het toepassen van bestuursdwang als omschreven in art. 13B van de Opiumwet, teneinde een reductie met betrekking tot overlast als gevolg van drugsgebruik dan wel de handel in drugs te bewerkstelligen.Proces-verbaal: Tegen de bewoner (…) wordt proces-verbaal opgemaakt terzake overtreding van de Opiumwet (…)
“Uit de informatie van de politie blijkt dat er in de woning (…) sprake is geweest van aanwezigheid van harddrugs en softdrugs. Gelet op de hoeveelheden zijn deze bestemd voor de handel (…) Het gaat concreet om het feit dat er handelshoeveelheden drugs zijn aangetroffen. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet heb ik de bevoegdheid om bij de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in de woning over te gaan tot sluiting van de woning. (…) In het beleid is het volgende vastgelegd: “als in een woning harddrugs met een handelsvoorraad van > 0,5 gram en/of softdrugs met een handelsvoorraad van > 30 gram wordt geconstateerd, volgt bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden.” Concluderend hierop kan ik dus aangeven dat de sluiting van de woning in overeenstemming is met het vastgestelde beleid. (…) Nadat ik alle belangen heb afgewogen, is mij niet gebleken dat er bijzondere omstandigheden bestaan die mij er van zouden moeten weerhouden om bestuursrechtelijk op te treden. Hoewel ik besef dat u een zeker belang heeft bij het open houden van de woning, ben ik van mening dat in dit geval het algemeen belang belangrijker is dan uw individueel belang (…) Waarom een sluiting van 3 maanden? In artikel13b van de Opiumwet staat de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen. Welke maatregel dit precies is, is niet in de wet beschreven. Dit wordt per geval beoordeeld. Wel is het mogelijk om een richtlijn (beleid) te maken, waarin wordt beschreven welke maatregel er zal worden genomen. In juni 2013 heb ik dat beleid vastgesteld. In het beleid staat dat bij aanwezigheid van een handelshoeveelheid en/of handel van soft- en harddrugs in woningen een sluiting van drie maanden wordt toegepast. Deze maatregel is van toepassing bij de eerste overtreding. U hebt door de aanwezigheid en handel van soft- en harddrugs de openbare orde en veiligheid ernstig verstoord. Ook is dit een aantasting van de volksgezondheid. Daarnaast heeft het adres door de aanwezigheid van soft- en harddrugs naamsbekendheid gekregen in het drugscircuit. Gelet op de hoeveelheid soft- en harddrugs zijn deze bestemd voor de handel. Handel in soft- en harddrugs vormt een ernstige inbreuk op de openbare orde en veiligheid. Gelet op het vorenstaande maak ik in redelijkheid gebruik van mijn bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.(…)”
3.De vordering
4.De beoordeling
zonder meertot sluiting van een woning wordt overgegaan als in een woning harddrugs met een handelsvoorraad van > 0,5 gram en/of softdrugs met een handelsvoorraad van > 30 gram wordt geconstateerd, zij het dat de sluiting een duur van 3 maanden betreft. Niet blijkt dat het beleid er voldoende ruimte voor openlaat, laat staan erop gericht is, om, na het voor de eerste maal aantreffen van een handelshoeveelheid verdovende middelen in een woning, nadrukkelijk te bezien of gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval kan worden volstaan met een waarschuwing. Dit leidt ertoe dat niet kan worden uitgesloten dat het besluit van de burgemeester in een bestuursrechtelijke procedure geen stand houdt.