Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 maart 2018 in de zaak tussen
[besloten vennootschap], te [vestigingsplaats], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
19 juli 1996, 30 september 1996, 4 december 1998, 4 februari 2002 en 21 september 2004. Ten tijde van de aankoop van deze gronden waren het Streekplan Zuid-Limburg (Streekplan) van april 1987, de Streekplanuitwerking van 25 juni 1996 en de Integrale ontwikkelingsvisie Landschapspark de Graven van december 1998 van kracht. In het Streekplan is Limbricht aangemerkt als een lokale kern met beperkte ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden, waarvoor wel inbreiding mogelijk is ten behoeve van eigen behoefte, voor zover cultuurhistorische waarden zich daartegen niet verzetten. Tevens is in het Streekplan opgenomen dat bij de concretisering op bestemmingsplanniveau te allen tijde geldt dat primair eerst moet worden gezocht naar bebouwingsmogelijkheden binnen de bebouwde kom en pas in tweede instantie naar ruimtelijke uitbreiding indien de mogelijkheid daartoe aanwezig is. In de Streekplanuitwerking zijn de gronden van eiseres aangemerkt als “landelijk gebied met een meer open karakter”, waarbij de inrichting en het gebruik zoveel mogelijk het open karakter dient te ondersteunen. In de Integrale ontwikkelingsvisie Landschapspark de Graven is onder meer opgenomen dat nieuwe woningen in het buitengebied, ook na opheffing of splitsing van het agrarisch bouwblok, in principe niet moeten worden toegelaten; immers in de toekomst levert een (nieuwe) woonfunctie belemmeringen op voor de agrarische bedrijfsontwikkeling. Gelet hierop sluiten naar het oordeel van de rechtbank de genoemde drie genoemde beleidsstukken, voor zover die al zijn aan te merken als concrete beleidsvoornemens, handhaving van reeds in bestaande plannen opgenomen bebouwingsmogelijkheden niet uit en was ten tijde van de aankopen van de gronden voor eiseres de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel niet zodanig kenbaar dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden. Te minder was er voor eiseres ten tijde van de aankoop van de gronden reden om rekening te houden met het vervallen van de bouwmogelijkheden aan de [straatnaam] nu van de kant van verweerder in de desbetreffende periode meermaals is aangegeven dat hij positief stond tegenover de ontwikkeling van woningbouw ter plaatse. Derhalve heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van actieve risicoaanvaarding. Het betoog slaagt.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.