Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Stichting Amber Alert Europe maakt zich sterk voor snelle alarmering rondom vermissing van kinderen. Deze stichting is opgericht door [naam 1] . Hij heeft een eigen bedrijf, Netpresenter B.V.. Dat bedrijf zorgt met haar digitale infrastructuur en software voor publicatie en verspreiding van de zogenoemde Amber Alerts.
3. Op 21 juli 2011 is een opdrachtovereenkomst gesloten tussen de toenmalige ‘Voorziening tot samenwerking Politie Nederland’ en Netpresenter B.V.. Deze overeenkomst is ingegaan op 24 juli 2011, heeft een looptijd heeft van twee jaar en kan daarna per jaar worden verlengd. Netpresenter B.V. is daarbij aangesteld als het exclusieve softwarebedrijf dat voor alertering zorg draagt en daarvoor een marktconforme vergoeding ontvangt. Desgevraagd ter zitting is meegedeeld dat deze opdrachtovereenkomst is verlengd tot 24 juli 2019.
4. Aan het sluiten van die overeenkomst is onweersproken geen aanbesteding vooraf gegaan. Dat is volgens verweerder onrechtmatig, omdat de overeenkomst volgens hem een aanbestedingsplichtige opdracht bevat, namelijk het exploiteren en onderhouden van een systeem van publicatie en alerts en opsporingsberichten rondom de opsporing van een vermist kind. De bedoeling van verweerder is om die onrechtmatigheid op te heffen door alsnog een aanbestedingsprocedure te starten.
5. Op 12 oktober 2017 heeft Netpresenter B.V. een brief gekregen van drs. P. de Meij, Directeur Operatiën en tijdelijk portefeuillehouder Alertering. Deze brief heeft geleid tot de onderhavige beroepszaak bij de bestuursrechter.
6. Eiseressen beschouwen deze brief als een bestuursrechtelijk besluit waarbij - kort gezegd - een aan Netpresenter B.V. verleende subsidie is beëindigd. Omdat eiseressen die subsidie niet beëindigd willen zien, hebben zij bezwaar gemaakt tegen deze brief. Deze brief is volgens verweerder echter bedoeld als informatieve brief over de voortgang ten aanzien van de aanbesteding van een voorziening rond urgente kindvermissingen en een uitnodiging om daarover in gesprek te gaan op 17 oktober 2017. Er is in zijn ogen geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft het bezwaar bij het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk verklaard.
7. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
8. Allereerst ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of de Stichting Amber Alert Europe kan worden ontvangen in haar beroep.
9. Bij de rechtbank is de vraag gerezen of deze stichting voorafgaand aan het onderhavige beroep ook bezwaar heeft gemaakt, nu dat volgens haar niet duidelijk blijkt uit de redactie van het bezwaarschrift. De heer Hoen heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat in het bezwaarschrift weliswaar wordt gesproken over ‘Amber Alert’ als bezwaarmaker, maar dat dit de ‘roepnaam’ van Amber Alert Europe is. De rechtbank volgt deze toelichting, nu dit uit het voorhanden zijnde uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel blijkt. Het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb vormt dus geen beletsel om de Stichting Amber Alert Europe in haar beroep te ontvangen. Ook in het feit dat de beslissing op bezwaar alleen gericht is aan Netpresenter B.V. ziet de rechtbank geen beletsel omdat buiten twijfel is dat verweerder heeft beslist op het bezwaar dat door Netpresenter B.V. en Stichting Amber Alert Europe in één geschrift is ingediend.
10. Verweerder heeft zich om een andere reden op het standpunt gesteld dat de Stichting Amber Alert Europe niet kan worden ontvangen in haar beroep. Volgens hem is deze stichting namelijk geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt geen doel treft. Gelet op de strekking en de reikwijdte van het bestreden besluit - een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in verband met het besluitbegrip - is de Stichting Amber Alert Europe zonder meer belanghebbende. Als indienster van het bezwaar heeft zij een in rechte te beschermen belang bij beoordeling van de vraag of dat bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Pas indien komt vast te staan dat het bezwaar gericht is tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, komt de vraag aan de orde of degene die het rechtsmiddel van bezwaar aanwendt belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5241 en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB3220. 11. Vervolgens ligt aan de rechtbank de vraag voor of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
12. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld een handeling gericht op rechtsgevolg.
13. Zoals ook ter zitting aan de orde is geweest, is het besluit waartegen de beroepen zijn gericht, onmiskenbaar een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, nu een besluit op bezwaar volgens vaste jurisprudentie reeds als zodanig een publiekrechtelijke rechtshandeling behelst.
14. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor beantwoording van de vraag of het bezwaar van eiseressen eveneens is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, meer specifiek een besluit waarbij is beslist om een eerder verleende subsidie te beëindigen.
15. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de brief van 12 oktober 2017, waartegen het bezwaar is gericht, uitsluitend informatief van aard is. Er is geen sprake van mededelingen, die op rechtsgevolg zijn gericht. Een beslissing heeft rechtsgevolg, indien zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel een juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. Er wordt in de brief weliswaar melding gemaakt van de inrichting van een aanbestedingsprocedure, maar daarin kan niet het door eiseressen voorgestane rechtsgevolg worden gelezen dat een eerder verleende subsidie wordt beëindigd, nog daargelaten of de Directeur Operatiën en tijdelijk portefeuillehouder Alertering bevoegd is om subsidiebesluiten te nemen.
16. Met andere woorden en zoals ook ter zitting door de rechtbank aan partijen is voorgehouden: deze brief is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en biedt daarom geen rechtsingang bij de bestuursrechter. Verweerder heeft het bezwaar van eiseressen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
17. Al hetgeen partijen in het kader van de gestelde subsidierelatie naar voren hebben gebracht, kan in deze procedure niet meer aan de orde komen. Daarmee wordt eiseressen geen recht op een effectief rechtsmiddel ontnomen, zoals ter zitting naar voren is gebracht, omdat verweerders standpunt in twee bestuursrechtelijke instanties getoetst kan worden.
18. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenverlening bestaat geen aanleiding.