ECLI:NL:RBLIM:2018:11395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
03-7004545-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige meisjes door buurman met onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van twee minderjarige meisjes, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud waren. De verdachte, een buurman van de slachtoffers, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van vijf jaar. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan seksueel binnendringen bij de meisjes, en baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, alsook op de context waarin de misdrijven plaatsvonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, en de verdachte is vrijgesproken van een derde feit dat hem ten laste was gelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft zich gedurende een periode van zeven jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van jonge meisjes, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor hun geestelijke gezondheid. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en hun familie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700454-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1958,
het adres is bekend bij de officier van justitie
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, advocaat kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 november 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:
primair
in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 25 juli 2017 met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair
in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 25 juli 2017 met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 2:
primair
in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2012 met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar
lichaam;
en/of
in of omstreeks de periode van 31 maart 2012 tot en met 30 maart 2013 met [slachtoffer 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair
in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2013 met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 3:
primair
in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 11 mei 2004 met [slachtoffer 3] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar
lichaam;
subsidiair
in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 11 mei 2004 met [slachtoffer 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde en de verdachte vrij te spreken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en het onder feit 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 3 aan de verdachte ten laste is gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank baseert de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen.
De aangifte van [slachtoffer 1] door [moeder slachtoffer] [2]
Op 29 juli 2017 heeft [moeder slachtoffer] (hierna: [moeder slachtoffer] ) namens haar dochter [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012, aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte. Ze verklaarde dat [slachtoffer 1] afgelopen maandag naast haar, onder een dekbedje, op de bank zat. Op een gegeven moment zei [slachtoffer 1] spontaan: “Mamma, weet je, [verdachte 1] heeft mij van onder gelikt.” [moeder slachtoffer] heeft toen gevraagd waar het was gebeurd, wanneer het was gebeurd en hoe vaak het was gebeurd. [slachtoffer 1] antwoordde dat [verdachte 1] haar van achteren had gelikt, onder bij haar billen. Ze ging met haar handje naar haar kruis bij haar vagina en maakte open- en dichtgaande bewegingen. Ze zei ook dat het gebeurd was op de avond dat ze bij [verdachte 1] was geweest toen [moeder slachtoffer] met [vrouw van verdachte] , de vrouw van [verdachte 1] , was gaan kienen. [moeder slachtoffer] verklaarde dat dat op een vrijdagavond was, al langer dan 2 of 3 maanden geleden.
[moeder slachtoffer] verklaarde verder dat de verdachte wel vaker, een keer of 5, samen met [slachtoffer 1] met de hond is gaan wandelen. Eén keer toen [slachtoffer 1] met de verdachte de hond was gaan uitlaten, bleven ze lang weg. De vrouw van de verdachte was toen bij [moeder slachtoffer] . [moeder slachtoffer] is samen met de vrouw van de verdachte naar het huis van de verdachte gegaan. De verdachte kwam daar samen met [slachtoffer 1] uit de slaapkamer gelopen.
De verklaring van [slachtoffer 1] [3]
[slachtoffer 1] is op 30 augustus 2017 in een kindvriendelijke verhoorstudio verhoord door een zedenrechercheur. Tijdens het studioverhoor verklaarde [slachtoffer 1] : “Ik kom praten over [verdachte 1] . Die heeft daar (wijst voorkant/kruis aan) aan mijn billen gelikt en dat vond ik niet leuk. Ik duwde hem altijd weg als hij dat doet. En hij pakt mijn hand om de pilie aan te raken.”
Verder zei ze:
  • “dat hij dat meer keer doet en likken ook meer keer
  • zij met [verdachte 1] doet spelen bij [verdachte 1] thuis
  • zij dan met zijn tweetjes thuis in de huiskamer zijn
  • als [verdachte 1] haar billen likt er niemand bij is, mama ook niet
  • alleen [verdachte 1] erbij is
  • hij likt dan met de tong, dáár (wijst haar kruis aan)
  • [verdachte 1] haar hand pakt om zijn pilie aan te raken
  • zij dat niet leuk vindt
  • zij dan moet duwen
  • als hij doet likken doet hij haar broek en onderbroek naar onderen
  • hij zegt dan knabbel
  • het altijd dezelfde keer is als hij doet likken en hij haar hand pakt om aan de pielie te zitten
  • er nooit iemand bij is geweest.”
Aan [slachtoffer 1] werd door de zedenrechercheur gevraagd waar [verdachte 1] precies likt. [slachtoffer 1] zei toen: “Er in.” Vervolgens deed [slachtoffer 1] haar beentjes uit elkaar en wees naar haar kruis en zei: “Hier binnen in, helemaal tot aan mijn botten.”
De verklaring van de zedenrechercheur [4]
Op 28 augustus 2017 kwam gecertificeerd zedenrechercheur Fessl (hierna: de zedenrechercheur) bij [slachtoffer 1] thuis ter voorbereiding op het studioverhoor. Toen de zedenrechercheur aan [slachtoffer 1] vroeg wie haar buurman was, verklaarde [slachtoffer 1] : “ [verdachte 1] . Hij doet heel vaak aan mijn billen likken en dat vind ik niet fijn.”
De verklaring van getuige [getuige 1] [5]
[getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) verklaarde dat zij [slachtoffer 1] paardrijles geeft. Volgens [getuige 1] heeft [slachtoffer 1] haar in de zomervakantie 2017 het volgende verteld: “dat [verdachte 1] haar gelikt heeft van voren en van achter deed het de meeste pijn en als [verdachte 1] op haar lag, dat dit zo zwaar was.” [getuige 1] verklaarde dat [slachtoffer 1] heel angstig keek toen zij dit vertelde.
De aangifte van [slachtoffer 2] [6]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum 3] 2000, heeft op 21 november 2017 aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte. Ze vertelde dat het seksueel misbruik plaatsvond bij haar thuis in haar slaapkamer en dat het begon toen ze 10 jaar oud was. Haar moeder kwam eerst welterusten zeggen en dan kwam [verdachte 1] . Hij zou dan ook welterusten komen zeggen, maar dat deed hij niet. Hij deed dan haar pyjama uit en ook haar onderbroek. Hij likte haar hele vagina en ging met zijn tong over haar vagina op en neer. Na een paar seconden stopte hij, deed dan zijn vinger in haar vagina en ging op en neer met zijn vinger in haar vagina. Voor een klein meisje deed dat best pijn. Hij had van tevoren haar benen uit elkaar gehaald en ze bleef dan zo liggen want ze durfde toen niks te doen. Ze deed haar pyjama zelf weer aan als hij weg was. Daarna kon ze moeilijk in slaap komen, omdat ze pijn had aan haar vagina. Het gebeurde bijna iedere avond. Als hij er een keer niet was, dan was ze erg opgelucht. Hij heeft haar ook een keer meegenomen naar Mondo Verde in Landgraaf, waar een rivier lag. Hij nam haar toen mee in zijn auto. Hij wilde haar toen in de auto op haar mond kussen, maar zij draaide iedere keer haar hoofd weg waardoor hij haar alleen op haar wangen raakte. Hij heeft haar 2 of 3 keer meegenomen.
Toen ze 12 jaar was kreeg haar moeder ruzie met [verdachte 1] en toen was er geen contact meer. [verdachte 1] woonde tegenover haar in de straat. Zij woonde op de eerste verdieping en hij woonde op de begane grond. Toen het contact al verbroken was, is ze bij haar opa en oma gaan wonen omdat ze [verdachte 1] niet meer wilde zien. Haar moeder wist niet dat dit de reden was dat ze bij haar opa en oma wilde wonen. Ze heeft het een paar maanden geleden voor het eerst aan een vriend verteld, [getuige 2] .
De verklaring van getuige [getuige 2] [7]
[getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) verklaarde dat hij een vriend is van [slachtoffer 2] . Hij kent haar ruim 1,5 jaar. Ze vertelde hem eind zomer 2017 dat ze seksueel was betast door de overbuurman, op intieme plaatsen. Ze vertelde dat het gebeurde toen ze een jaar of 10 was en hij haar naar bed bracht. Ze huilde en zei dat ze het nooit iemand verteld had.
De verklaring van getuige [getuige 3] [8]
[getuige 3] verklaarde dat [slachtoffer 2] in 2013 of 2014 bij haar ouders is gaan wonen. Ze heeft daar twee jaar lang gewoond.
De verklaring van de verdachte
Met betrekking tot [slachtoffer 1] heeft de verdachte aangegeven dat hij ongeveer 2 keer per week bij de familie [slachtoffer 1] thuis kwam. Hij was wel eens met [slachtoffer 1] alleen als ze samen hun hondjes uitlieten. [9] Volgens de verdachte was hij een keer met [slachtoffer 1] met de hond gaan wandelen en toen ze terugkwamen zijn ze samen even binnen in zijn huis geweest, 5 of 10 minuutjes. Hij heeft haar toen wat te eten gegeven, Fruittella, en toen rende de hond naar de slaapkamer en rende [slachtoffer 1] er achteraan. Zijn vrouw en de moeder van [slachtoffer 1] kwamen er aan en zagen hem met [slachtoffer 1] uit de slaapkamer komen. [10] Hij is ook met [slachtoffer 1] alleen geweest toen hij zijn vrouw en [slachtoffer 1] ’s moeder in zijn auto naar het kienen had gebracht en [slachtoffer 1] met hem alleen mee terug naar huis ging. De verdachte dacht dat dit plaatsvond toen [slachtoffer 1] en haar zusje jarig waren en het was koud, want hij had in de auto de verwarming aan. [11]
Met betrekking tot [slachtoffer 2] heeft de verdachte verklaard dat hij met haar naar de schaatsbaan is geweest in Landgraaf. Zij zat toen bij hem in de auto en hij is toen met haar bij Mondo Verde bij de vijver geweest. [12] Op vragen van de verbalisanten heeft de verdachte toegegeven dat hij wel eens bij [slachtoffer 2] op de slaapkamer kwam om welterusten te zeggen. [13] Toen de verdachte door de verbalisanten herhaaldelijk werd gevraagd hoe vaak hij bij [slachtoffer 2] en haar moeder thuis kwam, gaf hij uiteindelijk toe dat hij daar 2 jaar lang ongeveer 2 keer per week kwam. [14] Zij en haar moeder woonden tegenover hem in de straat, [slachtoffer 2] en haar moeder op de eerste verdieping en hij op de begane grond. [15]
De bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling dient ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door het slachtoffer genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit betekent dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het slachtoffer en verdachte tegenover elkaar staan - de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging mag - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) verklaring van het slachtoffer volgen, maar moet óók gesteund worden door ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron dan het slachtoffer.
Dat
steunbewijshoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf, maar kan ook betrekking hebben op de context, oftewel de omstandigheden, waaronder deze werden verricht (HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354 en HR 15 mei 2018, ECLI:NL:PHR:2018:217).
Volgens rechtspraak van de Hoge Raad van 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1216) kan verder van steunbewijs in de zin van
schakelbewijssprake zijn als sprake is van meerdere feiten met verschillende slachtoffers en de verklaringen van deze slachtoffers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan de verdachte verweten handelingen en de wijze waarop of de omstandigheden waaronder die handelingen plaatsvonden, waardoor er een patroon (modus operandi) herkenbaar aanwezig is in het gedrag van de verdachte.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de handelingen die door de verdachte bij hen, ieder afzonderlijk, zijn verricht, betrouwbaar zijn. De beantwoording van die vraag is van cruciaal belang, omdat de inhoud van hun verklaringen staat tegenover de stellige ontkenning van de zijde van verdachte dat hij de ten laste gelegde seksuele handelingen verricht heeft. De verklaringen moeten daarom kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als betrouwbaar zijn aan te merken. Ter zake [slachtoffer 1] voelt de rechtbank zich daarin gesteund omdat zij consistent en ook uit eigen beweging heeft verklaard tegen zowel haar moeder, haar paardrijlerares [getuige 1] en de zedenrechercheur. De wijze waarop ze het gebeurde omschreven heeft, is authentiek voor een vijfjarige. Ze heeft bovendien details genoemd waar een kind van 5 jaar normaal gesproken geen weet van heeft en die niet zomaar verzint. Zo heeft ze beschreven dat “ [verdachte 1] haar hand pakt om zijn pilie aan te raken en dat zij dan moet duwen”. Toen [slachtoffer 1] gevraagd werd waar de verdachte precies likt, deed [slachtoffer 1] haar beentjes uit elkaar, wees naar haar kruis en zei: “Hier binnen in, helemaal tot aan mijn botten”.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] eveneens betrouwbaar nu die gedetailleerd is en ze bovendien consistent heeft verklaard. Eerst ten overstaan van de politie en later ten overstaan van de rechter-commissaris. De door haar in haar verklaring genoemde omstandigheden die te controleren waren, konden worden geverifieerd. Zo gaf [slachtoffer 2] aan dat de verdachte tegenover haar in de straat woonde, hij op de begane grond en zij op de eerste verdieping. Dat gegeven heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd. Ook vertelde [slachtoffer 2] dat zij, nadat het seksueel misbruik stopte, bij haar opa en oma in Eygelshoven was gaan wonen omdat ze de verdachte niet meer wilde zien. Deze verhuizing wordt bevestigd door de moeder van [slachtoffer 2] , [getuige 3] . Ook heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat zij een aantal maanden voor haar aangifte voor het eerst over het gebeurde heeft gesproken met een vriend, [getuige 2] . [getuige 2] is door de politie als getuige gehoord en bevestigde dit bij zijn verhoor door de politie, door te zeggen dat [slachtoffer 2] hem eind zomer 2017 had verteld dat ze seksueel was betast door de overbuurman.
Schakelbewijs
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de aard van de bij hen door de verdachte verrichte handelingen, de omstandigheden waaronder tot die handelingen werd gekomen en hun jonge leeftijd ten tijde van de handelingen, op essentiële punten overeenstemmen. De rechtbank leidt hieruit een modus operandi van verdachte af.
Deze modus operandi kenmerkt zich als volgt. De verdachte heeft eerst een band opgebouwd met de ouders van jonge meisjes uit de straat waar hij woonde. Hierdoor kwam hij ook in contact met de jonge buurmeisjes zelf en kwam hij regelmatig bij ze thuis. Vervolgens heeft hij ervoor zorggedragen dat hij met deze jonge meisjes alleen werd gelaten (door ergens met ze naartoe te rijden, ze welterusten te komen zeggen, samen het hondje uit te laten), zonder dat de ouders van deze meisjes daar een probleem van maakten. Tijdens deze momenten heeft hij handelingen bij deze meisjes, onder de twaalf jaar oud, verricht. Deze handelingen bestonden mede uit het likken van de vagina.
De omstandigheid dat sprake is van twee afzonderlijke, betrouwbaar geachte verklaringen van soortgelijke, zo niet identieke, delicten tegen dezelfde verdachte kan in deze zaak tot geen andere conclusie leiden dan dat deze verklaringen elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen. De verklaring van [slachtoffer 1] kan in dit concrete geval daarom dienen als schakelbewijs voor die van [slachtoffer 2] en andersom. Dit maakt dat in beide zaken sprake is van een ondersteunende verklaring, afkomstig uit een andere bron.
Steunbewijs
Daar komt nog bij dat de rechtbank voor zowel de verklaring van [slachtoffer 1] als die van [slachtoffer 2] , ook in een ander bewijsmiddel steunbewijs aanwezig acht. De rechtbank vindt dit steunbewijs in de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij seksuele handelingen bij de meisjes heeft verricht, maar wel verklaard over de context waarbinnen deze handelingen, volgens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , plaatsvonden.
Zo heeft de verdachte verklaard dat hij met [slachtoffer 1] alleen is geweest toen haar moeder en zijn vrouw naar het kienen waren. Dit is het moment geweest waarop, zo gaf [slachtoffer 1] bij haar moeder [moeder slachtoffer] aan, de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft verder verklaard dat hij alleen was met [slachtoffer 1] als ze samen het hondje uitlieten en dat hij daarna ook een keer met haar alleen in zijn woning is geweest. Dit stemt overeen met de verklaring van [moeder slachtoffer] , over de momenten dat [slachtoffer 1] volgens haar met de verdachte alleen was. [slachtoffer 1] heeft zelf verklaard dat het gebeurde als ze bij [verdachte 1] thuis was en er niemand anders bij was.
Ook heeft de verdachte toegegeven dat hij in een periode van 2 jaar, ongeveer 2 keer per week bij [slachtoffer 2] thuis kwam. Hij kwam haar dan ook wel eens welterusten zeggen. Ook is hij wel eens met haar met zijn auto naar Landgraaf gegaan en gestopt bij het riviertje bij Mondo Verde. Dit stemt overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] over de periode van het misbruik en de momenten waarop dit plaatsvond: toen de verdachte haar welterusten kwam zeggen en toen ze met de auto naar Landgraaf gingen en bij Mondo Verde stopten.
De aard van de handelingen
[slachtoffer 1] verklaarde dat de verdachte bij haar handelingen verrichtte, die mede bestonden uit het met de tong likken van de vagina, ook erin. [slachtoffer 1] verklaarde immers expliciet terwijl ze naar haar kruis wees: “Hier binnen in, helemaal tot aan mijn botten.” In het geval van [slachtoffer 2] bestonden de handelingen mede uit het met een vinger binnengaan van haar vagina en het likken van haar vagina.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking valt onder de begripsomschrijving van ‘seksueel binnendringen’. De vagina vormt een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Het likken en/of met een vinger gaan tussen de schaamlippen is een seksuele handeling die daarom ook als seksueel binnendringen van het lichaam wordt aangemerkt (HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910). Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig, maar ook overtuigend, bewezen dat de verdachte handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam.
De periode
Over de periode waarbinnen de handelingen hebben plaatsgevonden overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] heeft tegen haar moeder gezegd - zo verklaart [moeder slachtoffer] in de aangifte - dat het seksueel misbruik plaatsvond toen [moeder slachtoffer] met de vrouw van de verdachte was gaan kienen en zij met [verdachte 1] alleen was. [moeder slachtoffer] verklaarde dat die bewuste avond op het moment van aangifte (29 juli 2017) al langer dan 2 of 3 maanden geleden was. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] alleen is geweest toen hij zijn vrouw en [moeder slachtoffer] naar het kienen had gebracht. Het was volgens de verdachte toen het koud was en [slachtoffer 1] en haar zusje jarig waren. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] op [geboortedatum 2] 2017 jarig was. [slachtoffer 1] verklaarde dat de verdachte het likken meerdere keren heeft gedaan. [slachtoffer 1] vertelde haar moeder hierover op maandag 24 juli 2017. De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] plaatsvond in de periode van [geboortedatum 2] 2017 tot en met 24 juli 2017.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat het seksueel misbruik begon toen zij 10 jaar oud was. Het stopte toen ze 12 was, in het jaar 2012. [slachtoffer 2] werd 10 jaar oud op 31 maart 2010 en werd 12 jaar oud op 31 maart 2012. De rechtbank leidt daaruit af dat het misbruik van [slachtoffer 2] in een periode van ongeveer twee jaar plaatsvond. De verdachte gaf bij de politie toe dat hij 2 jaar lang, ongeveer 2 keer per week, bij [slachtoffer 2] en haar moeder thuis kwam. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] plaatsvond in de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2012.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van [geboortedatum 2] 2017 tot en met 24 juli 2017 in de gemeente [geboorteplaats] meermalen met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.
in de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2012 in de gemeente [geboorteplaats] meermalen met [slachtoffer 2] , geboren op 31 maart 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het/de volgende strafbare feit/en op:
T.a.v. feit 1 primair:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2 primair:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater K. Foeken heeft op 1 juni 2018 rapport uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. Uit zijn onderzoek kwamen geen aanwijzingen naar voren voor een ziekelijke stoornis of cognitieve beperking bij de verdachte. De psycholoog M.J.H. Legra heeft over de geestvermogens van de verdachte op 15 juni 2018 een rapport uitgebracht. Legra adviseerde het ten laste gelegde, indien bewezen, toe te rekenen aan de verdachte
‘gezien het ontbreken van een stoornis en gezien de inschatting dat het lage verbale IQ geen invloed heeft gehad op de kennende of sturende functies ten tijde van het ten laste gelegde’.
De psycholoog C. Clarijs heeft op 15 februari 2018 rapport uitgebracht. Ook Clarijs heeft geen stoornis bij de verdachte kunnen vaststellen.
De rechtbank komt op basis van de in deze rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen tot de conclusie dat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf vordert hij de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering op 18 juli 2018.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven om een gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen voor de duur van 18 maanden en daarvan alleen het deel dat gelijk is aan de duur van het voorarrest onvoorwaardelijk op te leggen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. De verdachte kan dan met de voorwaarden die aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf worden verbonden, aan de slag. Hij is bereid om mee te werken met reclasseringstoezicht en een eventuele behandeling. De raadsman heeft aangegeven dat daarnaast ook een taakstraf zou kunnen worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die op dat moment nog zeer jong waren. Hierbij is de verdachte ook seksueel binnengedrongen bij deze meisjes. Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschonden.
Ook heeft verdachte de normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, voor hen doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in dit geval is dat zo, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] , die ter terechtzitting zijn voorgedragen. Het hele gezin van [slachtoffer 1] is door het handelen van de verdachte geraakt. [slachtoffer 1] vertoont angstig gedrag, ze zoekt voortdurend de veiligheid op door bij haar moeder of schooljuf te blijven en is bang om te slapen. [slachtoffer 2] loopt al jaren rond met hetgeen de verdachte haar heeft aangedaan, en heeft dit pas in de zomer van 2017 voor het eerst aan iemand durven vertellen. Ze vindt het nog steeds moeilijk om over het gebeurde te praten. Ze herinnert zich uit de periode van het misbruik dat het haar (fysiek) pijn deed en dat ze erg bang was. Een vriend van [slachtoffer 2] merkte in de zomer van 2017, dus 5 jaar nadat het misbruik stopte, nog aan haar gedrag dat er iets met haar aan de hand was, ze durfde bijvoorbeeld niet bij hem in de auto te stappen. De verdachte heeft bij de gevolgen voor zijn slachtoffers kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank neemt het de verdachte ook bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen heeft geschaad dat de ouders van [slachtoffer 1] en de moeder van [slachtoffer 2] in hem stelden, toen zij hem toelieten in hun woning en in het contact met hun dochters.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Verder weegt de rechtbank mee dat deze strafzaak ook voor verdachte vervelende gevolgen heeft gehad. De situatie in de straat waar verdachte woonde, ervoer hij niet langer als veilig. Hij heeft daarom spoorslags zijn woning verkocht met een flinke restschuld en is verhuisd naar een huurwoning in een andere plaats. Hij heeft de rechtbank verzocht om zijn nieuwe adres geheim te houden, omdat hij bang is voor represailles. Verdachte is in de schulden geraakt door de verkoop van zijn woning en omdat hij niet kon werken gedurende de tijd dat hij in voorlopige hechtenis zat. Hij vreest bij een veroordeling zijn baan, die zeer belangrijk voor hem is, definitief kwijt te raken.
De rechtbank slaat voorts acht op de over de verdachte opgemaakte rapportages, in het bijzonder de rapportage van de reclassering van 18 juli 2018. De reclassering adviseert de rechtbank om aan de verdachte, bij een veroordeling tot een voorwaardelijk staf, bijzondere voorwaarden op te leggen. Het gaat dan om een contactverbod met de slachtoffers en hun familieleden, een meldplicht bij de reclassering en een verplichting om medewerking te verlenen aan een intakeprocedure voor ambulante zorg, alsmede een verplichting om mee te werken aan ambulante behandeling indien een behandeltraject naar aanleiding van die intakeprocedure geïndiceerd blijkt te zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank de impact die de gepleegde feiten op de slachtoffers hebben gehad, zwaar mee laten wegen.
De rechtbank zal
daarnaastook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden aan de verdachte opleggen en bevelen dat de proeftijd zal worden gesteld op vijf jaren. Gedurende deze proeftijd van vijf jaren zal de verdachte zich moeten houden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen. De verdachte heeft zich vanaf 2010 tot de aangifte door de moeder van [slachtoffer 1] in juli 2017, dus in een periode van 7 jaar, schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van jonge meisjes. De verdachte heeft in die periode twee slachtoffers gemaakt, want nadat het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] in 2012 stopte, maakte de verdachte vijf jaar later, in januari 2017, met [slachtoffer 1] een nieuw slachtoffer. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Het is ook niet uit te sluiten dat verdachte in zijn nieuwe woonomgeving opnieuw in nauw contact zal treden met ouders van jonge meisjes. Een punt van zorg bij de rechtbank is bovendien dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn seksuele voorkeuren. Zo heeft hij in de verhoren bij de politie wisselend verklaard over zijn seksuele activiteiten in het heden en het verleden. In zijn gesprekken met de psychologen en psychiater heeft de verdachte met klem ontkend dat hij pedofiele gevoelens heeft, terwijl hij zich wel schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van twee meisjes van onder de twaalf jaar oud. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden én een lange proeftijd van 5 jaar, waarbinnen de verdachte zich indien nodig zal moeten laten behandelen, acht de rechtbank dan ook noodzakelijk.
De rechtbank zal dus een andere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

7.De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 29 augustus 2018. De onderliggende overwegingen hiertoe waren dat verdachte destijds al geruime tijd (bijna 9 maanden) in voorarrest verbleef en zijn persoonlijke belangen (in het bijzonder de ziekte van zijn vrouw en het hervatten van zijn werk) inmiddels prevaleerden boven het belang van een geschokte rechtsorde bij voortduring van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft zich ambtshalve beraden over het al dan niet laten voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De situatie zoals die was in augustus 2018, is nu niet langer aan de orde. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. Hieruit blijkt reeds dat de rechtbank nog immer ernstige bezwaren en de schok- en recidivegrond aanwezig acht voor de voorlopige hechtenis. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en de verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van de verdachte en dat aan de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom een einde moet komen.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] , wettelijk vertegenwoordigd door
[vertegenwoordiger slachtoffer] ) vordert een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00. Verder vordert zij de wettelijke rente over dit bedrag en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) vordert een bedrag van € 23,65 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit de reiskosten naar het slachtofferloket te Maastricht
(€ 18,65) en de parkeerkosten (€ 5,00). Daarnaast vordert zij een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00. Zij vordert ook de wettelijke rente over deze bedragen en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toewijsbaar.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het standpunt van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van artikel 361, tweede lid, onder b Sv is een benadeelde partij enkel ontvankelijk in zijn vordering indien hem rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Er is ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding ook voldaan aan het in artikel 6:106 lid 1 onder b BW genoemde vereiste dat sprake is van aantasting in de persoon. De hoogte van de gevorderde immateriële schade (in beide gevallen € 5.000,00) is niet betwist en sluit ten aanzien van beide benadeelde partijen bovendien aan bij categorie 3 van de Letsellijst schadefonds geweldsmisdrijven.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt ten aanzien van de immateriële schadevergoeding vastgesteld op de datum van dit vonnis, nu sprake is van gefixeerde bedragen. Ten aanzien van de materiële schadevergoeding die aan [slachtoffer 2] wordt toegekend, wordt de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018, de dag waarop de parkeer- en reiskosten zijn gemaakt.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna in het dictum te noemen wijze.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Voorlopige hechtenis
- verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • beveelt dat van de straf een gedeelte, groot
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit; of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden; of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de verdachte gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
- hij moet zich binnen vijf werkdagen volgend op dit vonnis melden bij de reclassering in Maastricht (telefoonnummer 088 804 1502). Hierna moet de verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- hij wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan een intakeprocedure bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst of soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Mocht uit deze intakeprocedure naar voren komen dat een behandeltraject geïndiceerd is, dient de verdachte hieraan mee te werken en zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar worden gegeven, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- hij mag gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [vertegenwoordiger slachtoffer] , [moeder slachtoffer] , [slachtoffer 2] en M. [slachtoffer 2] ;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger slachtoffer] ), wonende te [geboorteplaats] , volledig toe en veroordeelt de verdachte, die voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
van het slachtoffer, [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordigd door
[vertegenwoordiger slachtoffer] ), van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de hiervoor genoemde wettelijke rente tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de
vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling
aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in
zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan
aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , wonende te [geboorteplaats] , volledig toe en veroordeelt de verdachte, die voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 5.023,65 (zegge: vijfduizenddrieëntwintig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over het bedrag van € 23,65 vanaf 24 januari 2018 en over het bedrag van € 5.000,00 vanaf de datum van dit vonnis, tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van € 5.023,65 (zegge: vijfduizendendrieëntwintig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de hiervoor genoemde wettelijke rente tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling
aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in
zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan
aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Drent, voorzitter, mr. A.M. Koster-van der Linden, en
mr. J.B.J. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 25 juli 2017 in de
gemeente [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 25 juli 2017 in de
gemeente [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
- uittrekken en/of naar beneden doen van de broek en/of de onderbroek van die
[slachtoffer 1] en/of
- betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de borsten en/of de vagina
van die [slachtoffer 1] en/of
- likken van de vagina en/of de schaamlippen en/of de billen en/of de anus van
die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van een hand van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
brengen van die hand naar en/of op zijn, verdachtes, penis en/of
(vervolgens) zich door die [slachtoffer 1] af laten trekken en/of tegen die [slachtoffer 1] zeggen
dat zij (met haar hand) (aan zijn pielie) moest duwen en/of door die [slachtoffer 1]
laten betasten en/of aanraken van zijn, verdachtes, penis en/of
- met zijn, verdachtes, lichaam gaan en of blijven liggen en/of zitten op het
lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2012 in de
gemeente [geboorteplaats] en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 2] (geboren op 31 maart 2000), die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 2] ;
en/of
hij
in of omstreeks de periode van 31 maart 2012 tot en met 30 maart 2013 in de
gemeente [geboorteplaats] en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 2] (geboren op 31 maart 2000), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij
in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 30 maart 2013 in de
gemeente [geboorteplaats] en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 2] (geboren op 31 maart 2000), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- uittrekken en/of naar beneden doen van de kleding en/of de onderbroek van
die [slachtoffer 2] en/of
- aanraken en/of betasten van en/of wrijven over de benen en/of de borsten
en/of de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- uit elkaar doen van de benen van die [slachtoffer 2] en/of
- likken van de vagina en/of de schaamlippen en/of de billen en/of de anus van
die [slachtoffer 2] en/of
- tonen van zijn, verdachtes, (gedeeltelijk) (ontblote) penis aan die [slachtoffer 2] ;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 11 mei 2004 in de
gemeente [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 3] (geboren op 12 mei 1993), die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 3] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 11 mei 2004 in de
gemeente [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met [slachtoffer 3] (geboren op 12 mei 1993), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- aanraken en/of betasten van en/of wrijven over de borsten en/of de vagina
van die [slachtoffer 3] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van een hand van die [slachtoffer 3] en/of
(vervolgens) brengen van die hand naar en/of op zijn, verdachtes, penis en/of
(vervolgens) zich door die [slachtoffer 3] af laten trekken en/of door die
[slachtoffer 3] laten betasten en/of aanraken van zijn, verdachtes, penis en/of
- vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
(vervolgens) duwen en/of brengen van het hoofd van die [slachtoffer 3] naar en/of
in de richting van zijn, verdachtes, penis

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst regionale recherche, afdeling Zeden, proces-verbaalnummer LBRBC17020-23, gesloten d.d. 23 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 218.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2017, pagina’s 94 tot en met 100.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2017, pagina’s 107 tot en met 108.
4.Proces-verbaal voorbereiding studioverhoor d.d. 28 augustus 2017, pagina’s 104 tot en met 105.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 oktober 2017, pagina’s 126 tot en met 130.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 november 2017, pagina’s 163 tot en met 171.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 december 2017, pagina’s 181 tot en met 184.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 december 2017, pagina’s 174 tot en met 179.
9.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina 65.
10.Proces-verhaal van tweede verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina 68 en pagina 80.
11.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. december 2017, pagina’s 65 tot en met 66.
12.proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina’s 60 tot en met 61
13.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina 62.
14.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina’s 63 tot en met 64 en proces-verbaal van derde verhoor verdachte d.d. 6 december 2017, pagina 73.
15.De verklaring van de verdachte ter zitting d.d. 21 november 2018.