2.1.De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. [eiseres] exploiteert een installatiebedrijf. [gedaagde] drijft (door middel van verschillende rechtspersonen) een onderneming die onder meer zonnepanelen installeert.
[gedaagde] was bestuurder van “ [naam BV 2] B.V.” (hierna: de Handelsonderneming). Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel betroffen de activiteiten van de Handelsonderneming (productie 2 dagvaarding):
“(…) Detailhandel via internet in overige non-food -het voeren van een handelsonderneming, onder meer door middel van de exploitatie van een web-shop op het gebied van loodgieters- en verwarmingsmaterialen en water- en energiebesparende installaties en producten; -het verlenen van advies, waaronder technisch advies op het gebied van het besparen van energie en water alsmede op het gebied van duurzame energie, verwarming en duurzaamheid.”
In het verleden hebben partijen samengewerkt, in die zin dat [eiseres] in opdracht en voor rekening van de Handelsonderneming werkzaamheden verrichtte (waaronder het leveren en monteren van zonnepanelen) ten behoeve van klanten van de handelsonderneming.
Op 3 juni 2015 en 13 april 2016 heeft [eiseres] facturen verzonden aan de Handelsonderneming voor verrichte werkzaamheden voor in totaal € 30.321,53. Naar aanleiding van deze (onbetaald gebleven) facturen is in 2016 tussen deze twee partijen verschil van mening ontstaan.
Op 24 augustus 2016 is opgericht “ [naam BV 3] B.V.” (hierna: de Holding). Enig aandeelhouder en bestuurder is [gedaagde] in persoon. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat bij ‘activiteiten’ vermeld: “Financiële Holdings Holdingdoel” (productie 2 dagvaarding).
Vanaf 24 augustus 2016 is de Holding enig aandeelhouder en bestuurder van de Handelsonderneming (productie 2 dagvaarding).
Op 24 augustus 2016 is opgericht “ [naam BV 4] B.V.” (hierna: Energietechniek). Enig aandeelhouder en bestuurder van Energietechniek is de Holding. De activiteiten van Energietechniek zijn blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel (productie 2 dagvaarding):
“(…) Het voeren van een handelsonderneming, onder meer door middel van exploitatie van een web-shop op het gebied van loodgieters- en verwarmingsmaterialen en water- en energiebesparende installaties en producten. Loodgieterswerkzaamheden. Verwarmingswerkzaamheden. Montage en onderhoud.”
Op 29 augustus 2016 is namens [eiseres] conservatoir beslag gelegd op een Volvo Sedan S60 met kenteken [kenteken] . Het proces-verbaal van beslag is op 31 augustus 2018 aan de Handelsonderneming betekend.
i. Op 31 augustus 2016 heeft [gedaagde] , vanaf het e-mailadres [e-mailadres] aan deurwaarder Batta bericht:
Zojuist hebben wij u brief met referentie 10616213 CR/CR gevonden in onze brievenbus. (…) Verder kan ik u vertellen dat alle bedrijfsgoederen en voertuigen woensdag 24 augustus via Vrijthofnotarissen zijn over gedragen aan de [naam BV 3] Holding.”
Bij dagvaarding van 5 september 2016 heeft [eiseres] de Handelsonderneming in verband met de onbetaald gebleven facturen in rechte betrokken.
Op 24 maart 2017 is de Handelsonderneming bij gebrek aan baten ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Bij vonnis van 24 mei 2017 van deze rechtbank (zaaknummer C/03/225861 / HA ZA 16-550) is de Handelsonderneming veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een hoofdsom van € 30.321,53, buitengerechtelijke kosten (€ 1.078), proceskosten (€ 3.164,75) en beslagkosten (€ 2.118,64), alles te vermeerderen met wettelijke rente (voor de hoofdsom: wettelijke handelsrente) en de nakosten. Dit vonnis heeft kracht van gewijsde gekregen.
Het op de Volvo gelegde beslag bleek achteraf niet uitwinbaar.