3.3Het oordeel van de rechtbank
De aangiftes (in beide parketnummers)
Op 6 juni 2017 heeft [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) voor de eerste keer aangifte gedaan van stalking door de verdachte. [slachtoffer] vertelt dan dat zij een Facebooksite genaamd ‘
Gratis spul voor de lege beurs’beheert. De verdachte heeft zich eind 2016 bij deze site gemeld en heeft toen zijn hulp aangeboden. Op die manier raakte de verdachte in contact met [slachtoffer] en vanaf dat moment kwam de verdachte steeds vaker bij haar over de vloer. In de periode daarna kreeg [slachtoffer] het gevoel dat de verdachte haar als zijn eigendom zag en dat hij haar claimde. Een bericht van de verdachte op 11 mei 2017 aan [slachtoffer] was voor haar de reden om de verdachte te blokkeren. Hierna bleef de verdachte echter toenadering zoeken, terwijl [slachtoffer] aangaf dit niet te willen. Op 14 mei 2017 trof [slachtoffer] de verdachte op een festival in Geleen, waarbij de verdachte [slachtoffer] niet met rust wilde laten. Later die avond heeft de verdachte bij de woning van [slachtoffer] aangebeld, waarbij hij een dode kat in zijn handen had en het deed voorkomen dat dit de kat van [slachtoffer] was. Daarnaast heeft de verdachte sinds het verbreken van het contact door [slachtoffer] dagelijks via Facetime en WhatsApp contact met haar gezocht, heeft hij uit haar naam berichten naar anderen verstuurd en heeft hij leden van haar Facebooksite berichten gestuurd, zo geeft [slachtoffer] in haar aangifte aan.
Op 29 juni 2017 heeft [slachtoffer] een aanvullende verklaring afgelegd naar aanleiding van haar aangifte van 6 juni 2017. Zij heeft toen verklaard dat zij op 19 juni 2017 constant door de verdachte is gebeld. Tussendoor stuurde de verdachte haar sms-berichten. Daarnaast zou de verdachte zich meermalen bij haar woning hebben opgehouden en haar tegenover leden van haar Facebooksite zwart hebben gemaakt.
Ook op 1 september 2017 heeft [slachtoffer] een nadere verklaring afgelegd bij de politie. Zij heeft daarbij verklaard dat de verdachte een nepprofiel op haar naam op Facebook had aangemaakt, dat hij meermalen heeft aangebeld bij haar ex-vriend als zij daar aanwezig was en dat ze van anderen heeft gehoord dat de verdachte vaker langs haar woning fietst.
Op 3 oktober 2017 doet [slachtoffer] aangifte van mishandeling, bedreiging en poging aanranding c.q. verkrachting door de verdachte. [slachtoffer] heeft hierna meermalen aangifte tegen de verdachte gedaan, te weten op 25 oktober 2017 (bedreiging/stalking),
13 januari 2018 (mishandeling), 22 februari 2018 (belediging/stalking), 13 maart 2018 (belediging/smaad), 21 mei 2018 (stalking) en 22 mei 2018 (stalking). Kort en zakelijk weergegeven komen deze aangiftes erop neer dat de verdachte meermalen berichten naar [slachtoffer] en haar bekenden heeft gestuurd, dat hij meermalen via Facebook en Messenger contact heeft gezocht met [slachtoffer] en haar bekenden, dat hij zich meermalen bij de woning en in de straat van [slachtoffer] heeft opgehouden en dat hij [slachtoffer] meermalen heeft gevolgd, gefilmd en lastig gevallen.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij na het verbreken van het contact door [slachtoffer] meermalen heeft geprobeerd contact met haar op te nemen. Hij zocht contact met [slachtoffer] omdat hij haar niet meteen los kon laten. Daarbij heeft [slachtoffer] in die periode ook meerdere malen contact met verdachte opgenomen. De verdachte heeft zelf ook aangifte gedaan tegen [slachtoffer] op 17 januari 2018 (mishandeling), 12 augustus 2018 (belediging/smaad) en 30 september 2018 (belediging/smaad).
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De stelselmatigheid moet van dien aard zijn dat de gedragingen van de verdachte een indringend karakter krijgen.
03/700203-18 en 03/055723-18: het sturen van berichten en het zoeken van contact
In beide zaken wordt de verdachte verweten dat hij [slachtoffer] en haar bekenden meermalen ongewenst berichten heeft gestuurd en dat hij meermalen ongewenst contact heeft opgenomen met [slachtoffer] en bekenden van haar.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van beide procesdossiers en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van vorengenoemd verwijt vast dat [slachtoffer] en de verdachte op de volgende data contact met elkaar hebben gehad:
- [slachtoffer] en de verdachte hebben elkaar op 14 mei 2017 getroffen op een festival in Geleen. Diezelfde avond is de verdachte aan de deur bij de woning van [slachtoffer] geweest om haar de door hem gevonden dode kat te brengen, de kat waarvan de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het de kat van [slachtoffer] was, zo heeft hij verklaard;
- de verdachte heeft op 10 mei 2017, 11 mei 2017, 15 mei 2017, 16 mei 2017,
27 mei 2017, 29 mei 2017, 3 juni 2017, 4 juni 2017, 1 januari 2018 en 6 mei 2018 via WhatsApp berichten aan [slachtoffer] gestuurd. Op 11 mei 2017 en op 4 juni 2017 heeft [slachtoffer] berichten naar de verdachte gestuurd.
Van de overige printscreens van berichten en (gemiste) telefoongesprekken in beide procesdossiers kan de rechtbank niet vaststellen op welke data deze berichten zijn geplaatst of zijn verzonden en wanneer de telefoongesprekken of gemiste oproepen hebben plaatsgevonden. De printscreens zijn ongeordend en zonder datum van het betreffende bericht, gesprek of gemiste oproep als bijlagen aan de procesdossiers toegevoegd. Daarbij kan niet altijd worden vastgesteld wie de betreffende printscreens heeft overgelegd. Bovendien is vaak sprake van dubbele stukken, waarbij soms van dezelfde berichten meerdere printscreens zijn opgenomen, die zijn gemaakt op verschillende data.
De rechtbank merkt daarbij op dat het bij een verdenking van stalking van groot belang is dat de politie de stelselmatigheid van het gedrag van de vermeende dader onderzoekt en dat een degelijke dossiervorming daarbij vereist is. Hoewel uit beide procesdossiers blijkt dat er vaker contact tussen [slachtoffer] en de verdachte heeft plaatsgevonden, is in de meeste gevallen niet vast te stellen wanneer deze contacten hebben plaatsgevonden en derhalve is ook niet vast te stellen of deze hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periodes en in hoeverre het al dan niet gaat om dezelfde berichten.
De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] enerzijds vaak heeft aangegeven dat ze met rust gelaten wilde worden en geen contact wilde met de verdachte, maar dat zij anderzijds op andere momenten ook zelf contact met de verdachte zoekt en/of (lange) telefoon- en of chatgesprekken met hem heeft. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren bovendien dat er over en weer sprake is van berichten sturen over elkaar en elkaar zwartmaken. Ook in het sfeer-proces-verbaal van 27 mei 2018 wordt het beeld geschetst dat er een problematiek is waaraan beide partijen bijdragen.
De rechtbank is van oordeel dat, nu zij slechts kan vaststellen dat de verdachte en [slachtoffer] op bovenstaande genoemde data contact met elkaar hebben gehad, waarbij ook [slachtoffer] contact zoekt met de verdachte, niet kan worden bewezen dat er sprake is van belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De frequentie van deze contacten tussen [slachtoffer] en de verdachte is gelet op de duur van de periode waarin deze plaatsvonden op zichzelf al niet zodanig dat daaruit de vereiste stelselmatigheid kan worden afgeleid. Hoewel goed voorstelbaar is dat voor [slachtoffer] de gedragingen van de verdachte onaangenaam waren, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de intensiteit daarvan zodanig was dat sprake was van de vereiste indringende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Daar komt bij dat het zoeken van toenadering door de verdachte kort na het verbreken van hun relatie door [slachtoffer] kan worden bezien in het licht van die beëindigde relatie. Dat er sprake is geweest van een relatie, die mogelijk verschillend is beleefd door beiden, acht de rechtbank aannemelijk geworden.
De rechtbank zal de verdachte gelet op hetgeen ze hiervoor heeft overwogen vrijspreken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/055723-18 en van het onderdeel meermalen ongewenst contact zoeken met [slachtoffer] en bekenden van [slachtoffer] in de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03/700203-18.
03/700203-18: het meermalen (ongewenst) bij de woning althans in de straat komen
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte zich meermalen ongewenst bij haar woning heeft opgehouden en dat zij van anderen heeft gehoord dat de verdachte vaker door haar straat is gefietst. Zowel bij [slachtoffer] als bij haar overbuurman heeft een camera gehangen. Deze camerabeelden zijn aan het procesdossier toegevoegd en ter terechtzitting getoond. De rechtbank heeft op de camerabeelden, afkomstig van de camera van [slachtoffer] alsmede die van de overbuurman, het volgende waargenomen:
- op 10 januari 2018 wordt door een fietser een voorwerp op de motorkap van de auto van [slachtoffer] gegooid;
- op 11 januari 2018 wordt door een fietser met een sterke lamp in de richting van de woning van [slachtoffer] geflitst en geschenen;
- op 12 januari 2018 wordt door een persoon een fles wijn bij de woning van [slachtoffer] neergezet;
- op 13 januari 2018 wordt door een persoon achter op een bromfiets met licht in de richting van de woning van [slachtoffer] geschenen;
- op 9 februari 2018 loopt een persoon naar de voordeur van de woning van [slachtoffer] en blijft daar ongeveer twintig seconden staan;
- op 11 februari 2018 fietst in de nachtelijke uren vier maal kort achter elkaar een persoon langs de woning van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van haar waarneming van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, gelet op de slechte kwaliteit van deze beelden, niet kan worden vastgesteld dat het steeds om dezelfde persoon gaat op die beelden, laat staan dat kan worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die op deze beelden is te zien.
Gelet op het hiervoor overwogene, is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meermalen ongewenst bij de woning of in de straat van [slachtoffer] is gekomen, met als gevolg dat de verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03/700203-18 moet worden vrijgesproken.
03/700203-18: het meermalen (ongewenst) te volgen en/of te filmen
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte dit onderdeel van de tenlastelegging heeft begaan, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Gelet op het bovenstaande zal de verdachte integraal worden vrijgesproken van zowel het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/700203-18 als in de zaak met parketnummer 03/055723-18.