ECLI:NL:RBMNE:2015:6364

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
16/197313-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van stalking en bedreiging in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Bulgarije, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van stalking en bedreiging, gepleegd in de periode van 25 december 2013 tot en met 19 juli 2014 te Hilversum. De zaak werd eerder behandeld door de politierechter, die de zaak verwees naar de meervoudige strafkamer. Tijdens de zitting op 14 augustus 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. J.M. Keizer. De officier van justitie beschouwde de stalking als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Voor stalking, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, moet er sprake zijn van wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander. De rechtbank concludeerde dat de verdachte contact zocht met de aangever om over eerdere gebeurtenissen te praten en dat er geen bewijs was dat zij opzettelijk inbreuk maakte op de levenssfeer van de aangever.

Met betrekking tot de bedreiging, zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, oordeelde de rechtbank dat de bedreigende uitspraken niet zodanig waren dat bij de aangever redelijke vrees kon ontstaan voor de uitvoering van de bedreiging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/197313-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [1963] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
De strafzaak is eerder behandeld op de zittingen van de politierechter van 11 december 2014 en 2 juni 2015. De politierechter heeft de strafzaak op 2 juni 2015 verwezen naar de meervoudige strafkamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 25 december 2013 tot en met 19 juli 2014 te Hilversum zich schuldig heeft gemaakt aan stalking, dan wel in de periode van 19 juni 2014 tot en met 12 juli 2014 te Hilversum zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde stalking wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde belaging dan wel bedreiging.
De verdediging heeft betoogd dat - samengevat - de berichten van verdachte aan aangever niet als belaging kunnen worden aangemerkt, omdat verdachte vragen had voor aangever over eerdere handelingen van aangever, aangever op deze berichten reageerde en het daarbij niet duidelijk was voor verdachte dat aangever niet gediend was van haar berichten. Verdachte heeft op geen enkel moment het opzet gehad om inbreuk te maken op de levenssfeer van aangever.
Voorts heeft de verdediging ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging betoogd dat de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging hooguit bedreigend zouden kunnen zijn geweest voor de dochter van aangever en niet voor aangever zelf, en dat de opmerkingen van verdachte zijn bedoeld om aangever te vragen hoe hij zou reageren als [A] zijn dochter zou verkrachten. Met betrekking tot het laatste gedachtestreepje dient gekeken te worden, aldus de verdediging, of er redelijke vrees bij aangever op dat punt ontstaan kan zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het haar ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Belaging
Er is - voor zover hier van belang - sprake van belaging (stalking) als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, wanneer iemand wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een andere persoon met het oogmerk die andere persoon te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting, blijkt dat verdachte met aangever [slachtoffer] contact zocht om over gebeurtenissen of een conflict in het verleden te praten en om die reden aangever veelvuldig heeft gebeld en berichten heeft gestuurd.
Uit de tot het dossier behorende berichten van de zijde van [slachtoffer] blijkt dat hij meerdere malen op de berichten van verdachte heeft gereageerd en daarbij verdachte niet op enig moment expliciet heeft laten weten dat zij met haar handelen jegens hem moest stoppen. Dat verdachte dit wellicht impliciet uit de (cynische) toon van de berichten had kunnen afleiden, is te betwijfelen nu verdachte de Nederlandse taal niet vloeiend beheerst. Direct nadat verdachte op 29 juli 2014 door de politie was gehoord in het kader van de onderhavige strafzaak, heeft zij zich verder onthouden van berichten en/of telefoontjes aan het adres van aangever.
De rechtbank heeft gelet op voornoemde omstandigheden niet de overtuiging dat verdachte het opzet had om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Bedreiging
Er is - voor zover hier van belang - sprake van bedreiging, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek Strafrecht, wanneer iemand een persoon bedreigt met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met zware mishandeling.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou kunnen worden.
De rechtbank acht de eerste twee in de tenlastelegging genoemde berichten niet bedreigend voor aangever zelf. Ook is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte het opzet had verdachte met deze bewoordingen te bedreigen. De bewoordingen kunnen ook zo worden uitgelegd dat verdachte aangever vroeg zich in haar situatie te verplaatsen.
Met betrekking tot het derde in de tenlastelegging genoemde bericht, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou kunnen worden.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat het ten laste gelegde feit, primair en subsidiair, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan hetgeen primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R. Creutzberg, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
Primair
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2013 tot en met 19 juli 2014 te Hilversum, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers:
- heeft zij deze [slachtoffer] meermalen post gestuurd en/of
- heeft zij deze [slachtoffer] meermalen gebeld, althans geprobeerd te bellen en/of
- heeft zij deze [slachtoffer] meermalen SMS-berichten en/of whatsapp-berichten
gestuurd en/of
- heeft zij meermalen (telefonisch) contact gezocht met familie van deze
[slachtoffer] ;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2014 tot en met 12 juli 2014 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meerdere SMS-berichten en/of whatsapp-berichten gestuurd met (daarin) de woorden "Wat gaat er gebeuren als [A] komt er en neukt jouw dochter in haar kont?"
en/of " [A] komt er je dochtertje in haar kontje... n en" en/of "Ik kom je lol in klein stukjes snijden", althans (telkens) berichten met woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht