Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
spreekt verdachte vrijvan hetgeen primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Bulgarije, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van stalking en bedreiging, gepleegd in de periode van 25 december 2013 tot en met 19 juli 2014 te Hilversum. De zaak werd eerder behandeld door de politierechter, die de zaak verwees naar de meervoudige strafkamer. Tijdens de zitting op 14 augustus 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. J.M. Keizer. De officier van justitie beschouwde de stalking als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Voor stalking, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, moet er sprake zijn van wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander. De rechtbank concludeerde dat de verdachte contact zocht met de aangever om over eerdere gebeurtenissen te praten en dat er geen bewijs was dat zij opzettelijk inbreuk maakte op de levenssfeer van de aangever.
Met betrekking tot de bedreiging, zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, oordeelde de rechtbank dat de bedreigende uitspraken niet zodanig waren dat bij de aangever redelijke vrees kon ontstaan voor de uitvoering van de bedreiging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.