3.2[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert hiertoe aan dat hij als erfgenaam in de rechten van zijn ouders is getreden, op grond waarvan hij vijf vorderingen op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft. In de eerste plaats betreft dit een lening die de ouders van partijen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hebben verstrekt van (omgerekend) € 11.480,64, welke lening opeisbaar is geworden met het overlijden van de langstlevende ouder. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert terugbetaling van het geleende bedrag, vermeerderd met € 4.133,03 aan onbetaald gebleven rentetermijnen. In de tweede plaats stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onrechtmatig is verrijkt doordat hij met zijn ouders een onroerende zaak heeft gekocht van [naam] voor een koopprijs van € 453.500,-, waarbij de ouders een bedrag van € 40.000,- hebben betaald in mindering op die koopprijs. Bovendien heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten onrechte jaarlijks de rente van 9% over het bedrag van € 40.000,- ontvangen van [naam] , aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De ongerechtvaardigde verrijking is niet alleen gelegen in het bedrag van € 40.000,-, maar ook in het feit dat niet de ouders, maar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] jaarlijks de overeengekomen vergoeding van 9% rente over dit bedrag van [naam] heeft ontvangen. Dit betreft in totaal (op 26 februari 2018) € 14.400,-. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt verder dat hij als erfgenaam met [naam] is overeengekomen dat hij afziet van de door hem geërfde rechten uit de koopovereenkomst en dat [naam] hem in zijn hoedanigheid heeft ontslagen uit de verplichtingen uit die overeenkomst. In de derde plaats stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder rechtsgrond na het overlijden van de moeder van partijen nog geld van haar rekening heeft gepind of naar zijn eigen rekening heeft laten overmaken. Dit betreft een bedrag van in totaal € 14.350,-, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert 75% van de bedragen genoemd in de drie posten omdat de legitieme portie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] 25% bedraagt. In de vierde plaats heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangevoerd dat de nalatenschap van de moeder van partijen door zorgverzekeraar CZ is aangesproken tot terugbetaling van € 15.277,24, wegens een ten onrechte ontvangen PGB-uitkering. Omdat die vordering een schuld van de nalatenschap betreft, komt 25% daarvan ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als legitimaris, zodat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag van € 3.819,29 moet vergoeden, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Tot slot heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij in 2008 een geldlening van € 40.000,- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verstrekt. Hij vordert nu terugbetaling van dat bedrag, onder verrekening van de legitieme portie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] berekent op € 34.000,-, zodat een vordering van € 6.000,- op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] resteert, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .