ECLI:NL:RBLIM:2018:10372

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
C/03/246869 / HA ZA 18-113
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen broers over legitieme portie en inzage in nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee broers over de nalatenschap van hun overleden moeder. De eiser, die als enige erfgenaam is aangewezen en tevens als executeur is benoemd, heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. De gedaagde, zijn broer, heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser vorderingen heeft ingediend tegen de gedaagde, die betrekking hebben op een lening, onrechtmatige verrijking, en bedragen die de gedaagde na het overlijden van hun moeder van haar rekening heeft gepind. De gedaagde heeft op zijn beurt vorderingen ingesteld in reconventie, waarin hij inzage en afschrift van bepaalde documenten eist om zijn legitieme portie te berekenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser kan worden ontvangen in zijn vorderingen, en dat de gedaagde recht heeft op inzage in de gevraagde documenten. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde tot inzage en afschrift toegewezen, met de bepaling dat de kosten voor het verstrekken van deze informatie voor rekening van de nalatenschap komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de overige vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/246869 / HA ZA 18-113
Vonnis van 31 oktober 2018
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.J.M. Goumans,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. F.H.I. Hundscheid
Partijen zullen hierna ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ en ‘ [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ’ worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 februari 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met een productie;
- de akte in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 22 augustus 2018.
1.2
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en reconventie

2.1
De rechtbank gaat, voor zover thans van belang, uit van de volgende vaststaande feiten:
a. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn de enige kinderen uit het huwelijk van de ouders [familienaam] . Op 31 oktober 2015 is de moeder van partijen, mevrouw [naam moeder] , als langstlevende ouder overleden.
Mevrouw [naam moeder] heeft bij testament [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangewezen als enig erfgenaam en hem benoemd tot executeur. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Ook heeft hij de executeursbenoeming aanvaard.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie.
Bij e-mail van 11 mei 2016 heeft [naam assurantieadviseur] , assurantieadviseur, aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geschreven (productie 19 zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ):
“Hallo [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
(…)
Graag verneemt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] officieel (schriftelijk) van jou of jij jouw legitieme opeist zodat hiermee in de aangifte rekening gehouden kan worden.
Tevens graag jouw reactie op de geldleningsovereenkomst, de schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan ook (deels) verrekend worden met jouw legitieme deel. (…)”
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hierop bij e-mail op dezelfde dag geantwoord:
“Hoi [naam assurantieadviseur] ,
(…)
Ik wil bij deze bevestigen dat ik mijn legitieme opeis.
Mijn legitieme mag voor 80% afgelost worden aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , mits eerdere mondelinge afspraken over geiten tuin overeind blijft. Die andere 20% zal ik geven aan mijn kinderen. (…)”

3.Het geschil

In conventie

3.1
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de somma van € 72.575,41, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover berekend vanaf 2 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede
6% rente per jaar over € 8.610,48, berekend vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede
9% rente per jaar over € 30.000,-, berekend vanaf 26 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede
e wettelijke rente over € 10.762,50, berekend vanaf 2 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede
de wettelijke rente over € 3.819,29, berekend vanaf 2 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede
de wettelijke rente over € 6.000,- berekend vanaf 2 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
voorts [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen in de kosten van de procedure, die van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen.
3.2
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert hiertoe aan dat hij als erfgenaam in de rechten van zijn ouders is getreden, op grond waarvan hij vijf vorderingen op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft. In de eerste plaats betreft dit een lening die de ouders van partijen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hebben verstrekt van (omgerekend) € 11.480,64, welke lening opeisbaar is geworden met het overlijden van de langstlevende ouder. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert terugbetaling van het geleende bedrag, vermeerderd met € 4.133,03 aan onbetaald gebleven rentetermijnen. In de tweede plaats stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onrechtmatig is verrijkt doordat hij met zijn ouders een onroerende zaak heeft gekocht van [naam] voor een koopprijs van € 453.500,-, waarbij de ouders een bedrag van € 40.000,- hebben betaald in mindering op die koopprijs. Bovendien heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten onrechte jaarlijks de rente van 9% over het bedrag van € 40.000,- ontvangen van [naam] , aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De ongerechtvaardigde verrijking is niet alleen gelegen in het bedrag van € 40.000,-, maar ook in het feit dat niet de ouders, maar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] jaarlijks de overeengekomen vergoeding van 9% rente over dit bedrag van [naam] heeft ontvangen. Dit betreft in totaal (op 26 februari 2018) € 14.400,-. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt verder dat hij als erfgenaam met [naam] is overeengekomen dat hij afziet van de door hem geërfde rechten uit de koopovereenkomst en dat [naam] hem in zijn hoedanigheid heeft ontslagen uit de verplichtingen uit die overeenkomst. In de derde plaats stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder rechtsgrond na het overlijden van de moeder van partijen nog geld van haar rekening heeft gepind of naar zijn eigen rekening heeft laten overmaken. Dit betreft een bedrag van in totaal € 14.350,-, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert 75% van de bedragen genoemd in de drie posten omdat de legitieme portie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] 25% bedraagt. In de vierde plaats heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangevoerd dat de nalatenschap van de moeder van partijen door zorgverzekeraar CZ is aangesproken tot terugbetaling van € 15.277,24, wegens een ten onrechte ontvangen PGB-uitkering. Omdat die vordering een schuld van de nalatenschap betreft, komt 25% daarvan ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als legitimaris, zodat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag van € 3.819,29 moet vergoeden, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Tot slot heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij in 2008 een geldlening van € 40.000,- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verstrekt. Hij vordert nu terugbetaling van dat bedrag, onder verrekening van de legitieme portie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] berekent op € 34.000,-, zodat een vordering van € 6.000,- op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] resteert, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
3.3
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist en zich ten aanzien van de geldlening uit 2008 beroepen op verjaring.
In reconventie
3.4
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] inzage en afschrift te verlenen op de voet van artikel 4:78 BW van de navolgende bescheiden, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om tevens alle inlichtingen te verstrekken (waaronder, maar niet daartoe beperkt, terzake het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn gezin jarenlang gebruiken van de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] ):
de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde naheffing van de fiscus aan de overleden ouders in verband met de bewoning om niet van de woning aan de [adres] in [woonplaats 2] ;
bankafschriften van de beide ouders vanaf 2013;
de testamenten van beide ouders;
e verklaring van erfrecht in de nalatenschap van de vader van partijen;
de aangifte successierecht en de daarop gevolgde aanslagen in beide nalatenschappen;
de WOZ-beschikkingen in beide nalatenschappen;
de IB-aangiften en –aanslagen vanaf 2013 in beide nalatenschappen;
althans [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot het geven van een boedelbeschrijving, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten.
3.5
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert hiertoe aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als executeur op grond van artikel 4:146 BW een boedelbeschrijving moet opmaken en op grond van artikel 4:78 BW aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] inzage en afschrift moet geven van alle bescheiden die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor de berekening van zijn legitieme portie nodig heeft. Daarnaast stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , kort gezegd, dat de nalatenschap een vordering heeft op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond van ongerechtvaardigde verrijking, nu deze volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] elf tot twaalf jaar in de woning van de ouders van partijen heeft gewoond, zonder daarvoor huur of enige andere vergoeding te betalen. In ieder geval heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een inbrengplicht, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
3.6
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft betwist dat hij gedurende elf tot twaalf jaar om niet in de woning heeft gewoond. Daarnaast stelt hij met de overgelegde producties reeds te hebben voldaan aan de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .

4.De beoordeling

4.1
Partijen hebben de rechtbank verzocht eerst te beslissen over de ontvankelijkheid alvorens de comparitie voort te zetten. Nu de vordering met betrekking tot de persoonlijke lening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de vordering in reconventie niet door de eventuele niet-ontvankelijkheid worden geraakt, zullen deze vorderingen – die op comparitie zijn behandeld – ook reeds nu beoordeeld worden.
In conventie
Ontvankelijkheid
4.2
De rechtbank heeft ter comparitie ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn vorderingen – met uitzondering van de persoonlijke geldlening – kan worden ontvangen, nu hij deze vorderingen in persoon heeft ingesteld, terwijl gedurende het beheer van de nalatenschap uitsluitend de executeur bevoegd is de erfgenamen in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
4.3
Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is ter comparitie verklaard dat de nalatenschap al is verdeeld en verrekend, zodat hij uit eigen hoofde de vorderingen kan instellen. Dit blijkt uit de overgelegde correspondentie, aldus de raadsman van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze stelling is zijdens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet betwist.
4.4
De executeur dient – na het voltooien van zijn taak – het beheer zelf te beëindigen. Dit kan hij doen door de goederen ter beschikking van de erfgenamen te stellen (artikel 4:150 lid 1 BW). Dit ter beschikking stellen is feitelijk: een eenvoudige kennisgeving aan de erfgenamen door de executeur dat hij zijn taak als geëindigd beschouwt, volstaat. Aangezien verrekening en verdeling pas mogelijk is nadat de goederen aan de erfgenamen ter beschikking zijn gesteld, begrijpt de rechtbank de (onbetwiste) stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aldus, dat kennelijk zijn taken als executeur zijn voltooid en het beheer is beëindigd.
4.5
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan worden ontvangen in zijn vorderingen. De rechtbank zal voor de mondelinge behandeling van de in dit vonnis niet beoordeelde vorderingen voortzetting van de comparitie bevelen.
De geldlening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
4.6
heeft primair het bestaan van de geldlening betwist. Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is ter comparitie gesteld dat de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen en het bedrag van € 40.000,- in 2008 contant aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is verstrekt, zodat hiervan geen stukken beschikbaar zijn. Het bestaan van de geldlening blijkt volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] echter uit de door hem overgelegde e-mailcorrespondentie tussen [naam assurantieadviseur] (assurantieadviseur) en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , waaronder de e-mailconversatie van 11 mei 2016 (zie rov. 2.1 sub d en e).
4.7
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ter comparitie verklaard dat hij met de in rov. 2.1 sub e weergegeven passage (“mijn legitieme mag voor 80% afgelost worden aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ”) bedoelde dat hij ermee akkoord kon gaan dat de nalatenschap niet 75%-25% zou worden verdeeld, maar 80%-20%, in verband met kosten die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelde te hebben gemaakt. Voorts heeft hij verklaard dat hij in de correspondentie het bestaan van de lening nooit heeft betwist, omdat hij er geen zin meer in had.
4.8
Gelet op de context – de e-mail van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is een reactie op de expliciete vraag van [naam assurantieadviseur] of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn legitieme portie opeist, met het voorstel dat deze verrekend kan worden met de schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit hoofde van de geldleningsovereenkomst – en op de formulering in de e-mail van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , waarin hij spreekt van het ‘aflossen’ van de legitieme, kan de e-mail van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet anders worden uitgelegd dan dat hij daarmee heeft bedoeld dat hij zijn legitieme voor 80% wilde gebruiken om de lening af te lossen en 20% wilde ontvangen om dat aan zijn kinderen te geven. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het bestaan van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde geldlening heeft erkend. In ieder geval heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het bestaan daarvan op dat moment niet betwist, hetgeen wel in de lijn der verwachting had gelegen als deze lening hem niet bekend was, gelet op de expliciete vraag van [naam assurantieadviseur] (“graag jouw reactie op de geldleningsovereenkomst”). De rechtbank voegt hieraan toe dat de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat het zou gaan om de verdeling van de nalatenschap, waarbij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met 20% in plaats van 25% genoegen zou nemen in verband met door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde kosten op geen enkele wijze steun vindt in de tekst van de beide e-mails van 11 mei 2016.
4.9
Subsidiair heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesteld dat, nu er geen schriftelijke overeenkomst van de geldlening bestaat, ook geen afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de opeisbaarheid. Daaruit volgt, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , dat de vordering direct opeisbaar was en inmiddels is verjaard. Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is gesteld dat het feit dat de geldlening niet direct is terugbetaald niet automatisch betekent dat deze is verjaard.
4.1
De opeisbaarheid van geldleningen is geregeld in artikel 7:129 onder e BW. Dit artikel bepaalt dat, als uit de overeenkomst van geldlening geen ander tijdstip voortvloeit, de lener verplicht is het door hem op grond van de overeenkomst verschuldigde terug te geven binnen zes weken nadat de uitlener heeft medegedeeld tot opeising over te gaan. Gelet op de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , die zich bij de onderbouwing van zijn vordering onder meer beroept op de e-mail van [naam assurantieadviseur] van 4 februari 2016 (overgelegd als productie 14) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich (in ieder geval) op 3 februari 2016 beroepen op terugbetaling van de lening. Sindsdien is de verjaringstermijn nog niet verstreken, zodat de rechtbank dit verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal verwerpen.
4.11
Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat sprake is van een opeisbare overeenkomst van geldlening voldoende vaststaat. Bij eindvonnis zal deze vordering worden toegewezen, waarbij de betaling van dit bedrag zal plaatsvinden via verrekening met de legitieme portie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.12
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert vergoeding van wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 januari 2018. Nu niet nader is gemotiveerd waarom de wettelijke rente vanaf die datum berekend moet worden, zal de rechtbank de wettelijke rente berekenen vanaf datum dagvaarding.
In reconventie
4.13
De rechtbank begrijpt de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aldus dat deze primair vordert inzage en afschrift van de in rov. 3.4 onder a tot en met g opgesomde bescheiden en verstrekking van alle inlichtingen, subsidiair het verstrekken van een boedelbeschrijving en meer subsidiair een zodanige beslissing als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
4.14
Voorop staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als legitimaris-niet-erfgenaam recht heeft op inzage in en afschriften van bescheiden om te kunnen berekenen hoe groot zijn legitieme portie is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan daartoe [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanspreken, die in zijn hoedanigheid als enig erfgenaam ingevolge artikel 4:78 lid 1 BW verplicht is de benodigde gegevens aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te verschaffen.
4.15
Uit de bewoordingen “alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft” en “alle daartoe strekkende inlichtingen” in artikel 4:78 lid 1 BW kan worden afgeleid dat dit begrip weliswaar zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel beperkt is tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie (vgl. Rb. Limburg 25 januari 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:803; Vzgr. Rb. Rotterdam, 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7812; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9942). Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f BW. Tot de in aanmerking te nemen giften behoren onder meer giften die door de erflater zijn gedaan aan een afstammeling die ook legitimaris is (art. 4:67, aanhef en onder d BW). Verder geldt als uitgangspunt dat de kosten die met de informatieplicht gepaard gaan, voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt, ten laste van de nalatenschap komen (vgl. Vzgr. Rb. Rotterdam, 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7812).
4.16
De rechtbank acht aannemelijk dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de gevorderde gegevens nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie. Dit is als zodanig niet in geschil tussen partijen, net zo min als in geschil is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als legitimaris recht heeft op inzage en afschrift van deze bescheiden, met uitzondering van de gegevens omtrent de woning aan de [adres] (zie rov. 3.4 onder a). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat sprake is van een schenking en stelt zich op het standpunt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , op wie de stelplicht en bewijslast rust, hieromtrent te weinig heeft gesteld, zodat zijn vordering op dit punt moet worden afgewezen.
4.17
De rechtbank begrijpt de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot het verstrekken van inlichtingen over de vergoeding voor de bewoning van de [adres] aldus dat deze is gegrond op artikel 4:78 BW. De strekking van deze bepaling is juist dat de legitimaris-niet-erfgenaam toegang krijgt tot de informatie die hij nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie. Daarmee strookt niet dat van de legitimaris kan worden verwacht dat deze zelf al gedetailleerde feitelijke informatie over de gevraagde inlichtingen kan verstrekken. Gelet op de formulering van artikel 4:78 BW volstaat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt – en zo nodig bewijst – dat hij legitimaris-niet-erfgenaam is en dat hij de gevraagde inlichtingen nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in dit geval aan deze stelplicht voldaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het bestaan van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde fiscale naheffing niet is betwist. Daarnaast acht de rechtbank aannemelijk dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de gevraagde inlichtingen nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie, nu het – als zou komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de woning om niet heeft bewoond – in beginsel mogelijk is dat dit kan worden aangemerkt als een gift die bij de berekening van de legitieme portie in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank zal de vordering tot inzage en afschrift van de fiscale naheffing uit hoofde van schenkingsrechten en het verstrekken van nadere inlichtingen over de vergoeding voor de bewoning van het pand aan de [adres] dus toewijzen.
4.18
De testamenten van de beide ouders (zie rov. 3.4 sub c), de aangifte successierecht in beide nalatenschappen (rov. 3.4 sub e) en de WOZ-beschikkingen in de nalatenschap van de vader van partijen (rov. 3.4 sub f) zijn reeds overgelegd, zodat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij deze vorderingen geen belang meer heeft. Voor het overige zullen de vorderingen tot inzage en afschrift van de in rov. 3.4 genoemde bescheiden (bij eindvonnis) worden toegewezen, met bepaling dat de daarvoor in redelijkheid te maken kosten voor rekening van de nalatenschap zullen komen. De rechtbank overweegt daarbij dat de verstrekte financiële jaaroverzichten (productie 12 zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ), het uittreksel van de bankrekeningen (productie 15 zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) en de aangiftes erfbelasting niet voldoende zijn voor het bepalen van de omvang van de legitieme portie. Daarvoor is immers de waarde van alle goederen der nalatenschap van belang en moet inzicht verkregen kunnen worden in het bestaan van eventueel in aanmerking te nemen giften. De vordering tot het verstrekken van “alle inlichtingen” is te onbepaald, zodat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.19
De rechtbank acht het redelijk om aan de inlichtingen over de [adres] en de inzage en afgifte van voornoemde stukken een termijn van zes weken na betekening van dit vonnis te verbinden. Voor zover deze stukken en inlichtingen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aanleiding geven tot het aanpassen van zijn stellingen, kunnen deze nieuwe stellingen op de voortgezette comparitie worden besproken.
4.2
Nu de primaire vordering wordt toegewezen komt de rechtbank aan beoordeling van de (meer) subsidiaire vorderingen niet meer toe.
4.21
Gelet op het feit dat partijen broers van elkaar zijn zullen (bij eindvonnis) de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie:
5.1
beveelt voortzetting van de comparitie van partijen op
19 maart 2019bij deze rechtbank, locatie Maastricht, vanaf 13.30 uur;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
In reconventie:
5.3
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen zes weken na betekening van dit vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] inzage en afschrift te verstrekken van de navolgende bescheiden:
de fiscale naheffing uit hoofde van schenkingsrechten, althans de fiscale naheffing in verband met de bewoning door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de [adres] te [woonplaats 2] ;
de bankafschriften van alle rekeningen van beide ouders vanaf 2013;
de verklaring van erfrecht met betrekking tot het overlijden van de vader van partijen;
e aanslagen successierecht in beide nalatenschappen;
de WOZ-beschikking in de nalatenschap van de moeder van partijen;
de IB-aangiften en -aanslagen vanaf 2013 in beide nalatenschappen.
5.4
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen zes weken na betekening van dit vonnis inlichtingen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te verstrekken met betrekking tot de door hem betaalde vergoeding voor de bewoning van de [adres] te [woonplaats 2] ;
5.5
bepaalt dat de kosten voor het verstrekken van inzage, afschrift en inlichtingen voor rekening van de nalatenschap komen;
5.6
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Hurkens, rechter, en in het openbaar uitgesproken.
Type: EH
Coll: