Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
waaronder de bankafschriften, is bij de betreffende bevraagde transacties niet gegeven en bevredigende antwoorden bleven uit, aldus verzoekster. Verzoekster stelt dat zij nog steeds over onvoldoende informatie beschikt om de legitimaire massa en, in het verlengde daarvan, de omvang van haar legitieme portie te kunnen bepalen. Verder is van één van de bankrekening geen volledige inzage geboden. Verweerder heeft weliswaar informatie en inzage in de stukken verschaft maar dat is onvoldoende om - zelfs niet bij benadering - tot een betrouwbare vaststelling van de legitimaire massa te komen. Verzoekster persisteert daarom bij haar oorspronkelijke en haar aanvullende verzoek.
Uit de bewoordingen “alle daartoe strekkende inlichtingen” in artikel 4:78 lid 1 BW kan afgeleid worden dat dit begrip weliswaar zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel beperkt is tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f BW”
“Verder geldt als uitgangspunt dat de kosten die met de informatieplicht gepaard gaan, voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt, ten laste van de nalatenschap komen”.Gelet daarop en op het feit dat partijen broer en zus van elkaar zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de hare draagt en komen de in redelijkheid gemaakte kosten voor het verstrekken van informatie ten laste van de nalatenschap.