In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de aanslag marktgelden voor de zaterdagmarkt te Geleen vernietigd. De zaak betreft de Verordening op de heffing en invordering van markt- en standplaatsgelden Sittard-Geleen 2016, waarin een tarief was opgenomen dat de kosten van elektriciteitsverbruik doorberekende aan marktondernemers, ongeacht of zij daadwerkelijk elektriciteit gebruikten.
Eiser had een aanslag van € 240,99 ontvangen, die onder andere bestond uit een bedrag voor de zaterdagmarkt te Geleen. Eiser maakte echter geen gebruik van elektriciteit en betwistte de redelijkheid van het tarief. De rechtbank oordeelde dat het tarief, dat geen onderscheid maakte tussen ondernemers die wel en geen elektriciteit gebruikten, onredelijk was. De rechtbank stelde vast dat de heffingsambtenaar niet in staat was om de keuze voor dit tariefsysteem deugdelijk te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat het tarief in strijd was met algemeen rechtsbeginsel en verklaarde het onverbindend voor zover het de kosten van elektriciteitsverbruik betrof. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop gemeenten tarieven voor marktgelden kunnen vaststellen, vooral als het gaat om het doorberekenen van kosten die niet direct gerelateerd zijn aan het gebruik van voorzieningen door individuele ondernemers. De rechtbank droeg de gemeente op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.