Overwegingen
1. Eiser was tot 19 november 2014 in dienst bij de politie Limburg, laatstelijk in de functie van brigadier van politie in het RBT Maastricht.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser in verband met ernstig plichtsverzuim op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke tenuitvoerlegging opgelegd. Grondslag voor dit ontslag is dat eiser zich op 10 juni 2014 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets (Gazelle) en dat hij ter voorbereiding van deze diefstal in de periode van 12 mei 2014 tot en met 10 juni 2014 (1) in strijd met de waarheid een mutatie in het politieregistratiesysteem BVH heeft opgemaakt, waarin hij heeft aangegeven dat de fiets door de gemeente zou worden opgehaald, (2) de Gazelle heeft verwisseld met een andere fiets en daarbij een A4-tje en een kinderzitje die bij de Gazelle hoorden aan de andere fiets heeft bevestigd; (3) de Gazelle heeft verplaatst van de dienstfietsenstalling naar de personeelsfietsenstalling, (4) een eigen slot aan de Gazelle heeft bevestigd, en (5) de fiets vier maal verplaatst heeft binnen de personeelsfietsstalling om de indruk te wekken dat hij gebruikt werd. Verweerder heeft voorafgaand aan dit ontslag eiser in kennis gesteld van het voornemen daartoe en hem in de gelegenheid gesteld daartoe zijn zienswijze te geven. Op grond van hetgeen eiser in zijn zienswijze heeft aangegeven (feit niet toerekenbaar wegens psychische toestand op dat moment), heeft verweerder op 21 augustus 2014 een psychiatrische expertise gevraagd. Uit deze expertise zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat eiser psychiatrische symptomen had ten tijde van de in geding zijnde gedragingen. Verweerder acht de opgelegde straf evenredig. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft zich hiermee niet kunnen verenigen en heeft in beroep aangevoerd dat hij geen idee heeft wat hem heeft bewogen de fiets mee te nemen. Hij heeft enorme spijt van het gebeurde. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ten tijde in geding - in tegenstelling tot hetgeen verweerder stelt - wel degelijk verminderd toerekeningsvatbaar was in verband met een psychische ziekte. Hij zat in een emotioneel zware periode en kampte met burnout-klachten c.q. een depressie. Zijn leidinggevenden waren op de hoogte van de angstklachten en in de zomer van 2014 heeft hij in verband met deze klachten een psycholoog bezocht.
Het bestreden besluit is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie ECLI:NL:RBLIM:2014:11305), het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Voor wat betreft de evenredigheid van de opgelegde straf voert eiser aan dat hij een langdurig dienstverband bij de politie heeft (37 jaar) en dat hij altijd loyaal en betrouwbaar heeft gefunctioneerd. Er is sprake van een eenmalig incident en geen sprake van recidivegevaar. 5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), zie onder meer de uitspraak van 20 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:931, is bij beantwoording van de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim van belang of betrokkene de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. 6. Ter onderbouwing van zijn standpunt in beroep heeft eiser medische verklaringen overgelegd van De Medisch Adviseur van 13 december 2015 en van GZ-psycholoog Van Hest van 7 september 2016. Deze verklaringen laten een beeld zien van een posttraumatische stress stoornis (PTSS) die tot forse beperkingen in eisers functioneren heeft geleid en volgens beide verklaringen ook al aanwezig was ten tijde in geding. Volgens het
psychologisch onderzoek dat in opdracht van verweerder door het Team Trauma Diagnostiek (TTDC) op 2 mei 2016 is uitgevoerd zou PTSS echter op grond van de criteria van de zelfinventarisatielijst (ZIL) uitgesloten zijn. Eiser voldoet volgens het TTDC wel aan het criterium van de totaal score, maar niet aan de criteria van de sub-schalen: er worden 2 kenmerken van herbeleven, 0 kenmerken van vermijden en 7 kenmerken van hyperarousal (heftig reageren op minimale prikkels) gerapporteerd. In reactie hierop geeft de door eiser ingeschakelde psycholoog Van Hest op 7 september 2016 aan dat de door TTDC gebruikte criteria (DSM –IV) geen diagnose, maar slechts een classificatie opleveren. Van Hest bespreekt een aantal criteria (D, E en F) en komt op grond hiervan wel tot de conclusie dat er bij eiser sprake is van PTSS en dat hij als gevolg hiervan ook gekomen is tot het wegnemen van de fiets. De op 18 november 2016 door verweerder gegeven toelichting inzake de authenticiteit van de eveneens door eiser ingebrachte, niet ondertekende, rapportage van psychiater Videc acht de rechtbank plausibel. Psychiater Videc geeft aan in zijn onderzoek geen duidelijke aanwijzingen te hebben gevonden dat eiser psychiatrische symptomen had ten tijde van de gedragingen in geding die zodanig en bij herhaling hebben doorgewerkt in zijn wilsvrijheid tot handelen dat het omstreden gedrag - planning en uitvoering van de diefstal - niet anders had kunnen plaatsvinden, dan is gebeurd.
7. Gelet op de discrepantie in de onder 6. genoemde verklaringen, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting aangehouden en een deskundigenoordeel gevraagd aan klinisch psycholoog Van Winkel.
8. In zijn rapportage van 4 mei 2017 geeft psycholoog Van Winkel aan dat er bij eiser sprake is van een angststoornis NAO (PTSS gerelateerde klachten) en een specifieke fobie (hoogtevrees). Deze angststoornis en fobie waren ook ten tijde van de diefstal van de fiets aanwezig, maar hebben de gedragskeuzes en gedragingen van eiser ten tijde van de diefstal niet beïnvloed. Van Winkel stelt samenvattend dat eiser, ondanks de aanwezigheid van diverse psychische klachten, in staat was zijn handelen te richten, de situatie in te schatten en te beseffen dat zijn handelen in strijd was met de wet. Eiser kan daarmee ten tijde van de diefstal van de fiets volledig toerekeningsvatbaar worden geacht. Verder geeft Van Winkel aan dat er bij eiser geen sprake is van een lacunair geweten en dat hij op meerdere momenten heeft geworsteld met zijn geweten tijdens de diefstal. De diefstal leek voor eiser gerechtvaardigd, omdat hij het een vorm van verspilling vond, die hij al eerder heeft zien voltrekken bij andere goederen en fietsen. Hij wilde dat in ieder geval voorkomen en hij had zich voorgenomen dat deze fiets een goede bestemming verdiende. De diefstal leek ook niet bestemd uit hebzucht of winstbejag, aangezien eiser zelf over voldoende fietsen en financiële middelen beschikte. Eiser heeft een blanco strafblad en heeft zijn hele leven vol trots voor de politie gewerkt. Het schuldgevoel is duidelijk aanwezig en eiser schaamt zich overduidelijk voor zijn actie. De kans op recidive van dergelijk gedrag lijkt uiterst klein.
9. Eiser heeft desgevraagd op 19 juli 2017 aangegeven zich grotendeels te kunnen vinden in de uitkomst van de rapportage, maar wel twijfels te hebben bij de conclusie dat hij volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de diefstal van de fiets. Eiser verzoekt de rechtbank de rapportage in zijn geheel te betrekken bij haar oordeel en met name nota te nemen van het feit dat bij hem wel degelijk sprake is van PTSS gerelateerde klachten, resulterend in een angststoornis NAO, die op diverse momenten in zijn leven eisers gedrag beïnvloed hebben.
10. De rechtbank is op basis van (de conclusies van) de rapportage van psycholoog Van Winkel (zie met name de forensisch psychologische beschouwing op p. 13 en 14 en de beantwoording van de vraagstelling op p. 14), die aansluit(en) bij de rapportage van psychiater Videc, van oordeel dat eiser ten tijde van het voorbereiden c.q. uitvoeren van de diefstal van de fiets in geding inzicht heeft gehad in zijn handelen en ook in staat is geweest om naar dit inzicht te handelen, ondanks de bij hem aanwezige angststoornis. Eisers gedragingen, zoals opgenomen in het primaire besluit en vermeld in overweging 2, zijn daarom aan te merken als ernstig plichtsverzuim op grond waarvan verweerder hem een disciplinaire maatregel kon opleggen.
11. Met betrekking tot de vraag of het door verweerder opgelegde strafontslag evenredig is aan het door eiser gepleegde plichtsverzuim overweegt de rechtbank dat uit genoemd onderzoek van psycholoog Van Winkel eveneens is gebleken dat er bij eiser ten tijde in geding sprake is geweest van een geplande en doordachte handelwijze. Zo heeft hij in een tijdsbestek van meerdere weken en via diverse handelingen getracht de in geding zijnde fiets te ontvreemden en heeft hij hierbij dusdanig gehandeld dat de kans dat het zijn collega’s zou opvallen zo klein mogelijk was. Ook op momenten dat hij in paniek raakte tijdens het uitvoeren van de diefstal bleek eiser nog steeds in staat manieren te bedenken om opvallende zaken te camoufleren. De rechtbank noemt het voorbeeld van een collega, die ten tijde van eisers handelen in de deuropening van de fietsenstalling verscheen en waarbij eiser toen bedacht om even door te regen te lopen, zodat het leek alsof zijn bezwete shirt nat was geworden van de regen. Zelfs de aanwezigheid van deze collega, waarmee eiser een goede band had en bij wie hij bang was diens vertrouwen te verliezen als deze in de gaten kreeg waarmee eiser bezig was, bleek uiteindelijk geen invloed te hebben op de uitvoering van zijn plannen. Gelet op de wijze waarop eiser uitvoering heeft gegeven aan de diefstal is de rechtbank van oordeel dat het opgelegde strafontslag evenredig is. Eisers staat van dienst, diens persoonlijke omstandigheden, dan wel het feit dat de kans op recidive uiterst klein wordt ingeschat door psycholoog Van Winkel geven de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. De door eiser gepleegde feiten zoals vermeld in overweging 2 worden door de rechtbank voldoende geacht om tot strafontslag over te kunnen gaan.
De overige beroepsgronden treffen gelet op het voorgaande geen doel.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.