ECLI:NL:RBLIM:2017:8596

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1713
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel van strafontslag van een politieagent wegens diefstal van een fiets en de invloed van psychische klachten op toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 september 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag van een politieagent, eiser, die beschuldigd werd van diefstal van een fiets. De disciplinaire maatregel werd opgelegd door de korpschef van politie op basis van artikel 77, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De rechtbank heeft vastgesteld dat de agent zich op 10 juni 2014 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een Gazelle-fiets, waarbij hij een doordachte en geplande handelwijze volgde. Eiser voerde aan dat hij ten tijde van de diefstal lijdt aan een angststoornis en fobie, maar de rechtbank oordeelde dat deze psychische klachten zijn gedragingen niet hebben beïnvloed. De rechtbank heeft de rapportages van verschillende psychologen en psychiaters in overweging genomen, waaronder die van klinisch psycholoog Van Winkel, die concludeerde dat eiser ten tijde van de diefstal volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat het strafontslag evenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser en zijn lange staat van dienst bij de politie. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/1713

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 september 2017 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.E.I.K. Jaminon),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.T.J.H. Berns).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser op grond van artikel 77, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd.
Bij besluit van 14 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. W.M. Verhoeven-Beckers. Het onderzoek ter zitting is aangehouden in afwachting van een nader deskundigenoordeel. In verband met de ter zitting door de rechtbank gestelde vraag of de ten behoeve van eiser opgemaakte en in het geding gebrachte rapportage van psychiater Videc van Psyon authentiek was, is namens verweerder bij brief van 8 november 2016 - onder overlegging van een brief van bedrijfsarts Van den Broek - bevestigd dat de door eiser ingebrachte rapportage van dezelfde rapportage betreft als de rapportage die de bedrijfsarts op 27 oktober 2014 van de psychiater heeft ontvangen. Bij brief van 18 november 2016 heeft eiser aangegeven zich te conformeren aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de authenticiteit van deze rapportage en heeft hij de rechtbank verzocht zo spoedig mogelijk over te gaan tot het gelasten van een deskundigenoordeel. Bij brief van 20 januari 2017 heeft eiser toestemming gegeven om medische inlichtingen te verstrekken aan de door de rechtbank aan te wijzen deskundige en een lijst van zijn behandelaars doorgegeven. Deze deskundige, klinisch psycholoog Van Winkel, heeft zijn rapportage op 4 mei 2017 afgerond. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op deze rapportage te reageren.
De voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.W.P. Letschert heeft in verband met pensioen de rechtbank verlaten en is vervangen door mr. E.P.J. Rutten. Partijen zijn hierover geïnformeerd bij brief van 21 juni 2017. Bij brief van 26 juni 2017 heeft eiser toestemming gegeven voor afdoening zonder nadere zitting. Bij brief van 3 juli 2017 heeft verweerder aangegeven geen aanleiding te zien inhoudelijk te reageren op de rapportage en toestemming gegeven uitspraak te doen zonder nadere zitting. Bij brief van 19 juli 2017 heeft eiser inhoudelijk gereageerd op de rapportage. Bij brief van 27 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser was tot 19 november 2014 in dienst bij de politie Limburg, laatstelijk in de functie van brigadier van politie in het RBT Maastricht.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser in verband met ernstig plichtsverzuim op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke tenuitvoerlegging opgelegd. Grondslag voor dit ontslag is dat eiser zich op 10 juni 2014 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets (Gazelle) en dat hij ter voorbereiding van deze diefstal in de periode van 12 mei 2014 tot en met 10 juni 2014 (1) in strijd met de waarheid een mutatie in het politieregistratiesysteem BVH heeft opgemaakt, waarin hij heeft aangegeven dat de fiets door de gemeente zou worden opgehaald, (2) de Gazelle heeft verwisseld met een andere fiets en daarbij een A4-tje en een kinderzitje die bij de Gazelle hoorden aan de andere fiets heeft bevestigd; (3) de Gazelle heeft verplaatst van de dienstfietsenstalling naar de personeelsfietsenstalling, (4) een eigen slot aan de Gazelle heeft bevestigd, en (5) de fiets vier maal verplaatst heeft binnen de personeelsfietsstalling om de indruk te wekken dat hij gebruikt werd. Verweerder heeft voorafgaand aan dit ontslag eiser in kennis gesteld van het voornemen daartoe en hem in de gelegenheid gesteld daartoe zijn zienswijze te geven. Op grond van hetgeen eiser in zijn zienswijze heeft aangegeven (feit niet toerekenbaar wegens psychische toestand op dat moment), heeft verweerder op 21 augustus 2014 een psychiatrische expertise gevraagd. Uit deze expertise zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat eiser psychiatrische symptomen had ten tijde van de in geding zijnde gedragingen. Verweerder acht de opgelegde straf evenredig. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft zich hiermee niet kunnen verenigen en heeft in beroep aangevoerd dat hij geen idee heeft wat hem heeft bewogen de fiets mee te nemen. Hij heeft enorme spijt van het gebeurde. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ten tijde in geding - in tegenstelling tot hetgeen verweerder stelt - wel degelijk verminderd toerekeningsvatbaar was in verband met een psychische ziekte. Hij zat in een emotioneel zware periode en kampte met burnout-klachten c.q. een depressie. Zijn leidinggevenden waren op de hoogte van de angstklachten en in de zomer van 2014 heeft hij in verband met deze klachten een psycholoog bezocht.
Het bestreden besluit is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie ECLI:NL:RBLIM:2014:11305), het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Voor wat betreft de evenredigheid van de opgelegde straf voert eiser aan dat hij een langdurig dienstverband bij de politie heeft (37 jaar) en dat hij altijd loyaal en betrouwbaar heeft gefunctioneerd. Er is sprake van een eenmalig incident en geen sprake van recidivegevaar.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), zie onder meer de uitspraak van 20 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:931, is bij beantwoording van de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim van belang of betrokkene de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen.
6. Ter onderbouwing van zijn standpunt in beroep heeft eiser medische verklaringen overgelegd van De Medisch Adviseur van 13 december 2015 en van GZ-psycholoog Van Hest van 7 september 2016. Deze verklaringen laten een beeld zien van een posttraumatische stress stoornis (PTSS) die tot forse beperkingen in eisers functioneren heeft geleid en volgens beide verklaringen ook al aanwezig was ten tijde in geding. Volgens het
psychologisch onderzoek dat in opdracht van verweerder door het Team Trauma Diagnostiek (TTDC) op 2 mei 2016 is uitgevoerd zou PTSS echter op grond van de criteria van de zelfinventarisatielijst (ZIL) uitgesloten zijn. Eiser voldoet volgens het TTDC wel aan het criterium van de totaal score, maar niet aan de criteria van de sub-schalen: er worden 2 kenmerken van herbeleven, 0 kenmerken van vermijden en 7 kenmerken van hyperarousal (heftig reageren op minimale prikkels) gerapporteerd. In reactie hierop geeft de door eiser ingeschakelde psycholoog Van Hest op 7 september 2016 aan dat de door TTDC gebruikte criteria (DSM –IV) geen diagnose, maar slechts een classificatie opleveren. Van Hest bespreekt een aantal criteria (D, E en F) en komt op grond hiervan wel tot de conclusie dat er bij eiser sprake is van PTSS en dat hij als gevolg hiervan ook gekomen is tot het wegnemen van de fiets. De op 18 november 2016 door verweerder gegeven toelichting inzake de authenticiteit van de eveneens door eiser ingebrachte, niet ondertekende, rapportage van psychiater Videc acht de rechtbank plausibel. Psychiater Videc geeft aan in zijn onderzoek geen duidelijke aanwijzingen te hebben gevonden dat eiser psychiatrische symptomen had ten tijde van de gedragingen in geding die zodanig en bij herhaling hebben doorgewerkt in zijn wilsvrijheid tot handelen dat het omstreden gedrag - planning en uitvoering van de diefstal - niet anders had kunnen plaatsvinden, dan is gebeurd.
7. Gelet op de discrepantie in de onder 6. genoemde verklaringen, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting aangehouden en een deskundigenoordeel gevraagd aan klinisch psycholoog Van Winkel.
8. In zijn rapportage van 4 mei 2017 geeft psycholoog Van Winkel aan dat er bij eiser sprake is van een angststoornis NAO (PTSS gerelateerde klachten) en een specifieke fobie (hoogtevrees). Deze angststoornis en fobie waren ook ten tijde van de diefstal van de fiets aanwezig, maar hebben de gedragskeuzes en gedragingen van eiser ten tijde van de diefstal niet beïnvloed. Van Winkel stelt samenvattend dat eiser, ondanks de aanwezigheid van diverse psychische klachten, in staat was zijn handelen te richten, de situatie in te schatten en te beseffen dat zijn handelen in strijd was met de wet. Eiser kan daarmee ten tijde van de diefstal van de fiets volledig toerekeningsvatbaar worden geacht. Verder geeft Van Winkel aan dat er bij eiser geen sprake is van een lacunair geweten en dat hij op meerdere momenten heeft geworsteld met zijn geweten tijdens de diefstal. De diefstal leek voor eiser gerechtvaardigd, omdat hij het een vorm van verspilling vond, die hij al eerder heeft zien voltrekken bij andere goederen en fietsen. Hij wilde dat in ieder geval voorkomen en hij had zich voorgenomen dat deze fiets een goede bestemming verdiende. De diefstal leek ook niet bestemd uit hebzucht of winstbejag, aangezien eiser zelf over voldoende fietsen en financiële middelen beschikte. Eiser heeft een blanco strafblad en heeft zijn hele leven vol trots voor de politie gewerkt. Het schuldgevoel is duidelijk aanwezig en eiser schaamt zich overduidelijk voor zijn actie. De kans op recidive van dergelijk gedrag lijkt uiterst klein.
9. Eiser heeft desgevraagd op 19 juli 2017 aangegeven zich grotendeels te kunnen vinden in de uitkomst van de rapportage, maar wel twijfels te hebben bij de conclusie dat hij volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de diefstal van de fiets. Eiser verzoekt de rechtbank de rapportage in zijn geheel te betrekken bij haar oordeel en met name nota te nemen van het feit dat bij hem wel degelijk sprake is van PTSS gerelateerde klachten, resulterend in een angststoornis NAO, die op diverse momenten in zijn leven eisers gedrag beïnvloed hebben.
10. De rechtbank is op basis van (de conclusies van) de rapportage van psycholoog Van Winkel (zie met name de forensisch psychologische beschouwing op p. 13 en 14 en de beantwoording van de vraagstelling op p. 14), die aansluit(en) bij de rapportage van psychiater Videc, van oordeel dat eiser ten tijde van het voorbereiden c.q. uitvoeren van de diefstal van de fiets in geding inzicht heeft gehad in zijn handelen en ook in staat is geweest om naar dit inzicht te handelen, ondanks de bij hem aanwezige angststoornis. Eisers gedragingen, zoals opgenomen in het primaire besluit en vermeld in overweging 2, zijn daarom aan te merken als ernstig plichtsverzuim op grond waarvan verweerder hem een disciplinaire maatregel kon opleggen.
11. Met betrekking tot de vraag of het door verweerder opgelegde strafontslag evenredig is aan het door eiser gepleegde plichtsverzuim overweegt de rechtbank dat uit genoemd onderzoek van psycholoog Van Winkel eveneens is gebleken dat er bij eiser ten tijde in geding sprake is geweest van een geplande en doordachte handelwijze. Zo heeft hij in een tijdsbestek van meerdere weken en via diverse handelingen getracht de in geding zijnde fiets te ontvreemden en heeft hij hierbij dusdanig gehandeld dat de kans dat het zijn collega’s zou opvallen zo klein mogelijk was. Ook op momenten dat hij in paniek raakte tijdens het uitvoeren van de diefstal bleek eiser nog steeds in staat manieren te bedenken om opvallende zaken te camoufleren. De rechtbank noemt het voorbeeld van een collega, die ten tijde van eisers handelen in de deuropening van de fietsenstalling verscheen en waarbij eiser toen bedacht om even door te regen te lopen, zodat het leek alsof zijn bezwete shirt nat was geworden van de regen. Zelfs de aanwezigheid van deze collega, waarmee eiser een goede band had en bij wie hij bang was diens vertrouwen te verliezen als deze in de gaten kreeg waarmee eiser bezig was, bleek uiteindelijk geen invloed te hebben op de uitvoering van zijn plannen. Gelet op de wijze waarop eiser uitvoering heeft gegeven aan de diefstal is de rechtbank van oordeel dat het opgelegde strafontslag evenredig is. Eisers staat van dienst, diens persoonlijke omstandigheden, dan wel het feit dat de kans op recidive uiterst klein wordt ingeschat door psycholoog Van Winkel geven de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. De door eiser gepleegde feiten zoals vermeld in overweging 2 worden door de rechtbank voldoende geacht om tot strafontslag over te kunnen gaan.
De overige beroepsgronden treffen gelet op het voorgaande geen doel.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, en mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 september 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.