In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan over het onvoorwaardelijk strafontslag van een ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim. De eiser, die sinds 1971 in dienst was bij de gemeente Brunssum, werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepplantage die in zijn loods was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had gehandeld zoals een goed ambtenaar betaamt door de politie-inval en de inbeslagname van zijn voertuigen niet te melden aan zijn werkgever. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de eiser, waaronder de schijn van betrokkenheid bij de hennepplantage, voldoende grond vormden voor het opleggen van de disciplinaire maatregel van strafontslag.
De rechtbank stelde vast dat de eiser op 16 december 2014 door de politie was verhoord na de ontdekking van de hennepplantage. Ondanks dat de eiser in een eerdere overeenkomst was ontheven van werkzaamheden, bleef hij in dienst van de gemeente en had hij de verplichting om relevante informatie te delen. De rechtbank oordeelde dat het niet melden van de politie-inval en de inbeslagname van voertuigen een ernstige schending van de integriteitseisen voor ambtenaren vormde.
De rechtbank verwierp het beroep van de eiser dat er geen sprake was van zeer ernstig plichtsverzuim en oordeelde dat het onvoorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke ingang niet onevenredig was aan het verzuim. De eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij niet had gehandeld in strijd met de integriteitseisen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente om de eiser te ontslaan.