Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juli 2017, met bijlagen 1 tot en met 3,
- de brief van de gemeente van 19 juli 2017, met bijlagen 1 tot en met 9,
- het herstelexploot van 20 juli 2017,
- de mondelinge behandeling op 20 juli 2017,
- de pleitnota van [eiseres] , tevens houdend een wijziging van eis,
- de brief van de gemeente van 24 juli 2017, met bijlagen 10 tot en met 13,
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 25 juli 2017,
- de pleitnota van de gemeente.
2.De feiten
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de sluiting van de woning in redelijkheid kunnen opschorten tot 1 juli 2017. Daarbij is van belang dat de Afdeling in overweging 7 van de uitspraak van 28 september 2016 heeft geoordeeld dat het in de rede ligt dat een alsnog te stellen opschortingstermijn niet anders dan van beperkte duur zal kunnen zijn. De gestelde termijn van 14 maart 2017 tot 1 juli 2017 is daarmee in overeenstemming. Dat [eiseres] , naar zij stelt, zich zonder succes reeds geruime tijd met behulp van hulpverlenende instanties heeft ingespannen om vervangende woonruimte te vinden, geeft geen grond voor het oordeel dat de opschortingstermijn te kort is, nog daargelaten dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende inspanningen heeft verricht. Voorts hoeven de kinderen niet voor het einde van het lopende schooljaar de school te verlaten, nu de burgemeester ter zitting heeft toegelicht dat de feitelijke sluiting in verband daarmee niet voor 15 juli 2017 zal plaatsvinden.’
3.Het geschil
4.De beoordeling
Gedaagde partij
816,00