ECLI:NL:RBLIM:2017:7463

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
C/03/209790 / HA ZA 15-453
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid jobcoachorganisatie voor onterecht gedeclareerde uren en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak vorderde het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) schadevergoeding van Admissie B.V. en een middellijk bestuurder, [gedaagde sub 2], wegens onrechtmatig declareren van jobcoachuren. UWV stelde dat Admissie meer uren had gedeclareerd dan daadwerkelijk waren gewerkt, wat leidde tot een schade van € 150.360,68. De rechtbank oordeelde dat Admissie aansprakelijk was voor de schade, omdat zij zich niet aan de regels van het Protocol Jobcoach had gehouden. De rechtbank concludeerde dat Admissie onrechtmatig had gehandeld door niet gewerkte uren te declareren en dat dit leidde tot een ongerechtvaardigde verrijking. De schade werd vastgesteld op € 82.700,00, na correcties voor niet waarneembare en niet verwijtbare uren. De bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van verhaalsfrustratie. De rechtbank veroordeelde Admissie tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/209790 / HA ZA 15-453
Vonnis van 2 augustus 2017
in de zaak van
het rechtspersoonlijkheid bezittend zelfstandig bestuursorgaan
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. P. van den Broek,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMISSIE B.V.,
gevestigd te Vierlingsbeek,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagde sub 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.S. de Haas.
Partijen zullen hierna UWV en Admissie en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 24 februari 2016
  • de conclusie van antwoord
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
UWV is als bestuursorgaan belast met de uitvoering en handhaving van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong) en sinds 1 januari 2010 met de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wet Wajong). In dat kader kan UWV aan de jonggehandicapten (de Wajonggerechtigde) een voorziening toekennen in de vorm van een vergoeding (hierna: de voorziening) voor jobcoachdiensten die kunnen worden ingekocht bij een door UWV erkende jobcoachorganisatie. De jobcoachwerkzaamheden houden verband met het aan het werk houden van een Wajonggerechtigde.
2.2.
Admissie is een jobcoachorganisatie die op 6 mei 2010 is opgericht. [gedaagde sub 2] is middellijk bestuurder van Admissie. De jobcoachorganisatie verricht hoofdzakelijk werkzaamheden voor Wajonggerechtigden aan wie UWV een jobcoachvoorziening heeft toegekend.
2.3.
Bij besluit van 2 juni 2010 heeft UWV Admissie erkend als jobcoachorganisatie zoals bedoeld in de Regeling Erkenningscriteria voor Jobcoachorganisaties van 13 december 2005.
2.4.
Bij besluit van 9 juli 2013 heeft UWV aan Admissie een erkenning verleend voor de duur van vijf jaar, op grond van het Erkenningskader Persoonlijke ondersteuning 2012.
2.5.
Op grond van het door UWV in het Protocol Jobcoach neergelegde beleid in samenhang met een door een Wajonggerechtigde afgegeven machtiging, mag een erkende jobcoachorganisatie de op grond van een jobcoachvoorziening voor een Wajonggerechtigde verrichte werkzaamheden, namens die Wajonggerechtigde rechtstreeks bij UWV declareren en mag UWV rechtstreeks aan de jobcoachorganisatie uitbetalen. Admissie heeft steeds rechtstreeks bij UWV gedeclareerd en UWV heeft rechtstreeks aan Admissie uitbetaald.
2.6.
UWV heeft in verband met signalen dat bij jobcoachorganisaties oneigenlijk gebruik gemaakt zou worden van de jobcoachregeling in 2013 een controleonderzoek gehouden onder de jobcoachorganisaties. Het onderzoek bestrijkt de periode van 1 januari 2009 tot 1 november 2013 en richtte zich op de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de erkenning als jobcoachorganisatie en de rechtmatigheid van ingediende declaraties voor jobcoaching. Het onderzoek is ook gehouden bij Admissie. Daarbij heeft UWV de administratie gecontroleerd en vergeleken met verklaringen van Wajonggerechtigden en hun werkgevers. Ook zijn bestuurders van Admissie, waaronder [gedaagde sub 2] gehoord. Van dit onderzoek is op 1 november 2013 een definitief rapport opgesteld.
2.7.
Bij besluit van 16 juli 2014 heeft UWV de erkenning van Admissie met onmiddellijke ingang ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op de bevindingen in het onderzoeksrapport van UWV van 1 november 2013.
2.8.
Op 18 november 2014 heeft UWV een aanvullend schaderapport opgesteld, waarin UWV met de gegevens van het onderzoeksrapport van 1 november 2013, het door Admissie teveel gedeclareerde en teveel ontvangen bedrag aan jobcoachvergoeding heeft berekend op € 150.360,68.

3.Het geschil

3.1.
UWV vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
verklaring voor recht dat Admissie en [gedaagde sub 2] jegens UWV aansprakelijk zijn voor alle schade die UWV heeft geleden doordat Admissie meer uren ten behoeve van jobcoaching heeft gedeclareerd dan in werkelijkheid zijn gemaakt, althans meer dan waarop zij aanspraak kon maken op grond van de van tijd tot tijd toepasselijke versies van het Protocol Jobcoach;
hoofdelijke veroordeling van Admissie en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 150.360,68, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag van algehele voldoeningvermeerderd met rente en kosten;
veroordeling van Admissie en [gedaagde sub 2] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
[gedaagde sub 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
UWV stelt dat Admissie zich bij het declareren van de jobcoachvergoeding niet heeft gehouden aan de regels van het Protocol Jobcoach en niet gewerkte uren heeft gedeclareerd althans uren heeft gedeclareerd die niet voor vergoeding op grond van de voorziening in aanmerking komen. UWV is van mening dat zij daardoor meer aan Admissie heeft betaald dan waarop Admissie aanspraak kon maken. UWV acht dit gedrag onrechtmatig althans is van mening dat Admissie ongerechtvaardigd is verrijkt en maakt aanspraak op schadevergoeding zoals door haar berekend in het aanvullend schaderapport van 18 november 2014. Met een beroep op vaste jurisprudentie houdt UWV naast Admissie ook [gedaagde sub 2] , als bestuurder van Admissie, aansprakelijk voor deze schade.
4.2.
Admissie is in deze procedure niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd. [gedaagde sub 2] is wel verschenen en heeft de door UWV gestelde aansprakelijkheid en schade betwist. Ten opzichte van de niet verschenen partij geldt dat de vordering in beginsel wordt toegewezen, tenzij de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt (art. 139 Rv). Naar vaste jurisprudentie werken de door de wel verschenen gedaagden gevoerde verweren niet in het voordeel van de gedaagden die niet zijn verschenen, tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle partijen gelijke beslissing (HR 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2911). Die uitzondering doet zich hier voor wat betreft de aansprakelijkheid van Admissie en de hoogte van de door Admissie bij UWV veroorzaakte schade, maar niet wat betreft het door [gedaagde sub 2] ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding gevoerde ontvankelijkheidsverweer (in verband met de bewijspositie) en verjaringsverweer.
4.3.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank eerst de aansprakelijkheid van Admissie tegenover UWV beoordelen. Wanneer die aansprakelijkheid kan worden vastgesteld zal vervolgens worden beoordeeld welke schadevergoeding Admissie aan UWV dient te voldoen. Tot slot zal de rechtbank beoordelen of [gedaagde sub 2] als middellijk bestuurder van Admissie aansprakelijk is voor de door Admissie veroorzaakte schade. In dat verband kunnen de door [gedaagde sub 2] gevoerde ontvankelijkheids- en verjaringsverweren aan de orde komen.
De aansprakelijkheid van Admissie
4.4.
UWV stelt dat Admissie in de periode van 1 januari 2009 tot 31 oktober 2013 meer uren bij UWV heeft gedeclareerd en ook uitbetaald heeft gekregen dan waarop zij op grond van (onder meer) het Protocol Jobcoach recht had. UWV baseert haar stelling met name op de bevindingen tijdens het handhavingsonderzoek, zoals die zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport van 1 november 2013.
4.5.
In dat onderzoeksrapport, dat mede is gebaseerd op verklaringen van [gedaagde sub 2] , wordt geconcludeerd dat Admissie uren voor jobcoachvoorzieningen heeft gedeclareerd die:
- niet zijn gemaakt en/of niet goed zijn verantwoord;
- niet als jobcoachwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt omdat ze zien op andere werkzaamheden die vallen buiten de taak van een jobcoach en/of omdat ze buiten de periode zijn verricht waarvoor de voorziening was toegekend;
- door een niet erkende jobcoach zijn verricht;
- waarvan de werkzaamheden zijn verricht door een jobcoach die tevens werkgever was.
4.6.
Uit het door [gedaagde sub 2] gevoerde verweer volgt dat zowel de feitelijke als de juridische grondslag van de vordering van UWV wordt betwist. De rechtbank zal eerst ingaan op het meest verstrekkende verweer tegen de juridische grondslag. Daarna, indien nodig, zullen de feiten in samenhang met de hoogte van de te vergoeden schade worden beoordeeld.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid het onjuist declareren, waaronder begrepen het declareren in strijd met tussen partijen geldende afspraken of regels, strijd oplevert met de ongeschreven regels van maatschappelijke betamelijkheid en daarmee onrechtmatig is. [gedaagde sub 2] onderschrijft dat met zoveel woorden ook onder randnummer 60 van de conclusie van antwoord.
4.8.
De rechtbank volgt [gedaagde sub 2] niet in zijn verweer dat van onrechtmatigheid van Admissie tegenover UWV geen sprake kan zijn omdat het formeel de Wajonggerechtigde is die bij UWV declareert en niet Admissie. Admissie declareert weliswaar in naam van de Wajongere bij UWV, maar doet dat zonder tussenkomst van de Wajongere, rechtstreeks bij UWV. Ook de uitbetaling geschied op basis van een door de Wajonggerechtigde afgegeven machtiging rechtstreeks aan Admissie. Deze constructie is mogelijk gemaakt via het systeem van het Reïntegratiebesluit (Besluit van 2 december 2005 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur houdende regels met betrekking tot re-integratie) in samenhang met het beleid van UWV, dat is neergelegd in de Regeling Erkenningscriteria voor Jobcoachorganisaties (verder aan te halen als de Erkenningsregeling), het Erkenningskader Persoonlijke ondersteuning 2012 UWV (hierna te noemen het Erkenningskader) en het Protocol Jobcoach. De Wajonggerechtigde kan namelijk alleen aanspraak maken op een jobcoachvoorziening wanneer de ondersteuning wordt verleend door een door UWV erkende jobcoachorganisatie. De erkende jobcoachorganisatie, in dit geval Admissie, heeft zich door het aanvragen en verkrijgen van een erkenning tegenover UWV onder meer verbonden om overeenkomstig het Protocol Jobcoach te handelen (zie onder andere criterium 6 in de Erkenningsregeling en paragraaf 2.2 van het Erkenningskader). In de diverse versies van het Protocol Jobcoach zijn voorschriften opgenomen over de wijze van declareren/factureren en verantwoorden van de in de declaraties/facturen opgenomen uren waaraan Admissie zich als erkende jobcoachorganisatie heeft geconformeerd. Onjuist declareren en handelen in strijd met de in het Protocol Jobcoach heeft daarom tegenover UWV te gelden als handelen in strijd met de regels van maatschappelijke betamelijkheid en is daarmee onrechtmatig.
4.9.
[gedaagde sub 2] heeft aangevoerd dat de hiervoor genoemde beleidsregels enkel tot doel hebben om de belangen van de Wajonggerechtigde te beschermen en niet de belangen van UWV, zodat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Dit verweer kan niet slagen. Naast de bescherming van de belangen van de Wajonggerechtigde hebben de regels namelijk ook tot doel om een doelmatige besteding van de door UWV voor jobcoachvoorzieningen te verstrekken middelen te waarborgen en dienen de regels (mede) ter bescherming van de belangen van UWV.
4.10.
De vraag of het onderzoeksrapport van 1 november 2013 een deugdelijke onderbouwing biedt voor de door UWV gestelde schending van het Protocol Jobcoach, en het ten onrechte declareren van uren, dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Zo zijn bij de declaraties ten aanzien van een groot aantal Wajong gerechtigden aanmerkelijke verschillen geconstateerd tussen enerzijds het door de Wajonggerechtigden en de werkgever opgegeven aantal uren dat zij contact hebben gehad met de jobcoach en het aantal door Admissie voor jobcoachwerkzaamheden gedeclareerde uren. De rechtbank kan [gedaagde sub 2] volgen in zijn betoog dat niet alle verrichte werkzaamheden voor de werkgever of de Wajonggerechtigde zichtbaar zijn, maar daarmee is geen afdoende verklaring gegeven voor het verschil. Dit geldt temeer omdat (in strijd met het Protocol Jobcoach) niet van alle gedeclareerde jobcoachuren een voldoende verantwoorde en controleerbare administratie werd bijgehouden. De logboeken zijn incompleet, sommige jobcoaches middelden de uren in strijd met het Protocol Jobcoach, een (1) jobcoach heeft als (middellijk)werkgever opgetreden, soms werden uren gedeclareerd voor werkzaamheden van een niet erkende jobcoach en er zijn ook uren gedeclareerd die niet als jobcoachwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om uren die buiten de periode vallen waarvoor de voorziening is verstrekt of om reistijd. Daar waar [gedaagde sub 2] stelt dat sommige afwijkingen van het Protocol Jobcoach door UWV werden toegestaan, althans gedoogd, worden deze beweringen niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld schriftelijke stukken.
4.11.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Admissie op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door UWV als gevolg van het onrechtmatig handelen geleden schade.
4.12.
Het door [gedaagde sub 2] aangevoerde verweer dat UWV geen schade heeft geleden omdat niet meer is gedeclareerd dan aan voorziening is toegekend, dient te worden verworpen. De voorziening geeft de maximale aanspraak weer die de Wajonggerechtigde kan maken. Alleen de werkelijk aan jobcoachwerkzaamheden gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Oneigenlijk gebruik van de voorziening leidt tot hogere kosten en daarmee schade omdat de voorziening duurder wordt dan nodig is.
4.13.
UWV heeft de gevorderde schadevergoeding van € 150.360,68 gebaseerd op het aanvullend schaderapport van 18 november 2014. De daarin genoemde schade is een berekening van onterecht gedeclareerde uren die gebaseerd is op verklaringen van Wajonggerechtigden en hun werkgevers in samenhang met de door Admissie gedeclareerde uren en aangeleverde administratie. Ook heeft UWV uren gecorrigeerd die volgens UWV niet vallen onder de definitie van persoonlijke ondersteuning zoals die volgt uit de Wet WIA en Wet Wajong. Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting door UWV en [gedaagde sub 2] is verklaard volgt dat niet alle logboeken (meer) beschikbaar zijn en Admissie niet per gedeclareerd uur gespecificeerd heeft geregistreerd welke werkzaamheden zijn verricht. Zodoende valt geen exacte berekening te maken van de uren die ten onrechte zijn gedeclareerd. De rechtbank verwerpt het door [gedaagde sub 2] gevoerde verweer dat UWV niet is toegestaan om op deze manier de schade te schatten. Het is weliswaar UWV die de hoogte van de schade deugdelijk moet onderbouwen, maar het ligt op de weg van Admissie om bij betwisting van de declaraties, aan te tonen dat de uren zijn gemaakt en waaraan die zijn besteed. Admissie heeft daar niet aan voldaan en heeft geen volledige administratie aan UWV kunnen overleggen. Niet alle logboeken en urenspecificaties zijn beschikbaar. UWV is daarom niet in staat een exacte berekening te maken en mag een zoveel mogelijk onderbouwde inschatting maken van de ten onrechte gedeclareerde uren en daardoor gelden schade.
4.14.
[gedaagde sub 2] heeft de in het aanvullend schaderapport genoemde declaraties besproken (productie 10) en de conclusies van UWV bestreden. [gedaagde sub 2] heeft met name ten aanzien van de diverse projecten (Theranege, Project Outdoor en Project “de schone kans”) verklaard dat hier veel meer jobcoachwerkzaamheden zijn verricht dan gedeclareerd. Een harde onderbouwing van de juistheid van het aantal door Admissie gedeclareerde uren is echter niet gegeven. Wel volgt de rechtbank [gedaagde sub 2] in zijn betoog dat niet alle jobcoachwerkzaamheden waarneembaar zijn voor de Wajonggerechtigde en de werkgever waardoor een onvolledig beeld ontstaat van het aantal gewerkte uren wanneer alleen de verklaringen van de Wajongere en diens werkgever als uitgangspunt worden genomen. Ook is tijdens de zitting gebleken dat UWV een deel van de wel gewerkte uren niet declarabel acht omdat die volgens UWV niet vallen onder het begrip persoonlijke ondersteuning (jobcoachwerkzaamheden) zoals bedoeld in WIA en Wajong, maar bij nader inzien mogelijk wel kunnen worden aangemerkt als jobcoachwerkzaamheden en declarabel zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de contacten met een schuldhulpverlener of de contacten met begeleiders in de thuissituatie. Omdat geen duidelijk afgebakende definitie wordt gegeven is de rechtbank van oordeel dat van de uren waarover partijen discussie hebben, niet gezegd kan worden dat een eventueel onjuiste declaratie verwijtbaar is en aan Admissie kan worden toegerekend.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat een concrete berekening van de schade niet mogelijk is omdat niet alle gegeven (meer) beschikbaar zijn. De benoeming van een deskundige is dan ook niet aan de orde. Het risico van onnauwkeurigheid van de schadeberekening dient voor rekening van Admissie te blijven omdat het in beginsel aan haar is om de gedeclareerde uren deugdelijk te verantwoorden. Wel is duidelijk geworden dat UWV bij de begroting van de schade geen correctie heeft toegepast vanwege niet voor de werkgever en de Wajonggerechtigde waarneembare uren en vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid aan de zijde van Admissie voor het declareren van uren waarvan zij niet had hoeven begrijpen dat die mogelijk niet zijn aan te merken als persoonlijke ondersteuning in de zin van de Wet WIA en Wet Wajong. De rechtbank begroot de hiervoor bedoeld correctie op 15% voor de niet waarneembare uren en op 30% voor de niet verwijtbaar gedeclareerde uren. Na toepassing van die correctie wordt de schade begroot op 55% van € 150.360,68 derhalve afgerond € 82.700,--. Laatstgenoemd bedrag zal aan schadevergoeding worden toegewezen. Over dit bedrag zal de wettelijke rente worden vergoed vanaf 1 november 2013 aangezien het onderzoek zich tot die datum uitstrekt en per die datum de totale schade is geleden.
4.16.
Gelet op het vorenstaande behoeft de subsidiair door UWV gestelde grondslag van ongerechtvaardigde verrijking, geen bespreking meer.
4.17.
Admissie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zoals hierna aan te geven.
De bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 2]
4.18.
UWV acht [gedaagde sub 2] als middellijk bestuurder van Admissie aansprakelijk voor de door Admissie veroorzaakte schade. UWV beroept zich daarbij op jurisprudentie van de Hoge Raad (waaronder Ontvanger/Roelofsen ECLI:NL:HR:2006:AZ0758).
4.19.
Wil sprake zijn van aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van die jurisprudentie, dan dient de vennootschap aansprakelijk te zijn voor schade, en dient sprake te zijn van een aan de bestuurder toe te rekenen ernstig persoonlijk verwijt van het onverhaalbaar zijn van de schade op de rechtspersoon. UWV heeft onvoldoende gesteld, en de rechtbank is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van verhaalsfrustratie door de bestuurder. Admissie is niet geliquideerd/ontbonden en verkeert evenmin in staat van faillissement. [gedaagde sub 2] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat Admissie sinds 2014 in verband met de intrekking van de erkenning door UWV geen activiteiten meer ontplooit. Dit is onvoldoende voor de conclusie dat zij niet in staat zal zijn om aan haar verplichtingen uit de aansprakelijkheid tegenover UWV zal kunnen voldoen, laat staan dat de oorzaak daarvan is gelegen in een ernstig persoonlijk verwijt aan de zijde van [gedaagde sub 2] .
4.20.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] niet kan worden vastgesteld zodat de tegen hem ingestelde vordering niet toewijsbaar is.
De proceskosten
4.21.
UWV zal als de tegenover [gedaagde sub 2] in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde sub 2] .
4.22.
Admissie zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van UWV op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 79,47
- griffierecht 3.864,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 5.731,47
4.23.
UWV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.321,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Admissie jegens UWV aansprakelijk is voor de schade die UWV heeft geleden doordat Admissie meer uren ten behoeve van jobcoaching heeft gedeclareerd dan in werkelijkheid zijn gemaakt, althans meer dan waarop zij aanspraak kon maken op grond van de van tijd tot tijd toepasselijke versies van het Protocol Jobcoach;
5.2.
veroordeelt Admissie om aan UWV te betalen een bedrag van € 82.700,00 (tweeëntachtig duizendzevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 november 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Admissie in de proceskosten, aan de zijde van UWV tot op heden begroot op € 5.731,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Admissie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Admissie niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.7.
veroordeelt UWV in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 3.321,00,
5.8.
veroordeelt UWV in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat UWV niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017 door mr. F.C. Alink-Steinberg. [1]

Voetnoten

1.type: CB