ECLI:NL:RBLIM:2017:6869

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
03/720728-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale drugshandel en deelname aan criminele organisatie in Limburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een grootschalige handel in heroïne en cocaïne. De verdachte, geboren te [geboortegegevens verdachte], werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden harddrugs, het deelnemen aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een goed georganiseerde drugshandel dreef, waarbij gebruik werd gemaakt van een speciaal telefoonsysteem voor bestellingen. De verdachte werd als leider van deze organisatie aangemerkt. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder kopers van de drugs, die de verdachte en zijn medeverdachten hebben herkend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het medeplegen van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving. De rechtbank heeft ook de teruggave van enkele in beslag genomen goederen gelast, terwijl andere goederen verbeurd zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720728-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2017
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 november 2016, 9 december 2016, 24 mei 2017 en 29 mei 2017. Op 28 juni 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Bij de inhoudelijke behandeling zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1A:samen met een ander of anderen dan wel alleen meermalen opzettelijk harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht door deze te verkopen aan Belgische en Franse klanten;
Feit 1B:samen met een ander of anderen dan wel alleen meermalen opzettelijk harddrugs heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad;
Feit 2A:samen met een ander of anderen dan wel alleen meermalen opzettelijk softdrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht door deze te verkopen aan Belgische en Franse klanten;
Feit 2B: samen met een ander of anderen dan wel alleen meermalen opzettelijk softdrugs heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad;
Feit 3:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die hard- en softdrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die drugs bereidde en/of bewerkte en/of verwerkte en/of verkocht en/of afleverde en/of verstrekte en/of vervoerde en/of aanwezig had, terwijl hij leider van deze organisatie was;
Feit 4:samen met een ander of anderen dan wel alleen een mengsel van coffeïne en/of paracetamol en inositol, ten behoeve van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied brengen van Nederland van harddrugs, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn medeverdachte(en) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die bestemd waren voor het plegen van die feiten;
Feit 5:samen met een ander of anderen dan wel alleen bijna vier kilo heroïne en ongeveer 1.200 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 6:samen met een ander of anderen dan wel alleen 123 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft gezien dat verdachte op 12 december 2011 door de meervoudige kamer van de toenmalige Rechtbank Maastricht voor een Opiumwetdelict tot een gevangenisstraf is veroordeeld (
rechtbank: dit vonnis met parketnummer 03/702753-10 wordt aan het onderhavige vonnis gehecht en de inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd). De bewezenverklaring van dat vonnis ziet op dezelfde periode als enkele onderhavige tenlastegelegde feiten. Desalniettemin is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er geen sprake is van ‘ne bis in idem’, nu die bewezenverklaarde feiten waarvan de pleegplaats de gemeente Maastricht is, geen rol spelen in het dossier dat de rechtbank in dit vonnis zal beoordelen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in harddrugs heeft gehandeld en harddrugs buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht. Ook heeft hij daartoe deelgenomen aan een criminele organisatie en heeft hij opzettelijk harddrugs, hasjiesj en versnijdingsmiddelen aanwezig gehad. De verdachte was volgens de officier van justitie de leider van deze organisatie. Voor betrokkenheid bij de handel en uitvoer van softdrugs zal volgens de officier van justitie vrijspraak moeten volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor de feiten 1A en 1B voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op de periode 2008, 2009, 2010 en 2011. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de stemherkenning/identificatie, de getuigenverklaringen en de fotoconfrontaties niet gebezigd mogen worden voor het bewijs. Gelet op de eis van de officier van justitie en het feit dat er nauwelijks bewijs aanwezig is in het procesdossier bepleit de raadsman eveneens vrijspraak voor de feiten 2A en 2B. Verder is de raadsman van mening dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 4, feit 5 en feit 6 met uitzondering van de aangetroffen 1,5 gram heroïne. De verdachte had geen wetenschap van noch beschikkingsmacht over de overige aangetroffen verdovende middelen en versnijdingsmiddelen. Ten aanzien van feit 3 bepleit de raadsman vrijspraak voor het kwalificerende bestanddeel, te weten: dat hij leider was van het samenwerkingsverband. Hiervoor is volgens de raadsman onvoldoende bewijs aanwezig in het procesdossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]

1.Inleiding

1.1.
Leeswijzer
Onderdeel 4.3 van het vonnis bestaat, met het oog op de leesbaarheid, uit meerdere hoofdstukken. In hoofdstuk twee zullen de algemene bevindingen uit het onderzoek Seville 2 besproken worden, waaronder de bestellijn en de wijze van gebruik daarvan. In hoofdstuk drie zal de rechtbank uitleggen hoe zij bepaalde bewijsmiddelen waardeert. Hoofdstuk vier zal een beschrijving geven van de drugsdeals die plaatsvonden. Vervolgens zal hoofdstuk vijf een tussenconclusie van de voorgaande hoofdstukken bevatten. In hoofdstuk zes zal de rol van verdachte beoordeeld worden en vervolgens zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden of deze rol een strafrechtelijk verwijt met zich mee brengt en zo ja, welk.
Het oordeel van rechtbank zal dus bestaan uit de volgende onderdelen:
inleiding;
algemene bevindingen;
algemene bewijsoverwegingen;
drugsdeals;
tussenconclusie;
bespreking van de feitelijke rol van de verdachte en de strafrechtelijke kwalificatie van die rol.
1.2.
Inleidende opmerkingen
Vanaf 24 mei 2012 werd er door de Service Régionale de Police Judiciaire de Nancy, oftewel de regionale recherchedienst van Nancy (Frankrijk), een onderzoek ingesteld naar een handel in verdovende middelen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat personen uit het noorden en oosten van Frankrijk verdovende middelen bestelden via de Nederlandse telefoonnummers [gouden lijn Seville 1] en [Gouden lijn Seville 2] . De bestelde verdovende middelen werden vervolgens in de grensstreek van Nederland en België afgehaald.
Op 26 februari 2013 werd door het Limburgse arrondissementparket een onderzoek ingesteld naar deze handel en de organisatie die zich ermee bezighield. Dit onderzoek kreeg de naam Seville.
Gedurende het onderzoek bleek dat achter elk van voornoemde telefoonnummers een afzonderlijke organisatie schuilging, hetgeen reden was om op 25 juni 2013 het onderzoek te splitsen in een onderzoek naar de handel via en de organisatie achter nummer
[gouden lijn Seville 1] (Seville 1) en een onderzoek naar de handel via en de organisatie achter nummer [Gouden lijn Seville 2] (Seville 2).
Volgens het Openbaar Ministerie zijn betrokken bij de groep Seville 2 [naam verdachte] , [medeverdachte 19] , [medeverdachte 18] , [medeverdachte 21] , [medeverdachte 22] en [medeverdachte 10] .

2.Algemene bevindingen

In dit hoofdstuk staan de bevindingen centraal uit het onderzoek Seville 2. Dit Nederlandse onderzoek vindt, zoals volgt uit de inleidende opmerkingen, zijn oorsprong in een onderzoek door de Franse politie en justitie. In het kader van het Franse onderzoek werd in de periode 17 oktober 2012 tot 11 november 2012 en van 21 november 2012 tot 12 december 2012 het Nederlandse telefoonnummer [Gouden lijn Seville 2] (hierna: 9999) afgeluisterd. Daarbij bleek dat er via dit nummer bestellingen voor, voornamelijk, heroïne en cocaïne werden geplaatst. [2]
2.1.
De gouden lijn en wijze van gebruik daarvan
In het kader van het op 26 februari 2013 gestarte Nederlandse onderzoek is het telefoonnummer 9999 vanaf 22 maart 2013 tot en met 18 december 2013 afgeluisterd. Dit telefoonnummer is in het onderzoek bekend gaan staan als de bestellijn, als het “gouden nummer” en als de “gouden lijn”. Bij het opnemen en uitluisteren van de gouden lijn bleek dat op dit nummer binnenkomende gesprekken automatisch werden doorgeschakeld naar een ander telefoonnummer. Dit telefoonnummer betrof het Nederlandse telefoonnummer
[Doorschakelnummer Seville 2] : het doorschakelnummer (hierna: 0449). [3]
Gedurende het onderzoek bleek dat ook sms-berichten naar de gouden lijn werden gestuurd. Deze sms-berichten konden niet automatisch worden doorgestuurd; de uitgever van het telefoonnummer (T-Mobile) bood alleen een dienst aan voor het automatisch doorsturen van telefoongesprekken. [4] De berichten moesten dus handmatig door worden gestuurd. Dat dit ook gebeurde, leidt de rechtbank af uit de kleine tekstuele verschillen die af en toe optreden tussen ontvangen en verzonden tekstberichten en de tijdspannes tussen het ontvangen en verzenden van de sms-berichten.
Ter onderbouwing wijst de rechtbank hierbij naar een uitwisseling van sms-berichten die plaatsvond op 19 november 2013 tussen ene [M.] met een [F.] telefoonnummer en de 9999 en de 0449. In het kader van die correspondentie
(rechtbank: hierbij wordt de Nederlandse vertaling weergegeven)stuurt de bestellijn om 02:05:28 uur een sms naar de 0449 met de tekst: “ [M.] [telefoonnummer 1] ” en meteen daarop om 02:06:16 “ [telefoonnummer 26] ”. Gelet op de start van de cijferreeks, is duidelijk dat het hier om een telefoonnummer gaat en dat de cijferreeks een “3” te veel bevatte. Dat had de gebruiker van de bestellijn snel door. [5]
2.2.
Doorzoekingen en inbeslagnemingen op de actiedag
Op 19 november 2013 vond de actiedag, “de klapdag”, plaats. Het overgrote deel van de verdachten werd op die dag aangehouden. Voorts werden er doorzoekingen verricht waarbij diverse goederen in beslag werden genomen.
Doorzoekingen vonden onder andere plaats in:
 Een pand aan de [adres 19] te Heerlen. Dit betreft de woning van de verdachte [naam verdachte] . [6] [naam verdachte] is tijdens de actiedag in deze woning aangehouden. [7] Bij de doorzoeking zijn aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 29 gsm’s waarvan er zes sms-berichten of oproepen bevatten die te maken hadden met de verkoop van verdovende middelen [8] en;
- 1,5 gram netto heroïne. [9]
 Een pand aan de [adres 20] te Heerlen. Dit betreft een pand waar [naam verdachte] regelmatig kwam. [10] In dit pand werd [K. 1] aangehouden. [11] Bij de doorzoeking zijn aangetroffen en inbeslaggenomen:
- vijf gsm’s en een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 27] ; [12]
- de autosleutels van de Seat Leon met het kenteken [kenteken 1] , welke auto op naam staat van [K. 1] ; [13]
 Een pand aan de [adres 21] te Gouda. Dit betreft de ouderlijke woning van [medeverdachte 19] en [medeverdachte 18] . Zij stonden ook op dat adres ingeschreven en zijn daar aangehouden. [14] Bij de doorzoeking zijn aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 64 gsm’s. [15] Een van de telefoons is aangetroffen in een doos op een tafel in de schuur en bleek te zijn getapt van 14 mei 2013 tot en met 4 juli 2013. [16] Een andere telefoon is onder het hoofdkussen aangetroffen in het bed waar [medeverdachte 18] op dat moment sliep. In deze telefoon zit de simkaart met de gouden lijn [Gouden lijn Seville 2] ; [17]
- een sleutel, aangetroffen in de hal, die past op het slot van de woning aan de [adres 22] te Eindhoven; [18]
- diverse soorten verdovende middelen. In de kledingkast op de slaapkamer van [medeverdachte 19] op de zolder is in een dichtgeritste kledinghoes een pakket aangetroffen waarin ongeveer een kilogram cocaïne bleek te zitten. [19] Op de overloop bij deze slaapkamer lag in een ruimte onder het schuine dak een tas met daarin hersluitbare zakken met het opschrift “INOSITOL 250 gr € 50”. In die zakken zat in totaal 860 gram (3 x 250 gram + 1 x 110 gram) inositol, een stof waarvan bekend is dat het gebruikt wordt bij het versnijden van cocaïne; [20]
- een papier met telefoonnummers, aangetroffen op de slaapkamer van [medeverdachte 19] in een computerkast. In deze computerkast zat ook een VGZ-Zorgpas van [medeverdachte 19] en een kentekenbewijs van een Renault Twingo (kenteken [kenteken 2] ). [21] Uit het dactyloscopisch onderzoek is vast komen te staan dat het spoor dat op dit papier met telefoonnummers is aangetroffen, heeft geleid tot individualisatie van [medeverdachte 19] . [22]
 Een appartement aan de [adres 22] te Eindhoven. Dit betreft een pand waar de verdachte [medeverdachte 21] werd aangehouden in de slaapkamer. [23] De politie constateerde dat op het appartement een vast telefoonnummer was afgegeven ten name van [medeverdachte 21] . [24] Bij de doorzoeking zijn aangetroffen en inbeslaggenomen:
- vijf gsm’s en acht simkaarten. Ook is er een simkaarthouder aangetroffen die hoort bij de simkaart, met het telefoonnummer +316 5710 0900, uit een gsm die is aangetroffen en in beslaggenomen in de woning aan de [adres 19] te Heerlen; [25]
- een geldbedrag van € 25.000,00, verdeeld in 156 coupures van € 50,00, 113 coupures van € 100,00, 294 coupures van € 20,00 en twee coupures van € 10,00, verpakt in plastic folie en aangetroffen op het dressoir in de woonkamer. En een geldbedrag van € 840,00, verdeeld in veertien coupures van € 50,00, drie coupures van € 20,00 en acht coupures van € 10,00, verpakt in een grijs vest van het merk Adidas in de slaapkamer; [26]
- een weegschaal, twee koffiemolens, een mondkapje, een rol boterhamzakjes en blokstempels. De weegschaal en de koffiemolens zijn bemonsterd. Volgens het Nederlands Forensisch Instituut bevatten de monsters heroïne; [27]
- diverse verpakkingen met verdovende middelen. In totaal is er aangetroffen circa 3.900 gram heroïne, circa 200 gram cocaïne, circa vier gram hennep, de als versnijdingsmiddel te gebruiken stoffen cafeïne en paracetamol met een totaalgewicht van circa 66.750 gram, 123 gram hasjiesj en zes zilverfolies met heroïne. [28] 4.840 gram als versnijdingsmiddel te gebruiken coffeïne en paracetamol zat in een goudkleurige plastic tas. Het dactyloscopisch onderzoek aan die tas heeft geleid tot individualisatie van [medeverdachte 19] en [medeverdachte 21] ; [29] en
- in de prullenbak in de keuken: diverse blikjes en flesjes. Het DNA-spoor dat was veiliggesteld van een van deze flesjes leverde een match op met het DNA-profiel van [naam verdachte] . De matchkans is één op één miljard. [30]
Gedurende de doorzoekingen zijn in de onmiddellijke nabijheid van de diverse panden ook diverse voertuigen inbeslaggenomen. Dit waren:
- bij het pand aan de [adres 19] te Heerlen: een Volkswagen Polo, kenteken:
[kenteken 3] , ten name van [naam bedrijf] , [adres 24] te Woerden. Uit de kofferbak van deze auto is een zuigmonster genomen. Dit monster bevat volgens het Nederlands Forensisch Instituut heroïne en kleine hoeveelheden THC, BMK, coffeïne en paracetamol. Ook is er een kleine hoeveelheid nicotine aangetroffen. [31] Uit het onderzoek blijkt dat het spoor dat is aangetroffen op een verpakking Red Bull uit deze auto heeft geleid tot individualisatie van [K. 1] ; [32]
- bij het pand aan de [adres 20] te Heerlen: een Seat Leon, kenteken:
[kenteken 4] , ten name van [K. 1] , [adres 23] te Gouda. [33] In de auto heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden. Uit het onderzoek blijkt dat het spoor dat is aangetroffen op een cd-hoesje uit de auto heeft geleid tot individualisatie van [K. 1] ; [34]
- bij het pand (in de parkeergarage) aan de [adres 22] te Eindhoven: een Volkswagen Golf, kenteken: [kenteken 5] , ten name van [naam bedrijf] , [adres 24] te Woerden. [35] In de kofferbak van deze auto is een zuigmonster genomen en dit zuigmonster bleek heroïne te bevatten en kleine hoeveelheden coffeïne en paracetamol; [36]
- bij het pand aan de [adres 21] te Gouda: een Renault Twingo, kenteken:
[kenteken 2] , ten name van [medeverdachte 19] , geboren [geboortedatum] , [adres 21] te Gouda. [37] In de achterbak van deze auto is een zuigmonster genomen en het Nederlands Forensisch Instituut heeft vastgesteld dat dit zuigmonster heroïne, coffeïne en paracetamol bevat. [38]

3.Algemene bewijsoverwegingen

De rechtbank zal in haar bewijsoverweging gebruik maken van de door verbalisanten vastgestelde stemherkenningen. Ook zal zij verklaringen van getuigen bezigen voor het bewijs. De rechtbank overweegt over het aanwenden van dit bewijs als volgt.
3.1.
Stemherkenning/stemidentificatie
De betrokkenheid van verdachte en een aantal van zijn medeverdachten bij de tenlastegelegde feiten is door de politie mede afgeleid uit getapte of opgenomen telefoongesprekken, waarin verbalisanten de stemmen van deze verdachte(n) (menen te) herkennen.
Over deze werkwijze merkt de rechtbank allereerst op dat noch uit de wet noch uit de jurisprudentie valt af te leiden dat (resultaten van) dergelijke stemherkenningen in algemene zin niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Voor een categorische uitsluiting van stemherkenningen van het bewijs ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
Bij de waardering van de bewijskracht van deze stemherkenningen is behoedzaamheid echter wel op zijn plaats. Daar is in jurisprudentie en wetenschappelijke literatuur al vaker terecht op gewezen. Om die reden houdt de rechtbank bij de beoordeling van de bewijswaarde van de resultaten van dergelijke stemherkenningen rekening met de volgende omstandigheden (zie ECLI:NL:RBAMS:2008:BG7853):
  • Wordt de stemherkenning ondersteund door andere feiten en omstandigheden of bewijsmiddelen?
  • Heeft de stemherkenning op ambtseed/ambtsbelofte plaatsgevonden?
  • Betwist de verdachte de stemherkenning en op welke wijze?
  • Is sprake van stemherkenning door een verbalisant die de persoon die hij meent te herkennen ook daadwerkelijk kent?
  • De mate van zekerheid van de stemherkenning;
  • Is er sprake van een stemherkenning door een verbalisant die vanuit zijn opsporingsfunctie de gesprekken uitluistert?
  • Alertheid vanwege het doel van stemherkenning;
  • De hoeveelheid uitgeluisterde gesprekken.
De rechtbank overweegt dat zij, rekening houdend met deze aandachtspunten, geen aanleiding heeft te twijfelen aan de juistheid van de stemherkenningen in dit dossier. De rechtbank neemt dus de door de politie als deelnemers aan de tapgesprekken genoemde personen over als deelnemers aan die gesprekken.
3.2.
Getuigenverklaringen
In deze zaak heeft de verdediging verzocht om het horen van getuigen (bij de rechter-commissaris). De verdediging is echter niet in de gelegenheid geweest alle door de rechtbank toegewezen getuigen te (doen) bevragen bij de rechter-commissaris. Een deel van de getuigen kon namelijk niet worden getraceerd, of is, hoewel behoorlijk opgeroepen, meermalen niet verschenen, zodat de rechtbank heeft moeten concluderen dat het onaannemelijk is dat zij binnen een aanvaardbare termijn ter zitting gehoord zouden kunnen worden. De verdediging is ook niet in een eerder stadium in de gelegenheid geweest deze getuigen te (doen) ondervragen. Ter terechtzitting heeft de verdediging geen afstand gedaan van het horen van de getuigen.
De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad, het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd is in het licht van het EVRM, in het bijzonder niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van het EHRM van 10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland, ECLI:NL:XX:2012:BX3071) en de uitspraken van de Hoge Raad van 22 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1020, paragraaf 4.3) en 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1212, paragraaf 3.1 tot en met 3.5).
De rechtbank overweegt, rekening houdend met bovenstaande, het volgende. Wanneer de rechtbank een belastende verklaring van een getuige, die niet nader door de verdediging is gehoord, zal bezigen voor het bewijs, dan betekent dit dat deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank dusdanige steun vindt in andere bewijsmiddelen dat er geen sprake is van een situatie waarin de getuigenverklaring
sole or decisivevoor het bewijs genoemd kan worden. De betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt dan bevestigd door ander bewijsmateriaal. Daarmee is het aanwenden van een dergelijke verklaring niet ongeoorloofd in het licht van het EVRM.
De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat zij eveneens gebruik zal maken van de afgelegde verklaringen van getuigen die niet verzocht zijn door de verdediging om te horen.
3.3.
Fotoconfrontatie
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van de door de politie met de getuigen gehouden fotoconfrontaties niet gebruikt mogen worden voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. Kort gezegd, en onder verwijzing naar jurisprudentie (ECLI:NL:GHARN:2011:BR4261), heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat gelet onder andere op de wijze van samenstelling van de fotomap en de gang van zaken rond het tonen van de foto’s aan de getuigen, de resultaten van de fotoconfrontaties te onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Anders dan in de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie, is hier volgens de rechtbank geen sprake geweest van een opsporingsconfrontatie, zijnde een met een getuige van een misdaad uitgevoerde fotoconfrontatie om te komen tot de opsporing van een op dat moment nog onbekende dader. Hier is sprake geweest van het aan de getuigen tonen van foto’s van de hen vermoedelijk of wellicht vanwege eerdere contacten bekende verdachten, met het doel na te gaan of zij ook daadwerkelijk verdachten herkennen.
Aan de verdediging moet worden toegegeven dat de foto’s van de verdachten hier en daar aan kwaliteit te wensen overlaten, maar dat hoeft naar het oordeel van de rechtbank geen beletsel te zijn voor een betrouwbare herkenning. [van K.] en [W.] schrijven daarover in ‘Het Recht van Binnen’ (pagina 543) dat mensen bijzonder goed zijn in het herkennen van de gezichten van anderen, als het tenminste gaat om bekenden die zij onder goede omstandigheden waarnemen. “Wij
[de mens, rechtbank]zijn dermate goed in het herkennen van bekenden dat we daarvoor weinig visuele informatie nodig hebben. (…) Wij herkennen bekenden (…) zelfs nog na vele jaren.”
Zo lang de getuigen dus op min of meer regelmatige basis contact hadden met de door hen herkende verdachten, en in veel gevallen was dit zo, kan deze herkenning gebruikt worden voor het bewijs.
Aan de verdachten en de getuigen in dit dossier zijn tijdens de verhoren in Nederland, België en Frankrijk fotobladen getoond met daarop personen en locaties. Gelet op de informatie in het dossier dat het steeds om dezelfde fotobladen gaat, die door de Nederlandse autoriteiten een de Belgische en Franse autoriteiten ter beschikking zijn gesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat aan alle verdachten en getuigen dezelfde fotobladen zijn getoond. [39]

4.Drugsdeals

Zoals in de inleiding en de algemene bevindingen aangegeven, is uit het onderzoek naar voren gekomen dat personen uit België en Frankrijk verdovende middelen bestelden door te bellen naar de gouden lijn waarna er een drugsdeal plaatsvond. Dit volgt uit een aangetroffen telefoonlijst en de samengestelde delictdossiers met betrekking tot verschillende groepen kopers.
In het kader van het onderzoek werden namelijk negen delictdossiers samengesteld waarin deze onderzoeksbevindingen zijn gerelateerd. In acht van deze delictsdossiers worden de bevindingen gerelateerd rond telkens een specifieke groep personen. Het betreft hier de in Frankrijk of België gesitueerde groepen (en de gelijknamige delictdossiers): [koper 9] , [koper 28] , [koper 29] , [L. 1] , [koper 22] , [achternaam broers 1 en 2] , [koper 25] en [T.] . Het negende delictdossier relateert overige leveringen. In de acht met namen getooide delictdossiers zijn onder andere tapgesprekken, observatieverslagen en verhoren van afgevangen verkopers opgenomen. Het delictdossier ‘S2 Overige leveringen’ bevat tapgesprekken en een enkel verhoor van een afgevangen koper.
In de alinea’s hieronder zal de rechtbank de relevantie van de telefoonlijst en de bevindingen uit de verschillende delictdossiers bespreken, toegespitst op de handel in harddrugs en de handel in softdrugs. Omwille van de leesbaarheid worden slechts enkele delictdossiers uitgelicht.
4.1.
Telefoonlijst
Zoals hierboven al beschreven werd [medeverdachte 19] op 19 november 2013 aangehouden in zijn ouderlijke woning in Gouda. De politie trof hem aan in een bed dat stond op de op de zolder van de woning gelegen slaapkamer. [40] Op diezelfde slaapkamer stond een bureau met daarop een computer. [41] In de behuizing van de computer werd een lijst aangetroffen en in beslag genomen. [42] Vingerafdrukken op deze lijst bleken te herleiden tot [medeverdachte 19] .
Op de aangetroffen lijst zijn diverse namen of aanduidingen vermeld, met achter elke naam of aanduiding een nummer. De nummers beginnen met 0033, 33, 0032 of 32. Het is een feit van algemene bekendheid dat de codes 0033 en 0032 de landencodes zijn van Frankrijk respectievelijk België in het internationale telefoonverkeer. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat dit gegeven zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen, te weten https://www.telefoonboek.nl/landnummer, is te achterhalen. Een aantal van de op de lijst vermelde nummers komt, zoals hierna vermeld, voor in de hierna te bespreken delictdossiers als zijnde telefoonnummers van waaruit gebeld dan wel ge-sms’t wordt naar de gouden lijn en vice versa. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat deze lijst (hierna: de telefoonlijst) een opsomming bevat van telefoonnummers van diverse uit Frankrijk of België afkomstige kopers.
Op de telefoonlijst staan onder meer de volgende namen en nummers vermeld:
  • [O. 1] [telefoonnummer 4] ;
  • [O. 2] [telefoonnummer 5] ;
  • [O. 3] [telefoonnummer 5] ;
  • [J. 1] [telefoonnummer 6] ;
  • [K. 2] [telefoonnummer 6] ;
  • [L. 2] [telefoonnummer 7] .
Het telefoonnummer dat op deze lijst onder de namen ‘ [O. 3] ’ en ‘ [O. 2] ’ staat vermeld, behoort toe aan [naam chauffeur 1] . [naam chauffeur 1] is een chauffeur, die in opdracht van de kopers [bijnaam chauffeur] en [koper 29] naar Nederland reist. Hij komt voor in het delictdossier [koper 29] , dat hierna besproken zal worden. Het telefoonnummer dat zowel onder de naam ‘ [J. 1] ’ als onder de naam ‘ [K. 2] ’ is vermeld, behoort toe aan [koper 31] . [koper 31] is een van de kopers die voorkomt in het hierna te bespreken delictdossier [koper 28] . Het telefoonnummer van ‘ [L. 2] ’ komt voor in het delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , dat eveneens hierna zal worden besproken.
4.2.
Harddrugs
Delictdossier [koper 29]
Op 26 oktober 2012 om 21:47 uur wordt door het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 8] , dat op naam is gesteld van [naam chauffeur 1] , een sms gestuurd naar de gouden lijn. De sms luidt
(rechtbank: steeds is de Nederlandse vertaling weergegeven): “Hallo ik kom vanavond okee”. De inhoud van deze sms wordt op 26 oktober 2012 om 21:48:18 uur door de gouden lijn gestuurd naar het doorschakelnummer [Doorschakelnummer Seville 2] . Vervolgens stuurt het doorschakelnummer meteen daarna, om 21:48:48 uur, een sms naar de gouden lijn met de vraag: “Wie is het?”. Een sms met dezelfde inhoud wordt daarop om 21:49:23 uur door de gouden lijn gestuurd naar het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Dat laatste nummer beantwoordt die sms door het sturen van een sms om 21:49:58 uur met de inhoud: “ [naam chauffeur 1] ”. Meteen daarna om 21:50:19 uur, wordt een sms gestuurd van de gouden lijn naar het doorschakelnummer met dezelfde inhoud (“ [naam chauffeur 1] ”). Het doorschakelnummer stuurt dan om 21:52:03 uur een sms naar de gouden lijn met de vraag: “Hoeveel van dinges”. Om 21:53:51 uur stuurt de gouden lijn een sms naar dat Franse nummer met de vraag: “Hoeveel van de dinges”. Om 21:54 uur wordt deze sms beantwoord door het Franse nummer door het sturen van een sms naar de gouden lijn met als inhoud: “Ik zeg het je zodra ik het weet”. De inhoud van deze sms wordt dan om 21:55 uur door de gouden lijn doorgestuurd naar het doorschakelnummer. Om 21:56 uur stuurt het doorschakelnummer een sms naar de gouden lijn met de inhoud: “Okee goede reis”. Een sms met dezelfde inhoud wordt daarna om 21:57 uur door de gouden lijn naar het Franse nummer gestuurd, gevolgd door sms-verkeer om 22:05 uur en 22:07 uur van het doorschakelnummer via de gouden lijn naar het Franse nummer met de vraag: “Hoe laat kom je aan”. Het Franse nummer antwoordt om 22:08 uur door een sms te sturen naar de gouden lijn met de inhoud: “Tegen 2 uur ochtend ik haast me”. Een sms met dezelfde inhoud wordt om 22:09 uur door de gouden lijn naar het doorschakelnummer gestuurd. Om 23:16:32 uur ontvangt de gouden lijn een sms van het Franse nummer met de tekst: “Voor 2 ongeveer okee en ik ben onderweg”. De gouden lijn stuurt om 23:16:53 uur een sms met dezelfde inhoud als die van het Franse nummer naar het doorschakelnummer. Om 23:20:07 uur stuurt het doorschakelnummer een sms naar de gouden lijn met als inhoud: “Okee”. Dezelfde tekst wordt om 23:20:34 uur door de gouden lijn ge-sms’t naar het Franse nummer.
Op 27 oktober 2012 om 00:14:01 uur wordt door het Franse nummer [telefoonnummer 9] een sms gestuurd naar de gouden lijn. De inhoud van die sms luidt: “Hallo ‘gros’ hoe gaat ie? Er is [naam chauffeur 1] die komt! Ik heb hem gegeven voor mij dus zorg ervoor dat het goed komt”. De tekst van deze sms wordt om 00:14:22 uur door de gouden lijn ge-sms’t naar het doorschakelnummer. Om 00:14:50 uur stuurt het doorschakelnummer een sms naar de gouden lijn met als inhoud: “Okee”. Dezelfde tekst wordt om 00:15:15 uur door de gouden lijn ge-sms’t naar het Franse nummer [telefoonnummer 9] . Om 01:49:53 stuurt het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 8] dat op naam staat van [naam chauffeur 1] een sms naar de gouden lijn met als inhoud: “10 minute in éjden”. Om 01:50 uur stuurt de gouden lijn een sms met dezelfde inhoud als deze laatste sms naar het doorschakelnummer. Op 27 oktober 2012 om 01:56:56 uur meldt het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 8] zich voor de laatste keer die dag. Er wordt dan een sms gestuurd naar de gouden lijn met als inhoud: “Ok”. De gouden lijn stuurt om 01:58 uur een sms terug naar het Franse telefoonnummer
[telefoonnummer 8] met als inhoud: “Oke”. [44]
Op 8 november 2012 vindt vanaf 15:00 uur sms-verkeer plaats tussen het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 10] en de gouden lijn. Het Franse telefoonnummer meldt dat men vanavond langskomt. Door de gouden lijn wordt gevraagd hoeveel ongeveer. Het Franse telefoonnummer wil goede dingen, want hij of zij zit(ten) in de problemen. De gouden lijn meldt dat ‘boss’ zich geen zorgen hoeft te maken. Om 15:34 uur stuur het Franse telefoonnummer een sms met de inhoud: “11200”, gevolgd om 15:45 uur door een sms met de inhoud: “175.65.R14” en om 15:47 uur door een sms met de inhoud: “Zorg ervoor dat het goed komt gro, doe mij goeie, en geef me goed, ik geef 150 aan de vent om te komen... Het is een vent met wie ik kwam voordat ik naar hebs ging”
(rechtbank: volgens de vertaler van de sms is hebs in plat [F.] de gevangenis/de bak). Om 15:55 uur stuurt de gouden lijn een sms naar het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 10] met de inhoud: “Hoeveel wil je ik ver”
(rechtbank: volgens de vertaler van de sms is met ‘ver’ door de schrijver van de sms mogelijk het Franse werkwoord ‘faire’ (in het Nederlands: ‘doen’) bedoeld).
Om 15:56 uur meldt het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 10] per sms aan de gouden lijn: “ [naam chauffeur 1] +komt morgen”. De gouden lijn stuurt daarna om 15:57 uur een sms naar dat Franse telefoonnummer met de inhoud: “1750”. De gouden lijn antwoordt door het sturen van een sms om 15:59 uur. De inhoud van die sms luidt: “Oke, maak je geen zorgen 1.7 is een goeie dinges mn vriend/maatje.” Het Franse telefoonnummer stuurt dan om 16:07 uur een sms naar de gouden lijn met de inhoud: “Ok 1700 zorg dat je het goed voor elkaar hebt gro”. Tussen 16:08 uur en 16:11:08 uur stuurt het Franse telefoonnummer nog drie sms’jes naar het gouden lijn met steeds dezelfde vraag: “Is het dezelfde”. Om 16:11:50 uur antwoordt de gouden lijn met “Ja”, waarna om 16:13 uur een sms volgt van het Franse nummer met de inhoud: “Okee, dat is goed, en doe 1,7 okee. Ik bel je als ik vertrek, okee, tot vanavond”. De gouden lijn antwoordt door om 16:14 uur een sms te sturen met de inhoud: “Oke’. Om 19:03 uur meldt het Franse nummer zich weer. Er wordt een sms gestuurd met de inhoud: “Is het goed? Wat heb je er nou in gedaan? Want ik ben het niet die komt”. Vervolgens vraagt het Franse telefoonnummer nog tot twee maal toe per sms of er ook beuh
(rechtbank: volgens de tolk is dit te vertalen als wiet/cannabis)is, maar dat is er niet volgens de persoon die de gouden lijn beantwoordt.
Op 9 november 2012 om 21:11:14 uur wordt er door het Franse telefoonnummer
[telefoonnummer 8] een sms gestuurd naar de gouden lijn. De sms luidt: “Met [naam chauffeur 1] ik kom vanavond ok”. Om 21:11:33 uur wordt een sms met dezelfde tekst doorgestuurd door de gouden lijn naar het doorschakelnummer, gevolgd door een antwoord door het doorschakelnummer – via de gouden lijn – naar het Franse telefoonnummer: “Oke hoeveel”. Het Franse telefoonnummer antwoordt – via de gouden lijn aan het doorschakelnummer – : “Ik stuur je 1sms als ik weet wat”. Opnieuw vindt er dan ook, vanaf 21:50 uur die avond, sms-verkeer plaats tussen het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 10] en de gouden lijn, met steeds doorschakeling van de gouden lijn naar het doorschakelnummer. In de sms wordt opnieuw gevraagd of er ook wiet is. Via de gouden lijn stuurt het doorschakelnummer een sms naar het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 10] met de inhoud: “Nee excuus jordan wolah excuus de volgende”. Om 22:21 uur meldt het Franse telefoonnummer
[telefoonnummer 8] door middel van een sms aan de gouden lijn: “Voor 1 zeker en ik vertrek nu”.
Op 10 november 2012 om 01:16 uur volgt een sms van het Franse telefoonnummer
[telefoonnummer 8] naar de gouden lijn met de inhoud: “10 minute in éjsden”, gevolgd door een sms om 03:21 uur met de tekst: “Voorbij Luik niet politie”. Diezelfde tekst wordt om 03:22:06 uur door de gouden lijn per sms gestuurd naar het doorschakelnummer, waarna het doorschakelnummer om 03:22:37 meldt: “Oke bedankt”. De gouden lijn sms’t deze tekst om 03:23 uur weer door naar het Franse telefoonnummer. [45]
Op 7 juli 2013 vindt ook sms-verkeer plaats tussen de gouden lijn en het Franse telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Het Franse nummer meldt om 21:22 uur: “Met [naam chauffeur 1] , ik kom vanavond ok”. De gouden lijn antwoordt met een sms om 21:23 uur: “Oke”, gevolgd door een sms om 21:24 uur met de tekst: “Ok gro hoeveel gro”. Het Franse telefoonnummer stuurt om 21:26 uur een sms met de tekst: “Tenminste 1 kg 300”, waarna de gouden lijn antwoordt met: “Oke gro”. Om 23:54 uur stuurt het Franse telefoonnummer een sms met de inhoud: “10 minute ejden”, waarna de gouden lijn weer antwoordt met: “Oke”.
[naam chauffeur 1] heeft bij de Franse rechter verklaard dat hij met zijn auto, een Renault Scenic, een aantal reizen heeft gemaakt naar Nederland om daar heroïne te halen. De eerste keer was op 27 oktober 2012. Hij heeft toen twee kilogram heroïne gehaald, waarvoor hij geld meekreeg van [koper 29] en [bijnaam chauffeur] . Op 9 november 2012 volgde een tweede reis. Toen haalde hij een kilogram heroïne, waarvoor [koper 29] hem het geld meegaf. Zijn laatste reis naar Nederland was op 7 juli 2013. Er werd toen 1,3 kilogram heroïne door hem gehaald en [koper 29] gaf hem hiervoor weer het geld mee. In alle gevallen was [bijnaam medeverdachte 7] de leverancier in Nederland. De drugs gaf hij bij thuiskomst aan [koper 29] . Zelf kreeg hij dan als vergoeding vijf gram heroïne en een euro per gram dat hij mee terugnam naar Frankrijk. Volgens [naam chauffeur 1] is de bijnaam van [bijnaam chauffeur] . De koopprijs van de heroïne was zeven euro per gram.
[naam chauffeur 1] verklaarde dat hij steeds een sms naar het nummer dat eindigt op 9999 in Nederland stuurde, als hij een reis maakte. Het is mogelijk dat hij dat deed met het telefoonnummer [telefoonnummer 11] . [46]
[koper 32] verklaarde bij de Franse politie dat het zijn taak was om met zijn auto de route te verkennen om te verifiëren of er onderweg geen douane- of politiecontroles waren. Hij vervoerde zelf geen drugs in zijn auto. Dat deed de andere chauffeur, [naam chauffeur 2] . Ingeval van een controle waarschuwde hij per telefoon de auto die de drugs vervoerde. [koper 32] is op 28 augustus 2012 gestart met de ritten. Hij heeft maximaal tien ritten gedaan. Op 11 december 2012, toen hij op de terugreis van Nederland naar Frankrijk was, werd [koper 32] door de Belgische politie gearresteerd. Hij had toen een blokje hasj van dertien gram en een gram heroïne bij zich. De hasj had hij cadeau gekregen van de personen die de door [bijnaam chauffeur] en [koper 29] gedane bestelling hadden geleverd. De deal was volgens [koper 32] al rond voor beide chauffeurs uit Frankrijk naar Nederland gingen. [bijnaam chauffeur] en [koper 29] hadden vanuit Frankrijk per telefoon al het noodzakelijke gedaan. De ontmoetingsplek was steeds het Q8-benzinestation bij de afrit Visé in België. De Nederlandse dealers arriveerden daar meestal zo’n 15 tot 30 minuten na [naam chauffeur 2] en [koper 32] , stopten vlakbij de auto’s en maakten duidelijk dat zij het waren die de drugs moesten overhandigen. Ze reden weg en gaven een teken om te volgen. Dan begon een rit van ruim twintig minuten over een weggetje op open terrein. Ze reden naar een steeds wisselende plek langs de weg, haalden dan een reservewiel uit een greppel en legden dat wiel in de auto van [naam chauffeur 2] . [naam chauffeur 2] overhandigde vervolgens het geld aan de Nederlandse handelaars. Daarna reden de handelaars voorop en begeleidden de auto van [naam chauffeur 2] en de auto van [koper 32] weer naar de oorspronkelijke ontmoetingsplaats bij Visé. [koper 29] had hem verteld dat ene [naam chauffeur 1] ook voor hem reed. Hij zou in een Renault Scenic rijden. [naam chauffeur 1] reed altijd zonder wegbereider naar Nederland. [47] [koper 32] herkent [naam verdachte] en [medeverdachte 21] van foto’s die hem getoond worden. [koper 32] verklaart dat hij alleen met deze twee personen te maken heeft gehad. Zij reden in een Golf VI. Ze gaven regelmatig cadeaus, maar [koper 32] profiteerde daar niet van omdat deze in het reservewiel waren verstopt en [koper 29] de band opensneed. De keer dat zij het blok hasj rechtstreeks aan [koper 32] gaven, waren zij vergeten het in het reservewiel te stoppen. [48]
Op 19 november 2013 doorzoekt de Franse politie de woning van [koper 29] . In de woning worden onder meer aangetroffen en in beslag genomen twee blokken en twee zakjes vermoedelijk heroïne en een over de gehele zijkant opengesneden band van het merk Michelin met velg. [49] De blokken en zakjes worden gewogen (totaal 1.356 gram) en monsters hiervan worden getest. Uit de testen blijkt dat de monsters positief reageren op heroïne. [50]
[koper 29] heeft op 19 november 2013 bij de Franse politie verklaard dat hij verslaafd is aan heroïne. Hij koopt zijn verdovende middelen in Maastricht altijd voor zeven euro per gram en verkoopt deze weer door voor dertien euro per gram. Het telefoonnummer van zijn Nederlandse leverancier is [Gouden lijn Seville 2] . Dit telefoonnummer heeft hij sinds een of anderhalf jaar en is sindsdien niet veranderd. De gebruiker van dit nummer noemt zich [bijnaam medeverdachte 7] /wordt [bijnaam medeverdachte 7] genoemd. De werkwijze is als volgt: [koper 29] geeft de bestelling door aan [bijnaam medeverdachte 7] op het telefoonnummer dat eindigt op 9999 en per sms wordt de hoeveelheid doorgegeven. De maat van de band waarin de heroïne moet worden verstopt, wordt doorgegeven en daarna wordt gemeld wanneer er wordt vertrokken. Een half uur voor aankomst wordt opnieuw contact opgenomen en dan vervoegt [bijnaam medeverdachte 7] of de bezorger zich bij hem bij de kerk in Visé (België). In het begin werd per drie weken of per maand ongeveer twee kilogram heroïne gehaald en dat liep op tot vier kilogram per drie of vier weken. [51] Zelf is [koper 29] maar een of twee keer naar Nederland gegaan om drugs te halen, voor de andere reizen maakte hij gebruik van chauffeurs. De chauffeur haalde niet alleen heroïne voor [koper 29] , maar ook voor iemand anders. Bij de laatste reis, van 12 november 2013, ging het om 6,7 kilogram heroïne, waarvan vier kilogram voor [koper 29] was bedoeld en de rest voor de ander. [koper 29] wil niet zeggen wie de ander is. Alle heroïne die op 12 november 2013 in Nederland was gehaald, was verborgen in de band die de politie bij de doorzoeking van zijn woning op 19 november 2013 aantrof. [koper 29] verklaarde verder dat hij aan de chauffeur een vergoeding betaalde van een euro per gram heroïne.
[koper 29] kent [bijnaam medeverdachte 7] al zo’n tien jaar. Toen ging hij nog voor zijn persoonlijk gebruik naar [bijnaam medeverdachte 7] . De laatste keer dat hij [bijnaam medeverdachte 7] zag was in 2004 of 2005, voordat [koper 29] in België de gevangenis inging. [koper 29] verklaart tot slot dat [bijnaam chauffeur] , die hij kent uit het drugsmilieu, door hem Jordan wordt genoemd. [52]
[koper 29] heeft bij de rechter-commissaris in Nederland verklaard dat hij handelde in heroïne, dat hij dat in Nederland bestelde per sms en dat iemand anders in zijn opdracht de heroïne in Nederland ophaalde. De heroïne werd verstopt in een reservewiel. Hij moest de band altijd snijden om de drugs er uit te kunnen halen. [53]
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat [naam chauffeur 1] in ieder geval drie keer naar Nederland is gereisd om voor [koper 29] en/of [bijnaam chauffeur] heroïne te halen. Hij reisde met zijn auto naar Nederland, kreeg geld mee, haalde de drugs op en bracht deze naar Frankrijk om ze daar bij [koper 29] af te leveren. Voordat [naam chauffeur 1] op pad ging, was er al contact geweest tussen [koper 29] of [bijnaam chauffeur] en de gouden lijn. Dat blijkt niet alleen uit de verklaringen van [naam chauffeur 1] en [koper 29] , maar ook uit het sms-verkeer van 8 november 2012, waarin door degene die de gouden lijn beheert de naam ‘Jordan’ wordt vermeld. Volgens [naam chauffeur 1] en [koper 29] is dat de (bij)naam van [bijnaam chauffeur] . Getuige [koper 32] bevestigt dat niet alleen hij en [naam chauffeur 2] , maar ook ene [naam chauffeur 1] voor [koper 29] reed. [koper 32] heeft in de periode van 28 augustus 2012 tot en met 11 december 2012 maximaal tien keer gereden voor [koper 29] en [bijnaam chauffeur] .
Zoals hierboven onder 2.1.
De gouden lijn en wijze van gebruik daarvanis vermeld werden de in- en uitgaande sms-berichten door de gouden lijn handmatig doorgezet naar het doorschakelnummer.
Delictdossier [achternaam broers 1 en 2]
Op 8 september 2013 werden in Reims (Frankrijk) [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] aangehouden. De Franse politie ontdekte dat er 1,7 kilogram heroïne en 10 gram cocaïne in een reserveband van hun auto was verborgen. [54] Uit een op 7 september 2013 afgeluisterd telefoongesprek van het doorschakelnummer bleek dat die dag een bestelling werd gedaan bij [bijnaam medeverdachte 7] van 1-7. De koper wenste ook nog een klein cadeautje voor de chauffeur en gaf aan dat ‘hij’ er rond 02:00/03:00 uur zou zijn. De persoon die het doorschakelnummer bediende verzocht om een bericht te sturen met de maat en alles. [55] Drie minuten later werd door het Franse telefoonnummer van waaraf de bestelling was gedaan een sms gestuurd met de inhoud: “195-50-15 vier gaten!”. [56] Daarna volgde nog een telefoongesprek waarin de koper verzocht om er nog vijf potten wit bij te doen. [57]
[naam medeverdachte 1] verklaarde bij de Franse politie dat hij sinds november 2011 tot aan zijn aanhouding in Reims in september 2013 in opdracht van de broers [koper broer 1] en [koper broer 2] [achternaam broers 1 en 2] drugs ging halen in Eijsden. Die drugs waren steeds verstopt in een reservewiel. Hij heeft sinds 2011 zeventien reizen naar Maastricht gemaakt. De hoeveelheid drugs varieerde van 700 gram tot drie kilogram per reis. De broers [achternaam broers 1 en 2] belden de dealer in Nederland en bespraken dan de omstandigheden en de hoeveelheid drugs die zij wilden kopen. [naam medeverdachte 1] belde pas als hij in Luik (België) was. Eenmaal op de ontmoetingsplaats in Eijsden moest hij de dealer met zijn auto volgen over kleine wegen. Vervolgens werd het reservewiel dan bij een bungalow op een vakantiepark of langs een weggetje in zijn auto geladen. [naam medeverdachte 1] herinnert zich dat het Nederlandse telefoonnummer eindigde op 9999. Hij herkent op foto’s [naam verdachte] als de dealer [bijnaam medeverdachte 7] . Ook herkent hij [K. 1] . [58] [naam medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij in opdracht van de broers [achternaam broers 1 en 2] naar Nederland reisde om heroïne en cocaïne te halen. Hij belde van tevoren om te zeggen hoe laat hij op het weggetje in de buurt van de afslag Eijsden zou zijn, waar hij de verkopers ontmoette, hij betaalde het geld, kreeg de reserveband waar de drugs in zaten en reed weer weg. Het was heel ingewikkeld om het pakket uit het reservewiel te halen. Eigenlijk moest je met een mes de band scheuren en open maken. [naam medeverdachte 1] bevestigde eveneens dat hij tijdens zijn politieverhoor op de foto’s twee mensen heeft herkend. Dat waren degenen uit Nederland die hem de drugs verkochten en die hij tegenkwam op het weggetje. Er was een grote, die was nogal stevig, en een kleine met een normaal postuur. De kleine heette [bijnaam medeverdachte 7] . De broers [achternaam broers 1 en 2] hadden ook gezegd dat één man [bijnaam medeverdachte 7] heette. [59]
[koper broer 1] [achternaam broers 1 en 2] verklaarde bij de Franse politie dat hij, nadat hij tussen januari en maart 2012 zelf drie keer naar het Hollandse netwerk, waarvan de baas zich [bijnaam medeverdachte 7] noemt, was gegaan, chauffeurs stuurde om de telefonisch bestelde drugs op te halen. Het Hollandse telefoonnummer eindigde op 9999. De afspraken waren in Eijsden op het kerkplein. Als ze in Eijsden waren werden ze meegenomen naar een studentenkamertje in een klein dorp. Hij had alleen met [bijnaam medeverdachte 7] te maken. Hij herkent hem op de foto van [naam verdachte] . De foto van de woning [adres 19] Heerlen herkent hij als de locatie waar de transacties werden gesloten. [60]
[koper broer 2] [achternaam broers 1 en 2] verklaarde bij de Franse politie dat hij zijn drugs kocht in Nederland. Een deel verkocht hij weer door om zijn eigen gebruik te bekostigen. Het nummer om de bestellingen op te doen eindigde op 9999. De prijzen waren altijd hetzelfde: zeven euro voor een gram heroïne en 40 euro voor een gram cocaïne. Nadat hij gebeld had, ging een chauffeur naar Nederland. [koper broer 1] , zijn broer, beheerde alles met betrekking tot de reis en de bevoorrading. Hij, [koper broer 2] , moest de telefonische bestelling doen.
In het begin ging hij ook zelf naar Nederland. Hij kocht toen nog alleen voor zijn eigen gebruik. Sinds 2012 gaat hij niet meer naar Nederland. Toen hij nog zelf ging, werd er ook al gebeld met het nummer dat eindigt op 9999. Hij belde toen niet zelf, dat deed degene met wie hij naar Holland ging. Ze reden dan samen naar Gronsveld en parkeerden daar op een parkeerplaats naast de kerk, waar ze overstapten in de auto van de dealer. De dealer reed hen dan naar een appartement waar de drugs werden verstrekt. Er waren toen twee mannen van Noord-Afrikaanse herkomst: [bijnaam medeverdachte 7] en Omar. Ze waren niet altijd samen omdat Omar vanwege drugshandel in Holland gearresteerd was. [bijnaam medeverdachte 7] herkent hij op de foto van [naam verdachte] . De eerste drie keer bij de kerk in Gronsveld kwam Omar hen halen. Daarna kwam [bijnaam medeverdachte 7] hen halen. [61]
Delictdossier [koper 28]
Het nummer [telefoonnummer 12] dat zowel onder de naam ‘ [J. 1] ’ als onder de naam ‘ [K. 2] ’ op de telefoonlijst is vermeld, is het telefoonnummer van [koper 31] . [koper 31] gebruikte dit nummer om contact op te nemen met de Nederlandse dealers, zo verklaarde hij aan de Franse politie. [62]
Met dit nummer wordt op 18 oktober 2012 om 18:56 uur gebeld naar de gouden lijn. De beller noemt zich [koper 28] en meldt dat hij straks langskomt. Om 22:02 uur die dag meldt [koper 28] dat hij over 30 minuten aankomt. Dat is akkoord. [koper 28] en degene die de gouden lijn opneemt, spreken af ‘zoals gebruikelijk’. [63] Op 25 oktober 2012 om 20:10 uur meldt [koper 28] zich opnieuw; hij wil straks komen. Degene die de gouden lijn bedient, meldt: “Ja, is goed, neem die route van Aubel daar, altijd rechtdoor, sla niet af naar rechts, om te komen de richting van Maastricht, altijd rechtdoor naar Aubel-Planque/Planc, heb je begrepen daar? Ken je die kleine grens?” [koper 28] : “Ja zeker, de Planc ja.” Om 22:58 uur meldt [koper 28] dat hij over 25 minuten aankomt, hij neemt het kleine weggetje, de Planc. Om 23:16 uur volgt er dan een sms’je: “Ik ben er bijna!”. [64]
Op 15 april 2013 om 21:39 uur belt [koper 31] met het telefoonnummer +33 6805 67136 naar de gouden lijn. [koper 31] meldt zich weer als [koper 28] en zegt dat hij straks langskomt en dat ze doen ‘zoals gebruikelijk’. Op 16 april 2013 om 00:53 uur wordt door de gouden lijn gebeld naar het Franse telefoonnummer van [koper 31] . Degene die de gouden lijn opneemt vraagt: “Alles goed [koper 28] ?” [koper 31] vraagt wie aan de telefoon is. De gebruiker van de gouden lijn zegt: “Het is [bijnaam medeverdachte 7] . Waar ben je? Ben je nog niet aangekomen of wat?” [koper 31] zegt: “Ik ben in Bastone (fon.), ik ga zo op de kleine weggetjes rijden. Ik kom rond twee uur, dus over een klein uurtje”. De gebruiker van de gouden lijn meldt dat zijn maat van de vorige keer daar zal zijn, met een Opel. Om 02:09 uur belt [koper 31] opnieuw en vraagt: “Ben jij degene die daar aankomt?” Het antwoord luidt: “Nee dat ben ik niet, dat is mijn maatje … hij is bij de grens, rij steeds rechtdoor.” [koper 31] vraagt dan: “Is dat je vriend daar met een grijze auto?” De gebruiker van de gouden lijn bevestigt vervolgens dat dat hem is. [65]
Uit de gesprekken van 23 en 24 juli 2013 blijkt dat [koper 31] niet tevreden is over de geboden kwaliteit: hij wil betere dan de vorige keer, die van 7 was niet sterk genoeg. Hij heeft liever de kwaliteit van de echte 8, dan dat ze hem iets cadeau geven. Als [koper 31] zich dan op 24 juli 2013 rond 02:30 uur meldt omdat hij op de afgesproken plek is aangekomen, blijkt de runner er niet te zijn. De gebruiker van de gouden lijn zegt hem nog even te blijven wachten op de kleine weg. Een kwartiertje later meldt [koper 31] dat de runner niet is gekomen, dat hij nu zelf te voet naar het huis gaat en er over 5 minuten is. De gebruiker van de gouden lijn meldt dat dat akkoord is en dat hij ‘hem’ zal bellen. [66]
Op 8 augustus 2013 om 09:30 uur vraagt [koper 28] of het goed is dat het straks langs komt. De gebruiker van de gouden lijn zegt dat dit goed is en vraagt hoeveel [koper 28] ongeveer wil hebben, want dan kan hij het alvast voorbereiden. [koper 28] wil 350, 400, van goede kwaliteit. De gebruiker van de gouden lijn vraagt om van tevoren te bellen, zodat hij het kan doorgeven aan de kerel; hij zorgt dat hij daar wacht. [koper 28] zegt dat hij altijd van tevoren opbelt en dat hij de laatste keer een half uur heeft moeten wachten en daarna lopend moest komen. Op
9 augustus 2013 om 01:30 uur meldt [koper 28] dat hij over ongeveer 20 minuten aankomt. Dat is akkoord, zegt degene die de gouden lijn bedient. [67]
[koper 31] belt en sms’t met hetzelfde telefoonnummer ook in de periode daarna nog diverse malen naar de gouden lijn, doet dan steeds een bestelling en meldt zich kort voor aankomst. Hij klaagt zowel in september 2013 als in oktober 2013 over de kwaliteit van het door hem gekochte. Hij wil de echte van 8 en niet die van 7. [68] De laatste gesprekken dateren van 18 en 19 november 2013. [koper 28] meldt op 19 november 2013 om 01:43 uur dat hij er over 25 minuten is. Om 02:04 uur vraagt de bedienaar van de gouden lijn, die zich [bijnaam medeverdachte 7] noemt, aan [koper 28] om rechtstreeks te komen en dan net als de vorige keer zijn auto te parkeren en te voet naar het huis te komen. [koper 28] moet van [bijnaam medeverdachte 7] dan goed opletten of hij niet wordt gevolgd door een persoon. [69]
[koper 31] heeft bij de Franse politie verklaard dat hij onder de naam [koper 28] sinds twee, drie of vier jaar naar Nederland reisde om heroïne te kopen. Niet alleen voor hem zelf, maar ook voor zijn vrienden [getuige] , [naam getuige] en ene [getuige 2] . Sporadisch kocht hij ook 10 gram cocaïne, als een van zijn vrienden daar om vroeg. Hij belde vlak voor hij uit Frankrijk vertrok naar [bijnaam medeverdachte 7] en net voordat hij aankwam. Ze spraken vaak af op dezelfde plaats, bij een bungalow op een soort camping in Nederland. Op 19 november 2013 was hij voor de laatste keer in Nederland om heroïne te halen. Hij belde de avond ervoor vlak voor zijn vertrek naar het nummer [telefoonnummer 13] . Dat nummer kent hij uit zijn hoofd. Hij is tegen twee uur ’s nachts bij de bungalow aangekomen en werd daar door een persoon geholpen. Daarna is hij weer vertrokken. In het begin was de prijs van de heroïne tien euro per gram, daarna acht euro en vervolgens werd de prijs verlaagd naar zeven euro per gram. [70]
Getuige [getuige] heeft bij de Franse politie verklaard dat zij sinds september 2012 heroïne gebruikt. Haar vriend [koper 31] ging ongeveer een keer per maand naar Nederland om zowel voor zichzelf, als voor hun kennissen [naam getuige] en [getuige 2] en voor haar zelf heroïne te halen. De laatste reis van [koper 31] was op maandagavond 18 november 2013. De prijs van de heroïne was € 7,00 per gram. [71]
Delictdossier [T.]
Op 15 juli 2013 plaatst [A.P.] om 17:44:20 uur een bestelling bij de 9999 van 40 bruin voor 280 euro en 2 wit voor 80 euro. Hij belt in op de bestellijn met het Belgische nummer
[telefoonnummer 14] . Om 18:48:33 uur belt hij opnieuw en meldt dat hij er over 20 minuten is, gevolgd door een gesprek van 19:07:36 uur, waarin [A.P.] meldt dat hij er over 5 minuten is. Degene die de 9999 bemant, zegt dat hij naar de parkeerplaats moet gaan, zoals voorheen. Om 19:15:37 uur meldt [A.P.] dat hij op de parkeerplaats is gearriveerd. [72]
[A.P.] wordt diezelfde avond samen met [D.P.] aangehouden door de Belgische politie. De politie ziet omstreeks 19.30 uur op de autosnelweg ter hoogte van de grenspost Wezet (
rechtbank: in het [F.] Viségenoemd) een Opel Astra richting Luik rijden. Na een achtervolging worden de inzittenden van de auto aangehouden. [A.P.] bleek de bestuurder te zijn. [D.P.] was zijn bijrijder. In de berm worden twee zakjes gevonden en in beslag genomen. Een zakje blijkt 42,7 gram heroïne te bevatten. Het andere zakje bevat vier gram cocaïne. [A.P.] verklaart aan de Belgische politie eigenaar van beide zakjes te zijn en deze uit de auto te hebben gegooid toen hij de politie zag. Hij had de heroïne gekocht voor 260 euro en de cocaïne voor 40 euro. Zijn dealer is een zekere [T.] . Ze hadden afgesproken bij de afrit van de autosnelweg in Gronsveld en daar vond ook de transactie plaats. Onder [A.P.] wordt die avond ook een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Deze was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] . [73] Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken is gebleken dat met dit nummer vaker bestellingen zijn gedaan bij de organisatie op de gouden lijn 9999, en wel op 1 februari 2013, 13 en 14 februari 2013 en 2 april 2013. [74]
[A.P.] heeft op 19 november 2013 een verklaring afgelegd in België. Hij is verslaafd aan heroïne en koopt zijn verdovende middelen onder andere in Nederland. Sinds zes maanden beschikt hij over het telefoonnummer [telefoonnummer 20] . Daarvoor had hij een andere telefoon, maar die is zo’n zes maanden geleden door de politie van Luik in beslag genomen toen hij werd gearresteerd. Zijn partner [naam partner] gebruikt het nummer [telefoonnummer 19] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 18] was zijn oude nummer. Met dit oude telefoonnummer belde hij naar de dealer [J. 2] . Het nummer van [J. 2] was al voor 2008 in gebruik. Als er een probleem was met dit nummer, contacteerde [J. 2] zijn klanten met een nieuw nummer. [J. 2] doet dit werk al jaren en er werken meerdere mensen voor hem, verklaart [A.P.] . [J. 2] kende hem onder de naam [T.] of [A.P.] .
De werkwijze was als volgt: overdag werd er gebeld door [A.P.] , hij vertelde dat hij kwam en wat hij wilde. Voordat hij vertrok belde hij opnieuw om hem te vertellen ‘ik ben er over … minuten of uur’. In de buurt van Luik belde [A.P.] dan opnieuw en zei dat hij over een kwartier zou arriveren. Op dat moment preciseerde [J. 2] de ontmoetingsplaats: ofwel op straat, en in dat geval was het goedkoper, namelijk 7,00 euro per gram plus een cadeau van vijf of tien gram, ofwel bij hem thuis om te proeven. [J. 2] had verschillende kwaliteiten verdovende middelen. [J. 2] ontmoette hij in 2008. Tussen 2008 en 2011 is [A.P.] even gestopt met het gebruiken van verdovende middelen. Daarna is hij weer gaan gebruiken. Vanaf toen, dat was in 2011, heeft hij [J. 2] niet meer gezien. Hij kreeg hem nog wel aan de telefoon, maar de leveringen deed [J. 2] niet meer.
[A.P.] verkocht een deel van de door hem gekochte drugs door aan andere gebruikers, om zo zijn eigen gebruik te kunnen bekostigen. Eind 2012 vroeg [R.L.] , die zich in Nederland ook ‘ [T.] ’ liet noemen, hem om voor hem naar Nederland te gaan. Hij leende zijn auto uit aan [A.P.] en [A.P.] ging vanaf toen zowel voor [R.L.] als voor zichzelf naar Nederland om drugs te kopen. De bestellingen werden gedaan via de telefoon van [R.L.] of via [A.P.] ’s eigen telefoon. [75]
Dat er door ‘ [T.] ’ bestellingen werden geplaatst op het gouden nummer 9999 of 0449 volgt uit de analyse die de Belgische politie heeft gedaan. Uit die analyse blijkt dat er tussen
29 maart 2013 en 11 november 2013 verschillende bestellingen werden gedaan. Daarbij werd gebruik gemaakt van verschillende Belgische telefoonnummers, waaronder de nummers
[telefoonnummer 21] en [telefoonnummer 22] [76] , waarvan [A.P.] op 19 november 2013 verklaarde dat die nummers bij hem, respectievelijk zijn partner in gebruik waren. [77]
Dat er ook met het oude nummer van [A.P.] , [telefoonnummer 23] , naar de gouden lijn 9999 werd gebeld blijkt bijvoorbeeld uit de tapgesprekken van 16 januari 2013. [T.] bestelt die nacht om 02:04:09 uur 110 bruin en 8 wit voor 1030 euro. Hij wil ook een cadeau. Degene die de 9999 bemant zegt: “ja 8 nee nee geen cadeau hè, 7 euro, 7 euro is 7 euro hè?”
[T.] vraagt vervolgens of het bruin 7 euro is. Dat wordt bevestigd. Daarna vraagt [T.] of hij voor 100 10 cadeau krijgt. Degene die de 9999 bemant zegt dan: “Ja, maar wel op straat hè.” Een uurtje later wordt met hetzelfde telefoonnummer opnieuw naar de 9999 gebeld: “Ja, met [A.P.] , ik ben er over 10 minuten.” En om 03:22:14 uur wordt door de Belgische beller gemeld dat hij in Gronsveld is. Hij vraagt of het de tweede parkeerplaats is na de kerk. Dat wordt bevestigd door degene die de 9999 bemant. [78]
[R.L.] is eveneens gehoord door de Belgische politie. Hij is verslaafd aan heroïne en cocaïne en handelt ook in deze verdovende middelen, verklaart hij. Sinds augustus 2012 koopt hij zijn drugs in Maastricht. In het begin reisde hij samen met [P.] , en daarna met [A.P.] . Aan [A.P.] leende hij ook wel zijn auto uit, zodat [A.P.] voor hem en voor zichzelf drugs kon halen in Nederland. Daarnaast reed [R.L.] ook zelf naar Nederland. Ook reisde hij wel eens met de trein naar Maastricht, dat was eind april en in mei 2013, toen zijn auto kapot was. Daarna heeft hij een ontwenningskuur gevolgd, maar dat verliep niet goed. Eind augustus/medio september 2013 is hij weer gaan gebruiken en ging hij weer wekelijks naar Nederland om zich te bevoorraden. Het nummer van het Nederlandse netwerk eindigde op 9999. [R.L.] bevestigt dat hij zich in Nederland voorstelde met de bijnaam ‘ [T.] ’.
Van hem getoonde foto’s herkent [R.L.] de persoon op nummer 13 (
rechtbank: [K. 1]). Dat was degene die hem is komen ophalen van het station in Maastricht toen hij per trein afreisde. Hij reed in een grijze Opel Astra. [R.L.] is toen bij hem in de auto gestapt om naar een adres te gaan. Op de foto’s van ontmoetingsplaatsen herkent [R.L.] de kerk op de foto’s 9 en 10 (
rechtbank: Martinuskerk in Gronsveld). Hij is wel eens naar de parkeerplaats dicht bij die kerk gegaan om te worden bevoorraad. Dat was in Gronsveld, aldus [R.L.] . [79]
Uit tapgesprekken die op 10 mei 2013 zijn gevoerd blijkt dat [R.L.] inderdaad met de trein naar Maastricht reisde om daar zijn drugs te halen. Om 15:54:17 uur belt hij naar het gouden nummer 9999. Hij stelt zich voor als [T.] en bestelt 225 bruin. Hij zegt dat hij geen auto heeft en met de trein komt, die om vier uur veertig in Maastricht aankomt. Ze spreken af elkaar aan de achterkant te ontmoeten. Om 16:47:06 uur meldt [T.] / [R.L.] dat hij is gearriveerd en aan de achterkant van het station wacht. Degene die de 9999 bemant zegt hem te wachten, zijn maat komt daar over 10 minuten met een Opel. Het is dezelfde als de vorige keer. Om 16:59:35 uur wordt [T.] nogmaals gebeld dat het niet meer lang duurt, [T.] moet zich geen zorgen maken, ‘hij’ is onderweg en [T.] kan met hem meegaan en hem het geld geven. Hij komt met een grijze Opel. [80]
Conclusie
Uit op de tapgesprekken, de verklaringen van kopers en het aantreffen van deze drugs door de Franse politie bij de kopers zoals omschreven onder 4.2 komt naar voren dat de groep achter de gouden lijn handelde in grote hoeveelheden cocaïne en heroïne, ook wel handelshoeveelheden genoemd. De kopers spraken met de groep achter de gouden lijn af in verschillende plaatsen in Limburg, te weten: Eijsden, Gronsveld en De Plank.
Dat de groep ook in andere stoffen handelde zoals in de tenlastelegging staat vermeld, te weten amfetamine, MDMA, tenamfetamine en N-ethyl MDA, volgt niet uit het dossier. Voor die stoffen komt de rechtbank dan ook niet tot een bewezenverklaring en zal vrijspraak volgen.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de politie tijdens de actiedag verschillende locaties doorzocht. De politie vermoedde dat de groep personen achter de gouden lijn vanuit die locaties opereerde. Bij de doorzoekingen op de locaties [adres 19] te Heerlen, [adres 21] te Gouda en [adres 22] te Eindhoven zijn inderdaad (handelshoeveelheden) cocaïne en heroïne aangetroffen. Voorts blijkt uit de resultaten van het NFI dat er in de kofferbakken van de auto’s die in de omgeving van deze locaties stonden geparkeerd, onder meer heroïne en cocaïne heeft gelegen. Immers zijn er door middel van zuigmonsters kleine hoeveelheden heroïne en cocaïne aangetroffen.
De kopers hebben verklaard dat zij de harddrugs die ze bij de groep kochten meenamen, en naar het oordeel van de rechtbank dus uitvoerden, naar België en Frankrijk. Gelet op deze verklaringen, het feit dat de groep wist dat de kopers uit België en Frankrijk kwamen en de handelshoeveelheden die de groep verkocht aan hen, maakt dat de groep op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze harddrugs door de kopers zouden worden uitgevoerd naar het buitenland, waaronder België en Frankrijk. Zodoende heeft de groep voorwaardelijk opzet op de uitvoer van harddrugs, te weten cocaïne en heroïne.
De rechtbank is, gelet op voorgaande, van oordeel dat de groep achter de gouden lijn harddrugs verkocht en exporteerde naar het buitenland en daartoe harddrugs in voorraad had.
4.3.
Softdrugs
In het dossier zijn aanknopingspunten dat de groep achter de gouden lijn de handel in softdrugs niet als hoofddoel had. Er zijn echter wel softdrugs verstrekt als cadeau voor de chauffeur c.q. koper. De rechtbank heeft hiervoor de volgende bewijsmiddelen.
Delictdossier [koper 29]
In het delictdossier [koper 29] wordt door een Franse koper gevraagd of er nog beuh (
rechtbank: door de vertaler van het tapgesprek vertaald als: wiet/cannabis) kan worden geleverd of dat dit eventueel via de coffeeshop kan worden gevonden. [81] Er is echter geen weed en de gebruiker van de 9999 zegt dat hij de koper de volgende keer tien gram geeft van hemzelf, omdat het voor hem verboden is om naar het centrum, om naar binnen te gaan.
De getuige [koper 32] uit ditzelfde delictdossier heeft verklaard dat hij een brokje hasjiesj van dertien gram van de dealers cadeau had gekregen. Dat blokje was per ongeluk niet in het reservewiel verstopt. Dit blokje werd op 11 december 2012 door de Belgische politie aangetroffen bij [koper 32] , toen hij werd aangehouden op de terugreis van Nederland naar Frankrijk. [82]
Uit het onder 3.2 besproken Delictdossier [koper 29] komt naar voren dat er werd afgesproken in Eijsden.
Delictdossier [koper 9]
Niet alleen in het delictdossier [koper 29] wordt gesproken over de verstrekking van hasjiesj, maar ook in een ander delictdossier, namelijk [koper 9] . Uit een tapgesprek dat op 6 mei 2013 tussen [koper 9] en de gebruiker van de 9999 wordt gevoerd, blijkt namelijk dat [koper 9] vraagt om iets goeds mee te brengen, en ook pure. De gebruiker van de 9999 vraagt dan: hashish (beu), waarop [koper 9] antwoordt: nee, pure. Dan zegt de gebruiker van de 9999 dat er wel pure is; hij hoeft zich geen zorgen te maken. [83] Getuige [koper 9] heeft bij de Franse politie verklaard dat zijn dealer [bijnaam medeverdachte 7] , die hij belt op het nummer [Gouden lijn Seville 2] niet alleen harddrugs verkoopt, maar ook marihuana. [84] Toen de Franse politie bij [koper 9] op 19 november 2013 een inval deed en zijn woning doorzocht, werd een zakje met daarin 6,4 gram marihuana aangetroffen en in beslag genomen. [85] verklaarde dat hij dat zakje cadeau had gekregen bij zijn laatste transactie met [bijnaam medeverdachte 7] in de nacht van zondag op maandag. Hij koopt dat spul nooit, maar als ze het aan hem geven of aan hem aanbieden, zegt hij geen nee. [86] verklaarde dat hij met het Fickri-netwerk afsprak in Eijsden en Gronsveld. Met [bijnaam medeverdachte 7] sprak hij alleen af in Aubel. [87] De politie houdt [koper 9] voor dat de plaats Aubel in België ligt. [koper 9] verklaart daarop dat hij dacht dat Aubel in Nederland lag, omdat de borden en de straatnamen in het Nederlands waren. Het kan daarom volgens [koper 9] zo zijn dat het een kleine gemeente betreft, die tegen Aubel aanligt, maar dan aan de Nederlandse kant. [88]
Conclusie
Het vorenstaande in aanmerking genomen en gecombineerd met het feit dat in de woning aan de [adres 22] in Eindhoven op 19 november 2013 meer dan een gebruikershoeveelheid hasjiesj, te weten 123 gram, in beslag werd genomen, [89] maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van hasjiesj door deze als cadeau mee te geven aan Belgische en Franse kopers. Volgens [koper 29] en [koper 9] werd er afgesproken in plaatsen in Zuid-Limburg.
Dat sprake is van de uitvoer van een grote hoeveelheid hasjiesj acht de rechtbank evenwel niet bewezen, nu slechts 13 en 6,4 gram hasjiesj bij de respectieve chauffeur c.q. koper werd aangetroffen en 123 gram hasjiesj in beslag werd genomen in de woning in Eindhoven.
Nu blijkt uit het dossier dat aan chauffeurs c.q. kopers telkens een hoeveelheid minder dan 30 gram hennep/hasjiesj is gegeven, is er sprake van overtreding en niet van een misdrijf onder het bepaalde in artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit. De verdachte zal zodoende van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.

5.Tussenconclusie

Uit voorgaande trekt de rechtbank ten aanzien van het functioneren van de groep Seville 2 de volgende conclusies:
  • Er wordt door een lid van een Franse of Belgische groep via de gouden lijn een bestelling geplaatst;
  • De op de gouden lijn binnenkomende gesprekken worden automatisch doorgeschakeld naar het telefoonnummer [Doorschakelnummer Seville 2] . Sms-berichten worden handmatig doorgestuurd naar dit telefoonnummer;
  • Besteld wordt heroïne, cocaïne, hasjiesj en weed, waarbij soms werd verwezen naar eerdere bestellingen;
  • Vervolgens wordt vanuit Frankrijk of België richting Nederland gereden, waarbij de koper of chauffeur enige tijd voor zijn aankomst aan de groep moest laten weten hoe laat hij of zij er zal zijn;
  • Op de afgesproken plek worden de bestelde verdovende middelen geleverd of de koper wordt meegenomen naar een plek/pand waar de verdovende middelen worden geleverd;
  • De drugs worden in sommige gevallen geleverd in een autoband, welke dezelfde afmetingen heeft als de reserveband van de auto van de koper of chauffeur.
In het volgende hoofdstuk zal de rol van verdachte bij de groep beoordeeld worden en vervolgens zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden of deze rol een strafrechtelijk verwijt met zich mee brengt en zo ja, welk.
6.
Bespreking van de feitelijke rol van de verdachte en de strafrechtelijke kwalificatie van die rol
6.1.
Feitelijke rol
Betrokkenheid van [naam verdachte]
De rechtbank bespreekt hierna de bewijsmiddelen ter onderbouwing van de stelling dat [naam verdachte] is betrokken bij de internationale handel in verdovende middelen als lid van een criminele organisatie.
De gebruikte telefoonnummers
De vraag die nog beantwoord moet worden, is wie het doorschakelnummer 0449 aan de Nederlandse kant opnam of opnamen. Volgens de officier van justitie en de politie zijn dat [naam verdachte] , [medeverdachte 21] en een onbekend gebleven persoon. [90]
In onderstaand schema staat wie wanneer volgens de onderzoekers te horen is op de 0449 [91] :
periode
gesprekken
in gebruik bij
25 maart t/m 11 mei 2013
1-292
[naam verdachte]
293-312
onbekende man
313-1050
[naam verdachte]
11 mei t/m 1 augustus 2013
1051-2472
[naam verdachte]
2473-2537
[medeverdachte 21]
1 augustus t/m 6 december 2013
1-673
[medeverdachte 21]
675
onbekende man
678-685
[naam verdachte]
686
eerst [medeverdachte 21] en daarna [naam verdachte]
692-710
[naam verdachte]
711
[medeverdachte 21]
733-2158
[naam verdachte]
De rechtbank is van oordeel dat deze identificatie van personen die de 0449 gebruiken, juist is op grond van de volgende overwegingen.
8 mei 2013
Op 8 mei 2013 is met behulp van een imsi-catcher ingezet op het achterhalen van telecommunicatienummers in gebruik bij de gebruiker van de 0449. Daarbij is vastgesteld dat de gebruiker van dat nummer zich rond 15:00 uur in Maastricht bevond, zich daarna richting Heerlen verplaatste en rond 17:00 uur in de omgeving van de [adres 19] in Heerlen was. [92] Het observatieteam [93] zag die dag om 16:55 uur [naam verdachte] en zijn vrouw, die de leden van het team herkenden aan de hand van aan hen verstrekte foto’s van beiden, hun woning aan de [adres 19] in Heerlen binnengaan.
Om 17:58 uur werd gezien dat [naam verdachte] in een zwarte Seat Leon, met kenteken
85-ZF-XF, die voor de deur van zijn woning geparkeerd stond, stapte en weg reed. Het team kon deze auto wegens verkeersomstandigheden niet volgen, maar rond 19:00 uur werd bekend dat deze Seat Leon geparkeerd stond in Eindhoven. Om 19:28 uur werd gezien dat de auto stond geparkeerd aan de Havenstraat in Eindhoven; er zat niemand in. Met de imsi- catcher is vervolgens de omgeving van het voertuig gescand en om 20:20 uur wordt de 0449 aangetroffen in de omgeving van de Havenstraat/Kanaaldijk-Zuid in Eindhoven.
Gelet op deze informatie, gaat de rechtbank ervan uit dat zowel de 0449 als [naam verdachte] zich hebben verplaatst van Heerlen, omgeving Zeskant, naar Eindhoven, omgeving Havenstraat/Kanaaldijk-Zuid op 8 mei 2013 en dat [naam verdachte] toen de 0449 onder zich had. Of er die dag bestellingen zijn geplaatst op deze lijn, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen.
15 mei 2013
Enkele dagen later, op 15 mei 2015, wordt [naam verdachte] weer geobserveerd, nu in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda. Dat gebeurt omdat de gebruiker van het getapte telefoonnummer [telefoonnummer 24] (hierna: 5200) aan de gebruiker van het getapte telefoonnummer [telefoonnummer 25] (hierna: 5201) op 14 mei 2013 vertelt dat hij morgen een kijkoperatie krijgt om 11:00 uur. [94] Een paar uur later zegt hij dat het belangrijk is dat de ander er is als hij wakker wordt. [95] Uit de mastgegevens leidt de politie af dat de 5200 zich bevindt in de nabije omgeving van het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda. [96]
Tijdens de observatie op 15 mei 2013 zien de verbalisanten om 13:20 uur twee mannen zitten in de koffiecorner van dit ziekenhuis. Zij herkennen de ene man als [naam verdachte] . Dan voegt zich om 13:28 uur een derde man bij hen die een wit bandje om zijn ene pols draagt en een verband met tape op zijn andere pols heeft. Zij horen deze man zeggen, terwijl die [naam verdachte] aankijkt, dat hij een zweer in zijn maag heeft. Een van de verbalisanten herkent later die middag deze derde man op een foto van [medeverdachte 21] . [97]
Uit het voorgaande volgt logischerwijze dat de man met het witte bandje om zijn pols de gebruiker van de 5200 is die op 14 mei 2013 zegt dat hij de volgende dag een kijkoperatie moet ondergaan. Hij draagt immers een verband op zijn ene pols en zegt dat hij een maagzweer heeft. Zijn gesprekspartner en de gebruiker van de 5201 is dan [naam verdachte] .
Op 15 mei 2013 later op de avond, om 21:59 uur, belt de gebruiker van de 5200 weer naar de 5201 en uit het gesprek dat dan volgt is eveneens af te leiden dat de 5200 in gebruik is bij [medeverdachte 21] en de 5201 bij [naam verdachte] . [naam verdachte] heeft namelijk een broertje dat [medeverdachte 19] heet. [98]
5201: … moet je [medeverdachte 19] bellen, mijn broertje, vraag hem maar ...
5200: Ik hoor je niet goed
5201: Heeft ie aan [broer medeverdachte 21] gegeven volgens mij is die daar nog.
5200: Watte?
5201: Mijn broertje, [broer medeverdachte 21] .
Even later, om 22:18 uur, belt de 5200/ [medeverdachte 21] naar de gebruiker van het nummer
[telefoonnummer 15] en vraagt wat er met die andere is. De gebruiker van de 5202 weet kennelijk wie hij aan de lijn heeft, want hij geeft meteen antwoord. [medeverdachte 21] vraagt hem dan of hij het ding wel aan die [broer medeverdachte 21] heeft gegeven. De gebelde zegt: Al lang, al lang. … Die heb ik al lang gegeven, gelijk toen ik daar kwam ... Het is al geregeld. [99] De conclusie dat [medeverdachte 19] de 5202 toen gebruikte, vindt bevestiging in de stemherkenning door de twee verbalisanten die met [medeverdachte 19] hebben gesproken en hem hebben gehoord nadat hij was aangehouden op 19 november 2013. [100]
Deze tapgesprekken in combinatie met de andere gegevens (de observaties, de imsi-catchergegevens, de herkenningen) maken duidelijk wie als spreker [naam verdachte] is en wie [medeverdachte 21] is. Kijken we vervolgens naar de analyse van de politie welke stemmen als gebruikers van de 0449 zijn te horen, dan zien we dat de politie duidelijk onderscheid maakt tussen wie ze over de lijn horen spreken. Het gegeven dat meestal [naam verdachte] te horen is en [medeverdachte 21] in een bepaald tijdvak, is voor de rechtbank een aanwijzing voor de zorgvuldige benadering door de politie. De stelling van de verdediging dat de stemanalyse onzorgvuldig is, verwerpt de rechtbank dan ook, ook omdat de verdediging van geen enkel gesprek heeft onderbouwd dat dat gesprek niet door de betreffende verdachte is gevoerd. Dat had wel op de weg van de verdediging gelegen, nu de verdachten ontkennen dat zij hebben deelgenomen aan die gesprekken en de verdediging beschikte over de tapgesprekken in een te beluisteren vorm.
Ter onderbouwing van het oordeel dat de politie op een zorgvuldige manier tot de identificatie van de sprekers is gekomen, wijst de rechtbank nog op de volgende drie voorbeelden.
Hierboven is uiteengezet dat de 5200 – overigens aangetroffen op 19 november 2013 op een tafel in de schuur van de [adres 21] in Gouda, de woning van de ouders van [naam verdachte] – in gebruik is geweest bij [medeverdachte 21] . Volgens de politie is de 5200 echter in ieder geval op 10 en 11 mei 2013 door [naam verdachte] gebruikt. Hij heeft dan contact met een onbekend gebleven man die het nummer [telefoonnummer 16] gebruikt, met zijn broer [medeverdachte 19] en met [medeverdachte 21] die dan met de 5200 belt. [101]
Voorts wijst de rechtbank op twee transacties voor de aankoop van verdovende middelen.
Op 10 augustus 2013 plaatst [A.P.] om 22:39 uur een bestelling bij de 0449 van 40 en 1 wit. Hij belt in op de bestellijn met een Belgisch nummer. Volgens de politie neemt [medeverdachte 21] dan op. [A.P.] belt hem (op 11 augustus 2013) om 00:49 uur en zegt dan dat hij er over 30 minuten is. En om 01:09 uur zegt hij dat hij er over 2 minuten is, in Eijsden. [medeverdachte 21] zegt dan: “Ik ben er over 5 minuten zo iets”. Om 01:16 uur belt [A.P.] weer. Er is verwarring over waar ze precies in Eijsden afspreken. [medeverdachte 21] zegt dat hij eraan komt.
Dan belt om 01:25 uur [naam verdachte] met de [telefoonnummer 28] naar [A.P.] om te vragen waar [A.P.] is. Hij zegt dat [A.P.] naar beneden moet gaan, zoals je richting snelweg gaat. [A.P.] zegt “ok is goed” en belt twee minuten later, om 01:25 uur, naar de 2295 om te zeggen dat hij bij de rotonde is. “Allez, allez, kom”, zegt [naam verdachte] tegen hem. [102]
En de tweede transactie - [T.M. 2] belt met een Belgisch telefoonnummer op
4 september 2013 om 19:30 uur naar de 2295 met [naam verdachte] aan de lijn: “Ik vertrek uit Arlon, [koper 22] . 170 en 2.” Om 20:49 uur belt [T.M. 2] vervolgens niet naar de 2295 maar naar de 9999, waar [medeverdachte 21] opneemt. [T.M. 2] zegt dan tegen [medeverdachte 21] dat hij er over een half uur is. En om 21:23 uur dat hij er is. [103]
Deze drie voorbeelden illustreren dat de politie herkent dat er verschillende personen in de gesprekken te horen zijn en dat zij niet automatisch bij de 5200 en de 0449 de gebruiker identificeren als [medeverdachte 21] respectievelijk [naam verdachte] .
Eindconclusie op basis van het bovenstaande is daarom – en de rechtbank verwijst op dit punt ook terug naar de overwegingen eerder in dit vonnis over de bruikbaarheid van stemherkenningen en stemvergelijkingen – dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de identificatie van [medeverdachte 21] en [naam verdachte] als gespreksdeelnemers in de tapgesprekken in dit dossier.
Herkenningen door kopers
Dat [medeverdachte 21] en [naam verdachte] zich bezig hielden met de verkoop aan verdovende middelen volgt ook uit de verklaringen van kopers die die middelen bestelden via de 9999. Zo heeft [koper 32] verklaard dat hij de personen op de foto’s met de nummers 6 (
rechtbank: [naam verdachte]) en 7 (
rechtbank: [medeverdachte 21]) voor 100% heeft herkend. [104] [koper 29] heeft verklaard dat hij zijn Nederlandse leverancier van heroïne al tien jaar kent en dat hij diens nummer 9999 al anderhalf jaar kent. Hij geeft bij foto 6 (
rechtbank: [naam verdachte]) aan dat dat mogelijk [bijnaam medeverdachte 7] is, maar dat hij er niet helemaal zeker van is, omdat [bijnaam medeverdachte 7] toen hij hem zag, een ander kapsel had. [105] De rechtbank merkt op dat hij het desondanks goed heeft gezien: [naam verdachte] is inderdaad de man die zich aan de 9999 [bijnaam medeverdachte 7] noemt. [koper 29] heeft ook verklaard dat hij de persoon op foto 7 (
rechtbank: [medeverdachte 21]) herkent als een bezorger die aan hem in Visé heeft geleverd. Hij heeft hem een keer gezien, hij meent in september (
de rechtbank leest: 2013), twee maanden geleden, in een zwarte Audi A3. [koper 29] verklaart dat hij toen zes kilo heroïne ging halen en dat hij de bezorger het geld gaf. [106]
De rechtbank zal, gelet op de verklaring van [koper 29] , bewezen verklaren in feit 1B dat de groepering ook (net over de grens) in België verdovende middelen afleverde.
De relatie tussen [naam verdachte] en [medeverdachte 21]
Deze twee mannen, [naam verdachte] en [medeverdachte 21] , kennen elkaar. Dat blijkt niet alleen uit het zo net genoemde gesprek (“het is belangrijk dat je er bent als ik wakker word”), maar zij zijn een maand eerder op 13 april 2013 om 02:00 uur ook samen gecontroleerd op de A2 [107] . En ze voeren op 11 en 12 mei 2013 enkele telefoongesprekken met elkaar waar dat ook uit blijkt. Deze gesprekken zijn gehouden met de 5200 en de 5201. Gelet op de hierboven getrokken conclusie dat de 5200 bij [medeverdachte 21] in gebruik is en de 5201 bij [naam verdachte] , gebruikt de rechtbank hierna die namen. Waar gaan deze gesprekken over?
In hun gesprek op 11 mei 2013 om 22:53 uur [108] vraagt [naam verdachte] (de 5201) eerst aan [medeverdachte 21] (de 5200) of hij nog pijn heeft. Een beetje, zegt [medeverdachte 21] en [naam verdachte] adviseert hem vol te houden. Daarna vraagt [medeverdachte 21] wat [naam verdachte] aan het doen is en die zegt dat hij nu mensen aan het serveren/bedienen is en dat hij morgen spullen naar Arnhem gaat brengen. [medeverdachte 21] weet daar kennelijk ook van want hij zegt: “Als hij jou in de ochtend belt, kan je die dingen brengen daar naartoe? … Als je half 10 vertrekt, ben je precies op tijd.” Als [naam verdachte] zegt dat hij om 10 uur vertrekt, zegt [medeverdachte 21] : “10 uur ben je te laat, dan ben je daar 12:30. Hij is een Westerling. 12:00, maar je moet om kwart voor twaalf daar zijn. Je weet Hollanders. Je moet het niet verpesten niet met hem door niet een half uurtje van te voren te vertrekken, begrijp je.” [naam verdachte] zegt dan: “Ik ga om 09:00 uur vertrekken en gas geven richting hem, dat is ons brood man. … Voor mij maakt het niet uit wanneer ik ga. Ik kan gewoon vroeg gaan een klant. Ik ga ook naar hem toe net als klanten. Is hetzelfde.” En [medeverdachte 21] zegt dan: “Hij is nog beter dan klanten.” “We gaan dat koopwaar voor hem brengen”, reageert [naam verdachte] ; [medeverdachte 21] moet zich geen zorgen maken. “Ik zweer, dat wou ik alleen horen dat jij kan … soldaat”, zegt [medeverdachte 21] . [naam verdachte] vraagt aan [medeverdachte 21] nog of hij geteld heeft hoeveel daar is en [medeverdachte 21] antwoordt dan dat hij het niet echt geteld heeft.
De volgende dag hebben de twee weer telefonisch contact en zegt [medeverdachte 21] (de 5200) tegen [naam verdachte] (de 5201) dat [naam verdachte] ene [R.] geld moet geven in verband met boetes: “Hij zegt tegen mij iets van 130, dat is van die stoep, en iets van 220 en nog twee keer van 60 euro.” [109] Ongeveer een uur later belt [naam verdachte] (de 5201) naar iemand en zegt tegen hem dat hij alvast 500 voor de boetes krijgt en dat er waarschijnlijk nog een boete komt. De gebelde vindt dat geen probleem. [110]
Vervolgens belt [naam verdachte] (de 5201) weer naar [medeverdachte 21] (de 5200) en de twee hebben een langer gesprek. [111] [medeverdachte 21] geeft aan dat het nog niet zo goed met hem gaat. Hij heeft niks gegeten en heeft overgegeven. Hij zegt dat hij in een parkeervak zit en aan het wachten is op ‘stapels van Westerlingen, je weet wel van die envelopjes’. [naam verdachte] geeft aan dat hij voorzichtig moet doen. [medeverdachte 21] zegt dat het ‘die man van de vorige keer is, die man van die melk wil met hem praten’. Eentje heeft melk en [medeverdachte 21] heeft tegen hem gezegd: “Je moet kijken of die goed is of niet.” [medeverdachte 21] gaat het niet nemen ook al is het gratis, hij wil het eerst zien. [naam verdachte] bevestigt dat laatste: “Pas als het duidelijk/goed is, dan pas kun je het nemen.” [medeverdachte 21] zegt: “De prijs is bekend, het is een markt en wij moeten samen wat aan verdienen.” Volgens [naam verdachte] gaat hij [medeverdachte 21] 4 of 5 euro geven/gunnen. “Zo gaat dat normaal gesproken.” [medeverdachte 21] zegt: “Weet ik, maar misschien denkt die andere, zeg maar, ik weet niet. Ik heb tegen hem duidelijk gezegd. Ik zei tegen hem: als er daaraan geen brood te verdienen valt, dan hoeft het niet.” Ja, zegt [naam verdachte] , daarom, zo is het met dat werk. Hij laat mensen wat verdienen. Hij levert in een keer in, voor 28, 29, je weet het … het moet alleen niet van die troep zijn, je weet van die hè?” ‘Dan moet hij het in zijn reet steken’, volgens [medeverdachte 21] ; ‘Wij betalen dus niet, hij moet zijn rotzooi bij zich houden’. Dan vraagt [medeverdachte 21] waar [naam verdachte] naar onderweg is en [naam verdachte] zegt: “Wij zijn onderweg … we waren aan het handelen.” ‘Ben je met die neger’, vraagt [medeverdachte 21] . ‘Ja’, zegt [naam verdachte] . En ze zeggen nog wat over hun werk: “Jouw vriend zegt dat je je geen zorgen hoeft te maken”, zegt [naam verdachte] , “want het werk gaat goed”. En [medeverdachte 21] zegt daarop: “Ik ben niet geïnteresseerd in het werk, ik wil dat men naar mij vraagt.” ‘Heb je werk in het midden/tussen door’, vraagt [medeverdachte 21] aan [naam verdachte] . [naam verdachte] zegt dan: “Ik moet nog die helft daar afmaken. Ik moet het voorbereiden. Dan ben ik klaar. Want als [J. 3] dan hebben we daar niks meer, begrijp je?” ‘Weet ik’, zegt [medeverdachte 21] , ‘maar heb je daar nog genoeg salade?’ [naam verdachte] zegt: “In ieder geval, we gaan de salad snel afmaken dan gaan we beneden naar de kaas. Er is wel salade. Er is daar 2 banjo (wasemmers); ik ga een voor een maken.” [medeverdachte 21] zegt dat [naam verdachte] moet kijken of hij daar genoeg salade heeft anders moet hij afmaken van die witte. [naam verdachte] zegt dat [medeverdachte 21] zich geen zorgen hoeft te maken. Dan zegt [medeverdachte 21] dat hij daar misschien nog langs gaat en hij gaat Brazil bellen om dat shit daar weg te halen. Vandaag, zegt hij, is de laatste dag, anders gaat hij speciaal langs de ruimte/pand om het te halen. Ze hebben daar nog een keer een boete gegeven, begrijp je, zegt [medeverdachte 21] . [naam verdachte] sluit het gesprek af: “Oké, rustig, voorzichtig.”
Zoals gezegd blijkt uit deze drie gesprekken dat [medeverdachte 21] en [naam verdachte] elkaar kennen, maar ook blijkt er uit dat ze samenwerken. Dat het niet om legale activiteiten gaat, maar om handel in verdovende middelen leidt de rechtbank af uit het versluierde taalgebruik - mensen serveren/bedienen, spullen, dingen, melk, salade, witte, shit - in combinatie met de in de woning van [medeverdachte 21] aangetroffen heroïne, cocaïne, hasjiesj en versnijdingsmiddelen en de sleutel van de VW Golf met kenteken [kenteken 5] met in de kofferbak resten van heroïne en die versnijdingsmiddelen. De samenwerking van de twee volgt uit het feit dat ze spreken over kwaliteit, kosten en kostenbeheersing: de melk moet goed zijn en mag met het oog op de verdiensten niet te duur zijn. En er mogen niet meer boetes komen voor verkeerd parkeren en dergelijke: inderdaad, wie vaker op dezelfde plek beboet wordt kan in het oog lopen en dat verhoogt het risico op ontdekking van de illegale activiteiten.
6.2.
Periode
Hierboven, onder het kopje herkenningen door kopers, werd al opgemerkt dat [koper 29] op 20 november 2013 verklaarde al tien jaar geleden naar [naam verdachte] te zijn gegaan voor het kopen van verdovende middelen. [koper 29] is echter niet de enige die al langer met [naam verdachte] als verkoper van verdovende middelen te maken heeft.
Zo verklaart ook Ludovic Legil al langer bij [naam verdachte] te kopen. In zijn eerste verklaring die hij aflegt op 19 november 2013 geeft hij aan dat hij zijn verdovende middelen haalt bij iemand die zich [bijnaam medeverdachte 7] laat noemen, dat die [bijnaam medeverdachte 7] gebruik maakt van een telefoonnummer eindigend op vier keer 9, dat hij sinds bijna vijf jaar zo’n tweemaal per twee weken naar [bijnaam medeverdachte 7] ging. Over het algemeen had hij [bijnaam medeverdachte 7] aan de telefoon, maar het spul werd soms door anderen gebracht. [bijnaam medeverdachte 7] kwam nooit alleen. [112]
Bij zijn tweede verhoor op 10 februari 2014 worden hem foto’s voorgehouden. Hij herkent dan de persoon op foto 6 (
rechtbank: [naam verdachte]) als [bijnaam medeverdachte 7] . Met hem had hij het grootste deel van de tijd te maken. Dit was de persoon aan de telefoon en de persoon aan wie hij zijn bestellingen heroïne en cocaïne doorgaf. Hij kent [bijnaam medeverdachte 7] sinds ongeveer 2008 en kocht sindsdien van hem. De persoon op foto 13 (
rechtbank: [K. 1])wordt herkend als iemand die soms de verdovende middelen meebracht voor [bijnaam medeverdachte 7] . [113]
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat [naam verdachte] zijn handel dreef gedurende de gehele tenlastegelegde periode.
6.3.
Strafrechtelijke kwalificatie per feit
6.3.1.
Feiten 1A, 1B, 2A, 2B: handel en uitvoer van harddrugs en softdrugs
Onder de feiten 1 en 2 wordt de verdachte, kort samengevat, verweten dat hij samen met anderen opzettelijk in harddrugs en softdrugs heeft gehandeld en zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het uitvoeren van deze drugs.
Uit de tussenconclusie in hoofdstuk 5 en de in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vervatte bewijsmiddelen volgt reeds dat de rechtbank bewezen acht dat de groep Seville 2 zich schuldig maakte aan de handel in harddrugs en de uitvoer van harddrugs en softdrugs.
Uit de vorenomschreven feitelijke rol die de rechtbank aan de verdachte toedicht, blijkt dat de verdachte deel uitmaakte van de groep Seville 2. Samengevat beheerde hij de bestellijn, stuurde hij runners aan, handelde hij drugsdeals in persoon af en bemoeide hij zich met voorraden en de inkoop van de drugs. Ook komt ook de kwaliteit van de koopwaar aan de orde en bemoeit hij zich met de financiële kant van de zaak: de kosten en kostenbeheersing hebben zijn aandacht. Uit de manier waarop hij zich in de groep positioneert, leidt de rechtbank af dat [naam verdachte] een sleutelrol binnen de groep speelde.
Medeplegen
Onder de feiten 1 en 2 wordt verdachte verweten dat hij dit samen met anderen heeft gedaan. Medeplegen heet dit in juridische termen. Die andere personen staan genoemd in de tenlastelegging en zijn tevens aangemerkt als medeverdachten.
Het juridisch kader
Voor medeplegen in juridische zin is vereist dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen bij het begaan van de hiervoor genoemde handelingen.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen of hulpmiddelen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen ook vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Om te beoordelen of de verdachte inderdaad nauw en bewust met zijn medeverdachten heeft samengewerkt in het kader van de tenlastegelegde drugshandel, zal de rechtbank eerst kort de verscheidene rollen schetsen die zij op grond van de bewijsmiddelen in het dossier aan de verdachten toedicht.
Rollen van de medeverdachten binnen de groep Seville 2
[medeverdachte 21] hield zich bezig met de voorraad. In zijn woning in Eindhoven lagen enkele kilogrammen harddrugs, zeer grote hoeveelheden (bijna 63 kilogram) versnijdingsmiddelen en diverse attributen om drugs te bewerken en te verpakken. Hij maakte de drugs klaar en zorgde er ook wel voor dat de drugs aan de koper werden overhandigd. Tijdens de afwezigheid van [naam verdachte] in de maand augustus 2013 nam hij de bestellingen aan op de gouden lijn en zorgde hij voor de afhandeling van de bestellingen. Hij is door koper [koper 32] herkend: [koper 32] heeft, zegt hij, alleen met [medeverdachte 21] en [naam verdachte] te maken gehad. Ook is [medeverdachte 21] door de koper [koper 29] herkend als de bezorger die aan hem zes kilo heroïne in Visé (België) heeft geleverd. [114] [medeverdachte 21] bewaarde in zijn woning niet alleen de verdovende middelen en de versnijdingsmiddelen, maar ook het geld van de organisatie: op het dressoir in zijn woonkamer lagen op 19 november 2013 tussen de drugs en inpakmaterialen twee pakketten met in totaal € 25.000,00. Verder beschikte hij over de sleutel van een auto waarmee verdovende middelen zijn vervoerd. Die auto stond in de garage van zijn appartementengebouw geparkeerd, zodat ervan uitgegaan mag worden dat hij met die auto verdovende middelen heeft vervoerd.
In de slaapkamer van [medeverdachte 19] werd een kilogram cocaïne bewaard. Ook lag hier bijna een kilogram inositol, dat als versnijdingsmiddel voor cocaïne kan worden gebruikt. In zijn woning lag ook een sleutel die toegang gaf tot de woning van [medeverdachte 21] in Eindhoven. In die Eindhovense woning werd ook een tas aangetroffen, waarin versnijdingsmiddelen werden bewaard. De op die tas aangetroffen vingerafdrukken kunnen worden herleid naar [medeverdachte 19] . [medeverdachte 19] kan dus net als [medeverdachte 21] worden aangemerkt als stashbeheerder. Dat [medeverdachte 19] ook als drugsrunner heeft opgetreden, kan de rechtbank niet hard maken omdat daarvoor het bewijs te mager is. Wel is zijn auto gebruikt om verdovende middelen in te vervoeren.
[K. 1] vervulde de koeriersrol. Verschillende kopers [115] die verdovende middelen kochten via de 9999 hebben hem herkend als een van de bestuurders van het voertuig van de dealers. Hij haalde de kopers op de ontmoetingsplaats op en bracht hen dan naar de plaats van de transactie. Daarna bracht hij de kopers weer terug naar hun auto. Voor [naam medeverdachte 1] was [K. 1] samen met [naam verdachte] het gezicht van de drugsdealers.
[medeverdachte 18] is vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten, verband houdende met de handel in drugs. Hij kan dus niet als medepleger aangemerkt worden.
[medeverdachte 10] wordt door de rechtbank verantwoordelijk gehouden voor het verstoppen van de verdovende middelen in autobanden en het monteren van velgen op die banden. Door sommige buitenlandse kopers werden de gekochte verdovende middelen vervoerd in een tevoren geprepareerde reserveband, als ware het de reserveband behorende bij hun vervoermiddel. De rechtbank kwalificeert dit handelen echter als medeplichtigheid, omdat de rol van [medeverdachte 10] van te geringe betekenis is om aan de maatstaven voor medeplegen te voldoen. Om die reden kan ook hij niet als medepleger aangemerkt worden.
Conclusie
Ten aanzien van de verdachten [naam verdachte] , [medeverdachte 19] , [medeverdachte 21] en [K. 1] is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een samenwerkingsverband gericht op de handel in harddrugs en softdrugs dat voldoet aan de vereisten voor medeplegen. Dit oordeel is gebaseerd op de hiervoor omschreven rollen en de daaruit vloeiende bijdrage aan de tenlastegelegde drugshandel. Dezelfde conclusie wordt getrokken voor de uitvoer van harddrugs. Voor feit 2B zal vrijspraak volgen, omdat de rechtbank niet kan bewijzen dat de verstrekte hoeveelheid hasjiesj telkens een hoeveelheid van 30 gram overschreed. Daarbij zij opgemerkt dat de overtredingsvariant niet ten laste is gelegd.
6.3.2.
Feit 3: deelname aan criminele organisatie
Niet alleen het handelen in drugs in samenwerkingsverband wordt aan de verdachte verweten, maar de officier van justitie meent dat dit samenwerkingsverband dusdanig duurzaam en gestructureerd was dat het zich ook laat kwalificeren als een criminele organisatie. Aan de verdachte wordt aldus onder feit 3 ook verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, het huidige artikel 11b van de Opiumwet.
Het juridisch kader
Onder een organisatie, als bedoeld in artikel 11a (oud) van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband van twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur, die gericht is op het plegen van Opiumwetdelicten. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van de organisatie steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een concreet misdrijf.
Feitelijke invulling
De rechtbank ziet voor het bestaan van een criminele organisatie in de zin van artikel 11a (oud) van de Opiumwet voldoende bewijs, gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, alsmede op wat hierna wordt overwogen.
De eerder genoemde samenwerking had een duurzaam karakter en was gestructureerd van aard. De leden van de organisatie hadden ieder hun eigen taken, gericht op de handel en uitvoer van met name harddrugs, die zij in samenwerkingsverband gedurende bijna negen maanden lang uitvoerden.
Zoals in 2.1. is weergegeven had de organisatie een speciaal telefoonsysteem ingesteld. De kopers van verdovende middelen konden hun bestelling plaatsen via de gouden lijn. De verbinding werd automatisch van de gouden lijn doorgeschakeld naar het nummer
[Doorschakelnummer Seville 2] . Aan de beheerder van dat nummer kon vervolgens de bestelling worden doorgegeven. De gouden lijn werd ondanks het automatisch doorschakelen continu beheerd, omdat de sms-berichten met bestellingen en afspraken die binnenkwamen op de gouden lijn alleen maar handmatig konden worden doorgezet naar het doorschakelnummer 0449.
Uit hoofdstuk 3 volgt dat meerdere getuigen aangegeven dat de organisatie al geruime tijd in bedrijf was. Zo verklaarde onder meer [koper 29] op 19 november 2013 dat hij al een jaar, anderhalf jaar belt naar de gouden lijn. Ook [naam medeverdachte 1] verklaarde sinds november 2011 bij de organisatie zijn verdovende middelen te kopen. [koper 32] maakt op 28 augustus 2012 zijn eerste rit naar Nederland om verdovende middelen te kopen bij de organisatie.
Voorts hadden alle leden van de organisatie hun eigen taak en waren er verscheidene locaties behorende bij de organisatie met diverse doeleinden. De verschillende rollen zijn reeds omschreven onder 6.3.1 en de rechtbank zal dat hier niet meer herhalen.
Er was hiermee sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en van een gestructureerde rolverdeling. De organisatie had tot oogmerk de uitvoer, handel en bezit van harddrugs, alsmede de handel in softdrugs en de verschillende daarmee samenhangende en voor de drugshandel wezenlijke werkzaamheden. [medeverdachte 19] , [medeverdachte 21] , [K. 1] en verdachte kunnen daarom worden gezien als deelnemers aan een criminele organisatie die het plegen van drugsdelicten, mede omvattend het buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, tot oogmerk had. Tot die organisatie kan ook gerekend worden medeverdachte [medeverdachte 10] , die medeplichtig wordt geacht aan het plegen van de drugsdelicten gelet op zijn rol binnen de groep. Zijn handelingen lieten zich niet kwalificeren als medeplegen, maar door het verstoppen van de drugs in autobanden heeft [medeverdachte 10] wel een aandeel gehad in de verwezenlijking van het doel van de organisatie, namelijk de handel in verdovende middelen.
[naam verdachte] wordt verweten dat hij leider van deze criminele organisatie was. Gelet op hetgeen hierboven over zijn rol in het geheel ten aanzien van de verkoop van verdovende middelen is beschreven, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit verwijt. Naar het oordeel van de rechtbank is [medeverdachte 21] voor [naam verdachte] een belangrijke figuur, want zij bespreken samen de al genoemde onderwerpen zoals kwaliteit van de koopwaar en de beheersing van kosten. Samen vormen zij in ieder geval vanaf het moment dat [medeverdachte 21] zichtbaar wordt in het dossier, zo rond 10 mei 2013, de motor van deze groep handelaren in verdovende middelen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat er in de tenlastegelegde periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013 sprake was van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid en artikel 1,1 derde en vierde lid van de Opiumwet.
Niet is gebleken dat de organisatie het oogmerk had op misdrijven als bedoeld in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet. Dit artikel heeft betrekking op een grote hoeveelheid softdrugs. Dat betreft, volgens artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, een hoeveelheid van 500 gram. Niet kan bewezen worden dat er sprake was van de uitvoer respectievelijk het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hasjiesj.
Gelet op de hiervoor omschreven rol van de verdachte binnen de organisatie, zal hij worden veroordeeld voor deelname hieraan in de voor dit feit tenlastegelegde periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013.
6.3.3.
Feit 4: voorbereidingshandelingen drugshandel
Onder feit 4 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 19 november 2013 verschillende stoffen aanwezig heeft gehad die als versnijdingsmiddel voor heroïne en cocaïne worden gebruikt. Dit wordt aangemerkt als een voorbereidingshandeling voor de drugshandel en de uitvoer van drugs zoals strafbaar gesteld in de Opiumwet.
De rechtbank dient aldus te bewijzen dat er stoffen of goederen voorhanden waren, dat dit voorhanden hebben een voorbereidingshandeling in het kader van de Opiumwet is en dat de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het voorhanden hebben van de aangetroffen stoffen of goederen. Om die strafrechtelijke verantwoordelijkheid te bewijzen moet er met betrekking tot de aangetroffen stoffen of goederen sprake zijn van:
a. a) wetenschap bij de verdachte en
b) beschikkingsmacht door de verdachte.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar de in hoofdstuk 2.2 opgenomen bewijsmiddelen, bewezen dat:
- in het pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 62.850 gram van een mengsel van coffeïne en paracetamol aanwezig was;
- in het pand aan de [adres 21] te Gouda ongeveer 860 gram van een mengsel bevattende inositol aanwezig was.
Uit de reeds aangehaalde NFI-rapporten volgt dat deze stoffen als versnijdingsmiddelen worden gebruikt voor heroïne en cocaïne. Een versnijdingsmiddel is een stof waarmee de harddrugs worden vermengd. Het versnijden van harddrugs is een fenomeen dat met name bekend is bij heroïne, cocaïne, amfetamine en in mindere mate XTC. Door vermenging van pure harddrugs met een of meer versnijdingsmiddelen kan de drugshandelaar zijn opbrengst vergroten.
In samenhang bezien met de bewezenverklaarde handel in verdovende middelen en het eveneens aantreffen van heroïne en cocaïne aan de Kanaaldijk-Zuid en cocaïne op de Mercatorsingel, kan het voorhanden hebben van coffeïne, paracetamol en inositol worden aangemerkt als voorbereidingshandeling in het kader van de Opiumwet.
De woning aan de [adres 22] in Eindhoven werd bewoond door [medeverdachte 21] . De inositol is aangetroffen in de kamer van [medeverdachte 19] , in de ouderlijke woning van de familie [medeverdachte 19] aan de [adres 21] in Gouda. Deze goederen zijn dus niet direct onder de verdachte aangetroffen. Toch meent de rechtbank dat de verdachte strafrechtelijk mede verantwoordelijk gehouden kan worden voor het aanwezig hebben van deze middelen.
Dit vloeit voort uit het zojuist omschreven samenwerkingsverband gericht op de drugshandel en de uitvoer van drugs, zoals onder de feiten 1 en 2 bewezen is verklaard. Om in verdovende middelen te kunnen handelen is naar het oordeel van de rechtbank vereist dat die verdovende middelen en ook de versnijdingsmiddelen op voorraad zijn. Hieruit volgt dat de deelnemers aan het samenwerkingsverband ook nauw en bewust hebben samen gewerkt ten aanzien van het tenlastegelegde aanwezig hebben van handelsvoorraden, aangezien de handel anders niet kan functioneren. Dat deze verdovende middelen verdeeld over verschillende stashlocaties lagen, doet hier niets aan af. De relatie tussen deze twee panden volgt ook uit het feit dat in het pand aan de [adres 21] in Gouda een sleutel is gevonden van het pand aan de [adres 22] in Eindhoven. Verder stond in de woonkamer van de woning aan de [adres 22] een tas met daarin versnijdingsmiddelen en op de handvatten van deze tas zijn dactyloscopische sporen van [medeverdachte 19] en [medeverdachte 21] geïdentificeerd.
De rechtbank heeft ook bij haar overweging betrokken de hiërarchie binnen de groep Seville 2. Zij dicht aan de verdachte een leidinggevende rol toe, samen met [medeverdachte 21] . Uit de aangehaalde tapgesprekken blijkt dat zij zich niet alleen bezig hielden met de verkooptransacties, maar ook met de aanwezige voorraden en de kwaliteit daarvan. Bovendien is de verdachte ook in de nabijheid van de [adres 22] te Eindhoven en meerdere malen in het gezelschap van [medeverdachte 21] gezien.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte, als leider van de groep Seville 2, wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de voorraden. Onder die voorraden vallen ook de aangetroffen versnijdingsmiddelen op de verschillende stashlocaties. Daarmee is bewezen dat de verdachte samen met ten minste [medeverdachte 21] en [medeverdachte 19] versnijdingsmiddelen voorhanden heeft gehad, met als doel de verkoop van de verdovende middelen voor te bereiden.
6.3.4.
Feiten 5 en 6: opzettelijk voorhanden hebben harddrugs en softdrugs
In principe gelden ten aanzien van de feiten 5 en 6 dezelfde overwegingskaders als hiervoor onder 6.3.3 aangehaald: de rechtbank moet bewijzen dat er bij de Opiumwet verboden stoffen aanwezig waren en dat er met betrekking tot die aangetroffen stoffen sprake was van: a) wetenschap bij de verdachte en
b) beschikkingsmacht door de verdachte.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar de in hoofdstuk 2.2 opgenomen bewijsmiddelen, bewezen dat aanwezig was:
- in een pand aan de [adres 21] te Gouda, ongeveer 1.000 gram cocaïne;
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven, ongeveer 3.900 gram heroïne;
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven, ongeveer 200 gram cocaïne;
- in een pand aan de [adres 19] te Heerlen, ongeveer 1,5 gram heroïne;
en
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven, ongeveer 123 gram hasjiesj.
De goederen waren dus voorhanden in panden gelieerd aan de groep Seville 2. De rechtbank zal terzake de heroïne bewijzen dat verdachte deze alleen aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft immers bekend dat hij 1,5 gram heroïne in zijn woning aanwezig had voor eigen gebruik. [116]
De vraag is nu of de verdachte ook wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de harddrugs en softdrugs op de stashlocaties. De rechtbank beantwoordt deze vraag met ja. Hier is eveneens van toepassing hetgeen de rechtbank hiervoor onder 6.3.3 heeft opgemerkt over het samenwerkingsverband tussen de leden van de groep Seville 2, de rol van de verdachte en zijn daarvan afgeleide plaats in de hiërarchie van Seville 2. De opzet van de criminele organisatie was gericht op de handel in en de uitvoer van harddrugs en softdrugs en zonder voorraad is er geen handel mogelijk. Uit de tapgesprekken volgt dat de verdachte ook de voorraden regelde, samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 21] .
De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte samen met anderen opzettelijk de hierboven genoemde hoeveelheden harddrugs en softdrugs aanwezig heeft gehad op
19 november 2013.
Uit vorenstaande weging en waardering van de bewijsmiddelen volgt dat de gevoerde bewijsverweren worden verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
A.
meermalen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de provincie Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, telkens opzettelijk die heroïne en/of cocaïne met bestemming Frankrijk en/of België doen vervoeren, (onder meer) hierin bestaande dat die heroïne en/of cocaïne werd(en) verkocht aan Belgische en Franse klanten
en
B.
meermalen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne of cocaïne, zijnde heroïne
en cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
A.
meermalen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de provincie Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) hoeveelheden hennep of hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, telkens opzettelijk die hennep en/of hasjiesj met bestemming Frankrijk en/of België doen vervoeren, hierin bestaande dat die hennep en/of hasjiesj werd(en) verkocht aan Belgische en Franse klanten;
3.
in de periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten (inclusief hij, verdachte, zelf):
J. [medeverdachte 19] en M. ( [medeverdachte 19] ) [medeverdachte 19] en N. [medeverdachte 21] en [K. 1] en H. [medeverdachte 10] , en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid, en/of artikel 11, derde en/of vierde lid van de Opiumwet, namelijk
- het buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of hennep en/of hasjiesj en
- het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en
- het aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of hennep en/of hasjiesj,
zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was;
4.
op 19 november 2013 in de gemeente Eindhoven en de gemeente Gouda, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- in een pand aan de [adres 22] ongeveer 62.850 gram van een mengsel van coffeïne en paracetamol en
- in een pand aan de [adres 21] 860 gram inositol
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders telkens wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
5.
op 19 november 2013 in de gemeente Gouda en de gemeente Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in een pand aan de [adres 21] te Gouda ongeveer 1.000 gram cocaïne,
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 3.900 gram heroïne,
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 200 gram cocaïne,
zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en
in de gemeente Heerlen, alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in een pand aan de [adres 19] te Heerlen 1,5 gram heroïne,
zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
op 19 november 2013 in de gemeente Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven
123 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1A:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
Feit 1B:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
Feit 2A:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en/of vijfde lid, artikel 10a, eerste lid en artikel 11, derde lid en/of vierde lid, van de Opiumwet;
Feit 4:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
Feit 5:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair voor de tenlastegelegde feiten (partiële) vrijspraak bepleit. Subsidiair acht hij een lagere straf dan geëist passend, gelet op het feit dat hij uitgaat van een kortere te bewijzen periode. Hij heeft voorts aangevoerd dat het tijdsverloop van de zaak een strafmatigende invloed moet hebben en dat de verdachte sinds zijn vrijlating niet meer in aanraking is geweest met justitie en een rustig familieleven leidt met vrouw en kinderen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een professionele organisatie gericht op het plegen van Opiumwetdelicten met betrekking tot hard- en softdrugs. De organisatie draaide als een goed geoliede machine: een uitgekiend telefoonsysteem met automatisch doorschakeling van telefoongesprekken, een telefonist die sms-berichten handmatig doorschakelde, een duidelijke taakverdeling, het omzetten van grote hoeveelheden harddrugs, een logistiek goed lopende organisatie dus.
De internationale handel in heroïne en cocaïne behoort tot de corebusiness van de organisatie. Deze harddrugs werden verkocht aan Franse en Belgische kopers, die de drugs meenamen naar Frankrijk en België om deze vervolgens daar zelf te gebruiken ofwel door te verkopen aan hun eigen klanten. Softdrugs werden doorgaans als cadeautjes aan de klanten meegegeven. Door de wederverkoop van de harddrugs in Frankrijk en België werd door de organisatie indirect ook de illegale drugshandel daar in stand gehouden.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen als heroïne en cocaïne schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Gebruikers bekostigen hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming van Nederland in het buitenland op het gebied van haar drugsbeleid versterkt. En voor de regio Zuid-Limburg, waar de handel en uitvoer door de organisatie daadwerkelijk plaatsvond, geldt dat - als gevolg van de geografische ligging tussen België en Duitsland - deze regio gemakkelijk bereikbaar is voor afnemers uit het buitenland die hun verdovende middelen in grote hoeveelheden in Nederland voor een lagere prijs kunnen krijgen dan in eigen land. Tegen deze achtergrond is de rechtbank dan ook van oordeel dat bij de op te leggen straf rekening mag worden gehouden met de specifieke problematiek die de georganiseerde (hard)drugshandel in de regio Zuid-Limburg met zich mee brengt. De algemeen preventieve werking van een straf is immers ook een doel dat met een strafoplegging gediend kan worden.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Het getuigt van een bedenkelijke mentaliteit om te menen dat jij je niet aan de regels die voor iedereen gelden, hoeft te houden. En dat gedrag is onacceptabel in een rechtsstaat, zoals Nederland. Binnen het kader van het strafrecht is dan de enige passende reactie een in beginsel langdurige gevangenisstraf om voor de verdachte zelf, zijn omgeving en de samenleving als geheel de norm nog eens duidelijk op scherp te stellen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij de uitvoer van harddrugs in georganiseerd verband van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram wordt als oriëntatiepunt zes jaar gevangenisstraf gehanteerd. Bij een voorzichtige schatting door de Franse en de Nederlandse politie is vastgesteld dat in de periode dat de telefoonnummers werden afgeluisterd – vanaf mei 2012 tot en met 19 november 2013 – door de organisatie in totaal ongeveer 117 kilogram heroïne en bijna twee kilogram cocaïne vanuit Nederland is uitgevoerd naar Frankrijk en België. Bij het vorenstaande is nog geen rekening gehouden met de uitvoer van heroïne en cocaïne in de periode van 1 januari 2008 tot mei 2012. Gelet echter alleen al op de hoeveelheden die vanaf mei 2012 zijn uitgevoerd behoeft het geen verdere uitleg dat de rechtbank voormeld oriëntatiepunt bij de bepaling van de straf als uitgangspunt zal nemen. Daar komt nog bij dat verdachte samen met enkele van zijn medeverdachten op 19 november 2013 op diverse stashlocaties opzettelijk bijna 64 kilogram versnijdingsmiddelen, 3.900 gram heroïne, 1.200 gram cocaïne en 123 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad. Dat verhoogt in de ogen van de rechtbank nog de strafmaat.
Verdachte trad op als de leider van de organisatie en was in dat verband belast met de coördinatie van de vele criminele activiteiten. Hij beheerde het overgrote deel van de tijd het telefoonnummer waarop de klanten hun bestellingen konden plaatsen. Daarnaast verrichte hij ook uitvoerende werkzaamheden door bijvoorbeeld zelf drugs te verstrekken aan de buitenlandse klanten.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte in 2011 voor een Opiumwetdelict tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast prijken op zijn strafblad diverse veroordelingen van oudere datum voor vermogensdelicten. In het op 28 februari 2014 over hem uitgebrachte reclasseringsrapport is vermeld dat hij aan heroïne is verslaafd. Hij heeft in drugs gehandeld om zo zijn eigen verslaving te kunnen bekostigen. Zijn echtgenote, ouders en schoonouders zijn niet op de hoogte van het heroïnegebruik. De afgelopen vijf jaar heeft verdachte geen legale inkomsten meer gehad. Hij heeft in die periode ook geen pogingen ondernomen om werk te vinden. Hij wijt dat zelf aan zijn heroïneverslaving. Verdachte wil nu zijn leven beteren en een andere weg inslaan. Dat voornemen had hij ook in 2011, toen hij door de reclassering werd bezocht. De reclassering zet echter vraagtekens bij zijn veranderingsgezindheid omdat hij dat voornemen nog niet in de praktijk heeft weten te brengen. De rechtbank deelt die mening: ook de eerder opgelegde gevangenisstraf heeft verdachte er duidelijk niet van weerhouden om opnieuw Opiumwetdelicten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de rol van verdachte in de jarenlang bestaan hebbende internationale drugshandel, de eis van de officier van justitie een passende reactie is op de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. Verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren. Op de op te leggen straf zal de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering worden gebracht. De door de reclassering geadviseerde meldplicht, gedragsinterventies, behandelverplichting en het verbod om heroïne te gebruiken kunnen vervolgens in het kader van detentiefasering aan verdachte worden opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van de berechting met ruim anderhalf jaar is overschreden. De rechtbank acht deze overschrijding in het licht van de aard, omvang en complexiteit van de onderliggende zaak – met meerdere verdachten en diverse onderzoekshandelingen in het buitenland in het kader van rechtshulpverzoeken – verklaarbaar, aanvaardbaar en dusdanig beperkt dat kan worden volstaan met de enkele constatering ervan.

8.Het beslag

Met betrekking tot de voorwerpen op de beslaglijst van de verdachte, beslist de rechtbank als volgt.
Vier gsm’s van verdachte (beslagnummers 1, 2, 3 en 6) dienen verbeurd te worden verklaard, nu deze gebruikt zijn voor het plegen van de bewezenverklaarde strafbare feiten. De overige inbeslaggenomen goederen, waaronder een televisietoestel en een horloge (beslagnummers 4, 5, 7, 10 en 11) dienen te worden teruggegeven aan de beslagene. De rechtbank stelt overigens vast dat het horloge niet van het merk Michael Kors is, maar van het merk Hublot.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 2B;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1A, 1B, 2A, 3, 4, 5 en 6 tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [naam verdachte] :
zie beslagportal 4 1.00 STK GSM APPLE iPhone ZE233.01.02.016;
zie beslagportal 5 1.00 STK GSM NOKIA ZE233.01.02.017;
zie beslagportal 7 1.00 STK GSM NOKIA 1280 ZE233.07.05.003;
30-554878 10 1.00 STK Televisietoestel SAMSUNG 3D;
30-554878 11 1.00 STK Horloge Kl: wit MICHAEL KORS;
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
zie beslagportal 1 1.00 STK GSM NOKIA ME060.07.01.008;
zie beslagportal 2 1.00 STK GSM NOKIA ME060.02.01.015;
zie beslagportal 3 1.00 STK Simkaart ME060.05.01.001;
zie beslagportal 6 1.00 STK GSM NOKIA 1280 ZE233.04.01.007.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter,
mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. R.E.J. Maas en mr. M.K. Klompe, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van
7 juli 2017.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente Gouda en/of in de gemeente Eindhoven en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk die heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, buiten het grondgebied van Nederland gebracht en/of met bestemming Frankrijk en/of België, althans met bestemming naar het buitenland, vervoerd en/of doen vervoeren (onder meer) hierin bestaande dat die heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA werd verkocht aan Belgische en/of Franse klanten;
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente Gouda en/of in de gemeente Eindhoven en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente Gouda en/of in de gemeente Eindhoven en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk die hennep en/of hasjiesj, buiten het grondgebied van Nederland gebracht en/of met bestemming Frankrijk en/of België, althans met bestemming naar het buitenland, vervoerd en/of doen vervoeren (onder meer) hierin bestaande dat die hennep en/of hasjiesj werd verkocht aan Belgische en/of Franse klanten;
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente Gouda en/of in de gemeente Eindhoven en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013, in de gemeente Gouda en/of in de gemeente Eindhoven en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten (inclusief hij, verdachte, zelf):
J. [medeverdachte 19] en/of M. (Mohamed) [medeverdachte 19] en/of M. ( [medeverdachte 19] ) [medeverdachte 19] en/of N. [medeverdachte 21] en/of [K. 1] en/of H. [medeverdachte 10] één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid, en/of artikel 11, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk
- Het buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of hennep en/of hasjiesj en/of -Het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of hennep en/of hasjiesj en/of
- Het aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of hennep en/of hasjiesj,
zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was;
4.
hij op of omstreeks 19 november 2013 in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende enig op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermeld middel, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:
- in een pand aan de [adres 22] ongeveer 62.850 gram, althans een (grote) hoeveelheid van een mengsel van coffeïne en/of paracetamol en/of;
- in een pand aan de [adres 21] ongeveer 860 gram, althans een (grote) hoeveelheid (van een mengsel bevattende) inositol,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
5.
hij op of omstreeks 19 november 2013 in de gemeente Gouda en/of de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in een pand aan de [adres 21] te Gouda ongeveer 1.000 gram cocaïne;
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 3.900 gram heroïne;
- in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 200 gram cocaïne;
- in een pand aan de [adres 19] te Heerlen ongeveer 1,5 gram heroïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op of omstreeks 19 november 2013 in de gemeente Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 22] te Eindhoven ongeveer 123 gram hasjiesj, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720728-13
Proces-verbaal van de openbare zitting van 7 juli 2017 in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. W.F.J. Aalderink, rechter,
mr. D. van Kuppeveld, officier van justitie,
mr. M.K. Klompe, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de onderzoeken Seville 1 en Seville 2, beide met onderzoeksnummer 2613054NZ, van de Dienst Infrastructuur i.o., Afdeling Opsporing, Team Zuidoost, die zijn gesloten op 6 april 2014 (Seville 2) en op 10 april 2014 (Seville 1).
2.Proces-verbaal van verdenking, d.d. 18 maart 2013, Seville 2 AD + ZD, pagina’s 1 0024 tot en met 1 0027 en het daarbij gevoegde (vertaalde) proces-verbaal van de Service Régionale de Police Judiciaire, Seville 2 AD + ZD, pagina’s 1 0041 tot en met 1 0053.
3.Proces-verbaal zaaksdossier 01 deelnemen aan een criminele (drugs)organisatie, d.d. 14 april 2014, Seville 2 ZD 140, Map 1, pagina 5 0043.
4.Processen-verbaal van bevindingen, d.d. 8 januari 2014 en 31 januari 2014, Seville 2 AD + ZD, Zaaksdossier Seville 2 Handel, pagina’s 6 0125 en 6 0126.
5.De geschriften, zijnde tapgesprekgegevens, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD + ZD, Zaaksdossier Handel, pagina’s 6 0096 en 6 0097.
6.Resultaat GBA-V Bevraging, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0071 en ID-staat SKDB, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0074 en 4 0075.
7.Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 19 november 2013, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0126 en
8.Verslag van binnentreden woning, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s
9.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina
10.Proces-verbaal Relaas, d.d. 8 april 2014, Seville 2 AD+ZD Relaas, pagina 1 0021. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 juni 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, pagina 1 0105 en 1 0106. Proces-verbaal, d.d. 17 juni 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, pagina 1 0108. Proces-verbaal, d.d. 3 juli 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, pagina’s 1 0111 en 1 0112.
11.Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 20 november 2013, Seville 2 PD Map 2, pagina’s 4 0465 en
12.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 26 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s 3 0343 en 3 3 0344. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s 3 0349 en 3 0350. Legenda zoeking, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina 3 0347.
13.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s
14.Resultaat GBA-V bevraging, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0147 en ID-staat SKDB, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0149 en 4 0150. Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 20 november 2013, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0151 en 4 0152.
15.Proces-verbaal van binnentreden in woning, d.d. 7 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0194 en 3 0201. Legenda zoeking, d.d. 21 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina
16.Proces-verbaal van binnentreden in woning, d.d. 7 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0194 en 3 0201. Legenda zoeking, d.d. 21 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina
17.Proces-verbaal van binnentreden in woning, d.d. 7 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
18.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
19.Kennisgeving van inbeslagname, d.d. 9 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0264. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina 3 0272. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 21 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s
20.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0272. Legenda zoeking, d.d. 21 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0217. Kennisgeving van inbeslagname, d.d. 9 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0264. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 21 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0278 en 3 0279. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 5 februari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0282. Rapport NFI identificatie van drugs en precursoren, d.d. 9 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0280 en 3 0281.
21.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0301 tot en met 3 0306, pagina’s 3 0314 en 3 0315, pagina’s 3 0318 en 3 0319. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 22 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0270 en 3 0271.
22.Resultaat GBA-V bevraging, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0147 en ID-staat SKDB, d.d. 4 april 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0149 en 4 0150. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 22 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0270. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 10 maart 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0333. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0301 tot en met 3 0319. Proces-verbaal Forensische opsporing, d.d. 27 februari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
23.Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 19 november 2013, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0039 en
24.Proces-verbaal aanvullend, d.d. 17 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0075 tot en met 3 0080.
25.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
26.Legenda zoeking, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0092. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 00129. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0103 (afbeelding 16), 3 0109 (afbeelding 28), 3 010 (afbeelding 29).
27.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
28.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
29.Legenda zoeking, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0092. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0126. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0114 (afbeelding 38). Proces-verbaal forensische opsporing indicatieve drugstest, d.d. 21 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0141. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 27 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0148. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 17 maart 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0186. Rapport dactyloscopisch onderzoek, d.d. 20 februari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0188 tot en met 3 0191.
30.Kennisgeving van inbeslagname, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0127. Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 21 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s
31.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina
32.Proces-verbaal onderzoek in een personenauto, d.d. 11 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina 3 0478. Rapport forensische opsporing KLPD-DNR, d.d. 28 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina 3 0500.
33.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 25 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina
34.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 29 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s 3 0493 en 3 0494. Proces-verbaal onderzoek in een personenauto, d.d. 12 december 2013, Seville 2
35.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 18 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s 3 0486 en 3 0487. Bijlage inbeslaggenomen goederen KZ045, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0094. Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0104 (afbeelding 18).
36.Proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 20 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina
37.Proces-verbaal van inbeslagname, d.d. 20 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina 3 0447. Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 2, pagina’s 3 0448 en 30449.
38.Proces-verbaal Forensische Opsporing, d.d. 19 februari 2014, Seville 2 Aanvullend proces-verbaal op procesdossier, pagina’s 029 en 030. Rapport NFI onderzoek naar sporen verdovende middelen in een zuigmonster, d.d. 18 april 2014, Seville 2 Aanvullend proces-verbaal op procesdossier, pagina’s 031 tot en met 034.
39.Aanvullend Proces-verbaal op Proces-dossier Seville 2, d.d. 1 september 2014, pagina’s 004 en 005. Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 20 november 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, ZD Handel, pagina’s 6 0028 tot en met 6 0033. Proces-verbaal van bevindingen aanvullend met bijlage, d.d. 6 januari 2014, Seville 2 AD+ZD Relaas, ZD Handel, pagina’s 6 0059 tot en met 6 0061. Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 6 januari 2014, Seville 2 AD+ZD Relaas, ZD Handel, pagina’s 6 0062 tot en met 6 0068. Proces-verbaal van bevindingen betreffende locaties van doorzoeking in Limburg met bijlage, d.d.21 november 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, ZD Handel, pagina’s 6 0038 tot en met 6 0050. Proces-verbaal van bevindingen terzake foto’s van ontmoetings-plaatsen in het grensgebied met België voor de overdracht van verdovende middelen met bijlage, d.d. 17 december 2013, Seville 2 AD+ZD Relaas, ZD Handel, pagina’s 6 0051 tot en met 6 0058.
40.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 november 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0192.
41.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 december 2013, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0227 met foto’s op pagina 3 0233 (afbeelding 12), pagina 3 0234 (afbeelding 13) en pagina 3 0237 (afbeelding 20).
42.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina’s 3 0301,
43.Het geschrift, zijnde de lijst met namen en nummers, opgenomen als bijlage op de pagina’s 3 0305 en 3 0306 bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2014, Seville 2 AD-BSG Map 1, pagina 3 0301.
44.Het geschrift, zijnde het overzicht van het tapjournaal, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000063 tot en met 000077.
45.Het geschrift, zijnde het overzicht van het tapjournaal, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000089 tot en met 000119.
46.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van O. [naam chauffeur 1] , d.d. 20 december 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina 000403 en pagina’s 000407 tot en met 000410.
47.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van eerste verhoor van D. [koper 32] , d.d. 15 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000413, 000416, 000417, 000419 en 000420. Het geschrift, zijnde het opgestelde proces-verbaal van tweede verhoor van D. [koper 32] , d.d. 15 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000413, 000436 en 000437.
48.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van D. [koper 32] , d.d. 16 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000449 en 000450.
49.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van huiszoeking in de woning van [getuige 2] [koper 29] gelegen aan de Grande Rue 21 te Houdelmont (54), d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000276 tot en met 000278.
50.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal monsterneming van verdovende middelen, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina 00282.
51.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van S. [koper 29] , d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000383 tot en met 000385.
52.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van S. [koper 29] , d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 000390 tot en met 000393.
53.Het proces-verbaal van verhoor S. [koper 29] bij de rechter-commissaris, d.d. 20 januari 2017, geen deel uitmakend van het doorgenummerde procesdossier.
54.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal betreffende aanhoudingen door de Regionale Dienst van de Gerechtelijke Politie in Reims in het kader van de uitvoering van de R.C. nummer JICABJI213000004, d.d. 9 september 2013, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina’s 389 en 390.
55.Het geschrift, zijnde het tapgesprek van 7 september 2013, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina’s 175 en 176.
56.Het geschrift, zijnde de sms van 7 september 2013, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina 177.
57.Het geschrift, zijnde het tapgesprek van 7 september 2013, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina 178.
58.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van A. [naam medeverdachte 1] , d.d. 14 februari 2014, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina’s 571, 572, 574 tot en met 576.
59.Proces-verbaal van verhoor van A. [naam medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 20 januari 2017 en
60.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van T. [achternaam broers 1 en 2] , d.d. 12 februari 2014, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina’s 583 tot en met 585.
61.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van L. [achternaam broers 1 en 2] , d.d. 12 februari 2014, Seville Delictdossier [achternaam broers 1 en 2] , pagina’s 591 tot en met 594.
62.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van D. [koper 31] , Seville Delictdossier [koper 28] , d.d. 20 november 2013 om 10.15 uur, pagina 178.
63.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 24 en 26.
64.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 28 tot en met 31.
65.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 57 tot en met 60 en 64.
66.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 92, 93, 96, 98 en 99.
67.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 100, 101 en 103.
68.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 105 tot en met 122.
69.De geschriften, zijnde de tapgesprekken, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 123 tot en met 128.
70.De geschriften, zijnde de processen-verbaal van verhoor, d.d. 19 november 2013 om 11:30 en 15:00 uur en 20 november 2013 om 16:00 uur, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 161, 167 tot en met 169, 186 en 187.
71.Het geschrift, zijnde de processen-verbaal van verhoor van C. [getuige] afgelegd tegenover de Regionale Dienst van de Gerechtelijke Politie in Nancy, d.d. 19 november 2013 en 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 28] , pagina’s 141 en 154.
72.Het geschrift, zijnde de tapgesprekken, d.d. 15 juli 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 143 tot en met 150.
73.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal, d.d. 15 juli 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 260 tot en met 263 en 265.
74.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal, d.d. 18 juli 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 284 tot en met 289.
75.Het geschrift, zijnde het Verslag van verhoor van A. [A.P.] , afgelegd tegenover de Federale Gerechtelijke Politie van Verviers, d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 372 tot en met 378.
76.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal, d.d. 14 november 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 277 en 278.
77.Het geschrift, zijnde het Verslag van verhoor van A. [A.P.] , afgelegd tegenover de Federale Gerechtelijke Politie van Verviers, d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina 373.
78.Het geschrift, zijnde de tapgesprekken van 16 januari 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 53 tot en met 56.
79.Het geschrift, zijnde het Verslag van verhoor van R. [R.L.] , afgelegd tegenover de Federale Gerechtelijke Politie van Aarlen, d.d. 26 februari 2014, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 398 tot en met 406.
80.Het geschrift, zijnde de tapgesprekken van 10 mei 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 72 tot en met 77.
81.Het geschrift, zijnde het overzicht van het tapjournaal, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 104 en 107.
82.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van D. [koper 32] , d.d. 15 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina 416. Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van D. [koper 32] , d.d. 16 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina 450.
83.Het geschrift, zijnde het tapgesprek van 6 mei 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina 122.
84.Het geschrift, zijnde de tweede verklaring van M. [koper 9] , d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina’s 296 en 297.
85.Het geschrift, zijnde het proces verbaal van huiszoeking in de woning van het koppel Mohamed [koper 9] , d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina’s 221 en 223.
86.Het geschrift, zijnde de derde verklaring van M. [koper 9] , afgelegd tegenover de Regionale Dienst van de Gerechtelijke Politie in Nancy, Afdeling Misdaad, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina’s 312 en 314.
87.Het geschrift, zijnde de vierde verklaring van M. [koper 9] , afgelegd tegenover de Regionale Dienst van de Gerechtelijke Politie in Nancy, Afdeling Misdaad, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina’s 323 en 324.
88.Het geschrift, zijnde de tweede verklaring van M. [koper 9] , afgelegd tegenover de Regionale Dienst van de Gerechtelijke Politie in Nancy, Afdeling Misdaad, d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 9] , pagina 294.
89.Kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 19 november 2013, Seville 2 ZD-DIG Map 1, pagina’s
90.Proces-verbaal stemvergelijking [medeverdachte 21] d.d. 8 januari 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0026 tot en met 4 0028. Proces-verbaal d.d. 16 januari 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0035 tot en met 4 0037 (= 4 0118 tot en met 4 0120) en Proces-verbaal Herstel pv d.d. 14 maart 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0038 (= 4 0121). Proces-verbaal van bevindingen stemvergelijking gesprekken 06-39559999 (TT02) d.d.8 januari 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0114 tot en met
91.Dit overzicht is gebaseerd op het schema op pagina 4 0037, onderdeel van het Proces-verbaal, d.d. 16 januari 2014, en het schema op pagina 4 0116, onderdeel van het Proces-verbaal van bevindingen stemvergelijking gesprekken 06-39559999, d.d. 8 januari 2014. Beide processen-verbaal zijn opgenomen in: Seville 2 PD Map 1.
92.Proces-verbaal Methodiekendossier Zaak Seville 2, d.d. 6 april 2014, Seville 2 AD-BOB Map 1, pagina 2 0009. Proces-verbaal van verdenking (artikel 27 SV) d.d. 22 mei 2013, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0078. Proces-verbaal Algemeen dossier Seville 2 d.d. 8 april 2014, Seville 2 AD + ZD Relaas, pagina 1 0016.
93.Proces-verbaal van de observatie op 8 mei 2013 d.d. 13 mei 2013, Seville 2 AD + ZD Relaas, pagina’s 1 0083 tot en met 1 0085.
94.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 14 mei 2013 om 14:54 uur, Seville 2 PD Map 1, pagina
95.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 15 mei 2013 om 00:21 uur, Seville 2 PD Map 1, pagina
96.Proces-verbaal van identificatie d.d. 8 januari 2014, Seville 2 PD Map 1, pagina 4 0021.
97.Proces-verbaal van observatie d.d. 22 mei 2013 met bijlage, Seville 2 AD + ZD Relaas, pagina’s
98.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 19] , adres [adres 21] in Gouda, d.d. 20 november 2013, PD Map 1, pagina 4 0160: Vraag verbalisant: “Wie is de broer die soms langs komt?” Antwoord verdachte: “Dat is [naam verdachte] .” En: ID-staat SKDB van [naam verdachte] : hij woonde voor de [adres 19] in Heerlen op de [adres 21] in Gouda, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0074 en
99.De geschriften, zijnde de tapgesprekken van 15 mei 2013 om 21:59 uur en 22:18 uur, Seville 2 PD Map 1, pagina’s 4 0192 tot en met 4 0196.
100.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2014, Aanvullend Proces-verbaal op Proces-dossier Seville 2, pagina’s 162 en 163.
101.Proces-verbaal Zaaksdossier 01 Deelnemen aan een criminele (drugs)organisatie Seville 2 d.d.
102.De geschriften, zijnde de tapgesprekken d.d. 9 en 10 augustus 2013, Seville Delictdossier [T.] , pagina’s 172 tot en met 183.
103.De geschriften, zijnde de tapgesprekken d.d. 4 september 2013, Seville Delictdossier [koper 22] , pagina’s 404 tot en met 409.
104.Het geschrift, zijnde de derde verklaring van D. [koper 32] , afgelegd tegenover de politie van de Dienst regionale recherche Nancy, afdeling Strafzaken, d.d. 16 januari 2014, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina 449.
105.Het geschrift, zijnde de eerste verklaring van S. [koper 29] , afgelegd tegenover de politie van de Regionale Dienst Gerechtelijke Politie in Nancy, afdeling Misdaad, d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 383 en 384. Het geschrift, zijnde de derde verklaring van S. [koper 29] , afgelegd tegenover de politie van de Regionale Dienst Gerechtelijke Politie in Nancy, afdeling Misdaad, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 399 en 400.
106.Het geschrift, zijnde de derde verklaring van S. [koper 29] , afgelegd tegenover de politie van de Regionale Dienst Gerechtelijke Politie in Nancy, afdeling Misdaad, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 399 en 400.
107.Proces-verbaal van observatie d.d. 22 mei 2013 met bijlage, Seville 2 AD + ZD Relaas, pagina
108.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 11 mei 2013 om 22:53 uur, Seville 2 ZD 140 Map 2, pagina’s 5 0775 tot en met 5 0780.
109.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 12 mei 2013 om 12:21 uur, Seville 2 ZD 140 Map 2, pagina’s 5 0779 tot en met 5 0781.
110.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 12 mei 2013 om 13:11 uur, Seville 2 ZD 140 Map 2, pagina’s 5 0782 tot en met 5 0783.
111.Het geschrift, zijnde het tapgesprek d.d. 12 mei 2013 om 13:15 uur, Seville 2 ZD 140 Map 2, pagina’s 5 0784 tot en met 5 0788.
112.Het geschrift, zijnde de eerste verklaring van L. Legil, afgelegd tegenover de Federale Gerechtelijke Politie van Verviers, Economische en financiële criminaliteit, d.d. 19 november 2013, Seville Delictdossier [L. 1] , Map 2, pagina’s 682 en 683.
113.Het geschrift, zijnde een verslag van verhoor van L. Legil, afgelegd tegenover de Federale Gerechtelijke Politie van Aarlen, Criminaliteit tegen personen, d.d. 10 februari 2014, Seville Delictdossier [L. 1] , Map 2, pagina 727.
114.Het geschrift, zijnde de derde verklaring van S. [koper 29] , afgelegd tegenover de politie van de Regionale Dienst Gerechtelijke Politie in Nancy, afdeling Misdaad, d.d. 20 november 2013, Seville Delictdossier [koper 29] , pagina’s 399 en 400.
115.Het geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van O. Daussin, afgenomen door de Federale gerechtelijke politie van Aarlen, d.d. 22 januari 2014, delictdossier [koper 22] uit Arlon, pagina 889.
116.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2016.