Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
enkelvoudige fotoconfrontatieslechts voor
90%herkent. Zijn verklaring moet daarom voor het bewijs worden uitgesloten. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte om 21.00 uur in zijn bus is gestapt, terwijl meerdere getuigen hebben verklaard dat zij tussen 22.30 uur en 23.00 uur hebben gehoord dat er een aantal keer is geschreeuwd en geblaf van een hond was te horen. Op dat moment was [partner slachtoffer] niet meer buiten aan het werk. [partner slachtoffer] heeft verklaard niet onmiddellijk de hulpdiensten te hebben ingeschakeld en heeft tegen de hulpdiensten gezegd dat er geen politie ter plaatse hoefde te komen. [partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij het slachtoffer na 21.00 uur nog heeft gezien. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het slachtoffer en [partner slachtoffer] geregeld ruzie hadden en dat het slachtoffer daarbij zou hebben gezegd dat getuige [partner slachtoffer] haar iets aan zou willen doen. Gelet op het voorgaande had [partner slachtoffer] de gelegenheid en ook een motief om het letsel aan het slachtoffer toe te brengen. Het alternatieve scenario dat getuige [partner slachtoffer] het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht kan door de rechtbank niet worden uitgesloten. Dat methadontabletten en geld uit de woning van het slachtoffer zijn verdwenen, vindt enkel steun in de verklaringen van [partner slachtoffer] . Voorts kan op basis van het procesdossier niet worden vastgesteld dat de bij de verdachte aangetroffen methadontabletten afkomstig zijn uit de ‘batch’ van de tabletten van getuige [partner slachtoffer] , zodat het aantreffen van de methadonpillen niet redengevend is voor het bewijs. Dit geldt ook voor de aangetroffen sporen van de verdachte in de woning. Enkel de bemonstering van het bloedvlekje op de manchet van het wollen vest ‘matcht’ met het DNA van het slachtoffer. De datum en de wijze waarop het bloed van de verdachte op de manchet terecht is gekomen, is niet bekend. Dit geldt ook voor het aantreffen van het DNA van de verdachte op het kussen. Dat het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen op het kussen is niet verbazingwekkend omdat de verdachte meermalen in de woning heeft verbleven en heeft geslapen op de bank. Op het doosje methadon worden geen sporen van de verdachte aangetroffen, terwijl gesteld wordt dat de verdachte het doosje op het bed zou hebben gelegd. Op het doosje Temazepam worden eveneens geen dactyloscopische sporen van de verdachte aangetroffen, wel van getuige [partner slachtoffer] . Niet bekend is wanneer, hoe en hoeveel bloed van de verdachte op laatstgenoemd doosje terecht is gekomen. Ook zijn er geen sporen van de verdachte aangetroffen in het nachtkastje. Kortom, de sporen vertellen niet het verhaal dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd; [partner slachtoffer] is de man met de gelegenheid, middelen en zonodig het motief om het strafbare feit te plegen, welk scenario niet buiten twijfel terzijde kan worden geschoven.
De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot de conclusie dat de verdachte het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht met het oogmerk de methadontabletten en/of het geld te bemachtigen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de poging doodslag door de verdachte is begaan om de methadontabletten en het geld te kunnen stelen. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat van boos opzet ten aanzien van de poging tot doodslag sprake is, maar is van oordeel dat door de wijze waarop het geconstateerde letsel moet zijn toegebracht de aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van het slachtoffer. Door zo te handelen heeft de verdachte op zijn minst deze aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, op de koop toegenomen. De verdachte had dan ook voorwaardelijke opzet op de dood van het slachtoffer. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst verdraagt zich niet met de resultaten van het onderzoek van de dadersporen en acht de rechtbank daarom niet aannemelijk.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
€ 102.716,67,- , bestaande uit: € 2.716,67- aan materiële schade (te weten de eigen bijdrage zorg ad. € 516,18; rekening kosten ambulance ad. € 366,25 (inclusief de incassokosten van
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het feit tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
mr. D. Osmic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2017.