ECLI:NL:RBLIM:2017:1579

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
03/866166-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor illegale hennepteelt door rechtspersoon

Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna te noemen [verdachte], die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de illegale hennepteelt. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 24 juli 2015 in het bedrijfspand van [verdachte] in Heerlen, waar diverse goederen zijn aangetroffen die bestemd waren voor de illegale hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks dat de exploitatievergunning voor de growshop per 1 maart 2015 was vervallen, haar activiteiten heeft voortgezet. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de beroepsmatige hennepteelt, terwijl de verdediging aanvoerde dat de aangetroffen goederen ook voor legale doeleinden konden worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt, en dat er sprake was van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,00 op met een proeftijd van twee jaren, waarbij de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het criminele milieu werden meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866166-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: de verdachte of [verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2017. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich, al dan niet met een of meer anderen, schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding of vergemakkelijking van beroeps-, bedrijfsmatige dan wel grootschalige illegale hennepteelt door in de gemeente Heerlen stoffen, voorwerpen en/of gegevens te koop aan te bieden of voorhanden te hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor die hennepteelt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de beroeps- en bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt. Bij de doorzoeking op 24 juli 2015 zijn in verschillende ruimtes in het bedrijfspand van verdachte diverse goederen aangetroffen. Het betreft een samenstel van goederen, zoals dat voor 1 maart 2015 te vinden was in een reguliere growshop. Daarnaast werd een brochure aangetroffen met daarop afbeeldingen van diverse soorten hennepplanten en de kostprijs van hennepzaden. De in 2010 aan verdachte verleende exploitatievergunning voor een growshop was per 1 maart 2015 van rechtswege vervallen. Dat was verdachte vóór de wijziging van de Opiumwet per 1 maart 2015 ook schriftelijk meegedeeld door de gemeente Heerlen. Verdachte en haar medeverdachten, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zijn desondanks ook na deze datum willens en wetens met de verkoop van hennepkwekerijbenodigdheden doorgegaan.
Het daderschap van de verdachte volgt volgens de officier van justitie uit toepassing van de zogenaamde IJzerdraad-criteria: de gedragingen vallen binnen de invloedssfeer van [verdachte] en [verdachte] heeft de gedragingen aanvaard. De officier van justitie is verder van mening dat ook gesteld kan worden dat de tenlastegelegde feiten onder het doel van [verdachte] geschaard kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de aangetroffen goederen een criminele bestemming hadden in de zin van artikel 11a van de Opiumwet. Deze goederen kunnen immers ook door de hobbyteler gebruikt worden en door telers van andere gewassen dan hennepplanten. De bestemming van de aangetroffen voorwerpen laat zich in dit dossier niet vaststellen. Dit standpunt heeft de raadsman onderbouwd met verwijzingen naar jurisprudentie.
Voorts kan de criminele intentie van de verdachte niet worden bewezen. Het dossier zegt immers niets over de uiteindelijke bestemming van de door verdachte geleverde voorwerpen, maar ook over redenen van wetenschap of ernstige redenen om te vermoeden dat er sprake was van een illegale bestemming levert het dossier geen informatie. De situatie dat het niet anders kan dan dat verdachte wist of ernstige vermoedens moest hebben dat zij voorwerpen bestemd voor de grootschalige of beroepsmatige teelt aanbood, doet zich niet voor. [verdachte] dreef voornamelijk ‘business to business-handel’. Over leveringen aan particulieren bevat het dossier geen concrete informatie. Verdachte had een ordentelijke administratie, waaruit alle transacties tot in detail kunnen worden herleid. De verdachte dient daarom wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken te worden.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het tenlastegelegde feit niet aan de verdachte toegerekend kan worden, omdat het bewijs daarvoor ontbreekt. Immers is verdachte in het dossier feitelijk vereenzelvigd met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Handelingen van de rechtspersoon zijn niet beschreven. Ook om die reden dient vrijspraak te volgen.
Ook is er geen sprake van medeplegen, omdat een concrete beschrijving ontbreekt van gedragingen en feiten en omstandigheden waaruit een intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan de verweten gedraging van voldoende gewicht blijkt. De enkele omstandigheid dat een verboden gedraging van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kan niet met zich meebrengen dat die natuurlijke persoon het strafbare feit tezamen met de rechtspersoon heeft gepleegd. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Uit onderzoek in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] enig aandeelhouder en bestuurder is van [verdachte]
heeft als doel de groot- en detailhandel in agrarische, tuin- en hobbyproducten alsmede import en export, en voorts de verkoop van producten met betrekking tot stadstuinieren en moestuinen, alsmede urban gardeningwinkel.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 2] , die als doel heeft beleggingsinstellingen in vaste activa, holding, management- en beheersactiviteiten. [2] In een schriftelijke verklaring heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigd dat hij enig aandeelhouder is van [medeverdachte 2] , en dat [medeverdachte 2] 100% aandeelhouder is van [verdachte] Volgens [medeverdachte 1] is [verdachte] de exploitant van de winkel aan de [adres] te Heerlen. [3] Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij in loondienst is van [medeverdachte 2] en dat hij als verkoper werkzaam is in de winkel van [verdachte] [4]
Uit het dossier blijkt voorts dat de gemeente Heerlen [verdachte] op 7 oktober 2008 op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunning heeft verleend voor de exploitatie van een growshop in het pand aan de [adres] te Heerlen. Die vergunning is met de invoering van artikel 11a van de Opiumwet op 1 maart 2015 van rechtswege vervallen. Dit is per brief van 26 februari 2015 door de gemeente Heerlen aan [verdachte] en haar medeverdachten medegedeeld. Ook werd in die brief gewaarschuwd voor mogelijk strafrechtelijk optreden tegen growshops die na 1 maart 2015 hun praktijk voortzetten. [5]
Op 24 juli 2015 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het bedrijfspand van [verdachte] aan de [adres] te Heerlen. [6] Het bedrijfspand bestaat uit een winkelruimte, een kantoorruimte en twee loodsen. In deze ruimten zijn diverse goederen in beslag genomen. Deze goederen zijn vermeld op een inventarisatielijst, die in samenhang bezien moet worden met de eveneens aan het dossier toegevoegde ruimlijsten per ruimte. [7]
Blijkens die lijsten troffen de verbalisanten in het bedrijfspand, zowel in het winkelgedeelte als in de loodsen en het kantoorgedeelte, de volgende goederen aan:
- 218 armaturen;
- 202 assimilatielampen;
- 44 LED-lampen;
- 2200 meter elektriciteitssnoeren;
- 50 schakelborden;
- 62 snelheidsregelaars;
- 261 tijdschakelaars;
- 82 transformatoren;
- 2 kratten met koppelstukken;
- 82 koolstoffilters;
- 12 slakkenhuizen;
- 452 ventilatoren;
- 3 opticlimates;
- 3 CO2-boosters/Hotbox;
- 85 kachels;
- 36 temperatuurventilatieregelaars;
- 342 water-, beluchting- en dompelpompen;
- 4098 cans met groeimiddel;
- 636 hygro-ph/ec thermometers;
- 61 stuks knipbenodigdheden (o.a. cannacutters);
- 142 weegschalen;
- 6 sealapparaten;
- 206 verwarmingselementen;
- 76 groeitenten en
- 53 droogrekken.
Uit het feit dat voornoemde goederen zowel in de winkel als in de loodsen zijn aangetroffen, leidt de rechtbank af dat deze goederen voorhanden waren en dat deze onmiskenbaar aangeboden werden voor de verkoop aan derden.
Buiten de goederen genoemd op de inventarisatielijst is nog aangetroffen in het winkelgedeelte een folder over hennepzaden van Dinafemseeds. [8]
Bewijswaardering
Achtergrond
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop.
Het gaat in deze zaak om een verdenking ex artikel 11a van de Opiumwet zoals dit artikel luidt sinds 1 maart 2015. Het artikel beoogt de voorbereiding, ondersteuning en bevordering van de bedrijfs- en beroepsmatige hennepteelt en de grootschalige hennepteelt te bestrijden en stelt voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar. Voor de leesbaarheid van dit vonnis zullen deze twee vormen van teelt hierna gezamenlijk worden aangeduid als de illegale hennepteelt. Concreet (en voor zover hier van belang) gaat het bij de voorbereidingshandelingen om het bereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan [verdachte] en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Het gaat dus enerzijds om de bestemming van die stoffen en voorwerpen voor de illegale hennepteelt en anderzijds daarom dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) dat weet (weten) of ernstige reden heeft (hebben) dat te vermoeden.
De drempel van ‘ernstige reden om de illegale hennepbestemming te vermoeden’ is blijkens de parlementaire geschiedenis hoog. Het gaat om een grove mate van schuld die heel dicht tegen (voorwaardelijk) opzet aan zit. Er moet gedacht worden aan de situatie dat het een weldenkend mens duidelijk was dat hij of zij met zijn handelen het plegen van een Opiumwetdelict zou faciliteren; dat het niet anders kan dan dat de verdachte zich bewust was van de criminele bestemming van de voorwerpen (Kamerstukken I, 2014-2015, no. 32842, nummer 4). Artikel 11a van de Opiumwet beoogt blijkens diezelfde toelichting geen algemeen geldende onderzoeksplicht voor winkeliers en dienstverleners te creëren. Het gaat erom – aldus de Minister in de Eerste Kamer – dat winkeliers en dienstverleners hun ogen niet sluiten als zij spullen verkopen waarvan zij weten dat die kunnen worden gebruikt voor de illegale hennepteelt. Worden zij geconfronteerd met omstandigheden die een ernstige reden opleveren om te vermoeden dat er sprake is van hennepteelt, dan moeten zij daaraan niet meewerken.
Daderschap
Voordat de rechtbank echter toekomt aan de vraag of de voorhanden zijnde of te koop aangeboden goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt, moet zij vaststellen of er sprake was van daderschap bij de verdachte ten aanzien van het voorhanden hebben of te koop aanbieden van die goederen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag positief en overweegt daartoe als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [9] kan een rechtspersoon worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. De vraag of een (verboden) gedraging in redelijkheid kan worden toegerekend is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Ofschoon een algemene regel zich bezwaarlijk laat formuleren is een belangrijk oriëntatiepunt dat de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan is sprake als zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van [verdachte] is gebleken dat in deze rechtspersoon de feitelijke bedrijfsactiviteit geconcentreerd was, namelijk – zo blijkt uit het uittreksel uit het handelsregister – de verkoop van agrarische-, tuin- en hobbyproducten, producten ten behoeve van urban gardening, stadstuinieren en moestuinen. De bij de doorzoeking in de winkel en loodsen aangetroffen goederen vallen onder deze doelomschrijving. Ze passen in de normale bedrijfsvoering van [verdachte] en zijn tevens dienstig geweest in het door [verdachte] uitgeoefende bedrijf. Daarmee kan deze rechtspersoon als pleger van het feit worden aangemerkt.
Opzet of redelijk vermoeden
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank beoordelen of [verdachte] wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de bij haar voorhanden zijnde en door haar te koop aangeboden goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
In het bedrijfspand van [verdachte] zijn op 24 juli 2015 grote hoeveelheden van goederen aangetroffen die plegen te worden aangetroffen in illegale hennepkwekerijen, zoals grote hoeveelheden filters, afzuigsystemen, klimaatregelaars, dompelpompen, voedingsstoffen variërend van 0,1 liter tot 10 liter per verpakking, groeilampen van diverse wattages met toebehoren, cannacutters en onderdelen van cannacutters en droogrekken. Behalve de daadwerkelijke hennepplanten of -zaden, stroom en water verkocht [verdachte] (zo goed als) alles wat nodig is voor de illegale hennepteelt, zo stelt de rechtbank vast op basis van haar ambtshalve bekendheid met illegale hennepkwekerijen. Bovendien is er een folder over verschillende soorten hennepgewassen met bijbehorende prijzen aangetroffen. Uit het dossier valt niet af te leiden dat de overige folders informatie bevatten ten behoeve van de illegale hennepteelt en zullen als zodanig daarom niet voor het bewijs worden gebezigd.
Door de verdediging is bepleit dat heel wel denkbaar is dat de producten die verdachte verkocht/verkoopt, bestemd kunnen zijn voor andere toepassingen dan de illegale hennepteelt. Genoemd is bijvoorbeeld leveringen aan thuistelers (teelt van minder dan vijf planten), die ook niet zonder professionele apparatuur planten met een goede opbrengst kunnen telen. Namens verdachte is ter terechtzitting nog verklaard dat hij na de wetswijziging van 1 maart 2015 allerlei aanverwante artikelen verkocht waarmee je planten kunt kweken, bijvoorbeeld een flesje voeding.
De aard, hoeveelheid en benaming van de aangetroffen goederen, in onderlinge samenhang bezien, maken dit echter volgens de rechtbank een ongeloofwaardige uitleg. Het moge zo zijn dat er bijvoorbeeld een flesje voeding werd verkocht, maar verdachte had ook plantenvoeding in verpakkingen van vijf en tien liter voorhanden. En dat wijst, naast alle andere producten die hierboven op een rijtje zijn gezet, erop dat dit bedrijf gericht was op de verkoop van goederen ten behoeve van de illegale hennepteelt. Overigens blijkt uit de wetsgeschiedenis dat ook de teelt van minder dan vijf planten onder omstandigheden kan worden aangemerkt als beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Dit is het geval wanneer bij die teelt gebruik wordt gemaakt van technische hulpmiddelen en/of hoogwaardige technologie wordt toegepast ter vermeerdering van de opbrengst en de omstandigheden waaronder wordt gekweekt, bijvoorbeeld in loodsen of onder glas, met gebruik van zogeheten daglichtlampen of met behulp van temperatuur- en bevloeiingsregulering. Dergelijke apparatuur (onder meer schakelborden, groeilampen, schakelaars, regelaars, cannacutters, droogrekken, groeitenten, ventilatoren, koolstoffilters en slakkenhuizen) werd ook in het bedrijfspand van verdachte aangetroffen.
Het opzet van [verdachte] leidt de rechtbank af uit het beleid en de feitelijke gang van zaken van deze vennootschap: [verdachte] was vóór 1 maart 2015 een reguliere growshop die goederen verkocht ten behoeve van de illegale hennepteelt en heeft nadien haar handelswijze niet in die zin aangepast dat zij niet valt onder de werking van artikel 11a van de Opiumwet.
Gelet op dit alles, gaat de rechtbank er vanuit dat bekend was bij de verdachte dat de goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
Tussenoordeel
Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat, gelet op de grote hoeveelheid en de combinatie van de aangetroffen stoffen en voorwerpen, alsmede gelet op de aangetroffen folder van Dinafemseeds, verdachte op 24 juli 2015 aan de [adres] te Heerlen stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden of voorhanden heeft gehad, alsmede dat hij gegevens voorhanden had, terwijl hij wist dat deze bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet.
Medeplegen
Dan resteert nog de vraag of de verdachte dit feit alleen heeft gepleegd of met een of meer anderen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie als medeplegers van [verdachte] aanmerkt [medeverdachte 2] en de natuurlijke persoon [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] was als verkoper werkzaam in de winkel van [verdachte] Als zodanig was hij verantwoordelijk voor de verkoop van voornoemde producten en daarmee fysiek pleger van het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet. Daarmee is bewezen dat de verdachte het bewezenverklaarde feit in vereniging heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2]
Ten aanzien van [medeverdachte 2] is gebleken dat deze rechtspersoon als houdstermaatschappij en bestuurder fungeert van [verdachte] [medeverdachte 1] is op zijn beurt enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 2] Van enige voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Evenmin ziet de rechtbank een basis om verboden feitelijke handelingen van [medeverdachte 1] toe te rekenen aan [medeverdachte 2] in de zin dat de natuurlijke persoon het strafbare feit dan samen met de rechtspersoon heeft gepleegd.
De rechtbank oordeelt aldus dat de verdachte zich samen met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet, maar dit feit niet in vereniging met [medeverdachte 2] heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 24 juli 2015 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander stoffen en voorwerpen heeft te koop aangeboden of voorhanden gehad, te weten
Voorzijde (winkel)
- grote hoeveelheden groei- en bloeimiddelen en
- een ph meter en
- een EC meter en
- dompelpompen en
- beluchtingspompen en
Klantentoilet (winkel)
- groeilampen en
Kantoor (onder)
- weegschalen en
- een transformator en
- Eurotel testers en
- ph meters en
- EC meters en
- een schakelblok en
- groeilampen en
- fancontrollers en
- een tijdschakelaar en
- een kachel en
Loods 1
- grote hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en
- voorschakeleenheden en
- droogrekken en
- transformatoren en
- een ventilator en
- een groeitent en
- armaturen en
Loods 1 (2de gang links)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en
- ( snoei)scharen en
- hoeveelheden stekpoeder en
Loods 1 (vliering)
- kanaalventilatoren en
- buisventilatoren en
- ventilatoren en
- klimaatregelaars / klimaatoptimalisatie-apparaten en
- armaturen en
- transformatoren en
- stroomkabels met stekker en
- heaters en
- kanaalverwarmers en
- armaturenkappen en
- een zekeringenkast en
- fancontrollers en
- meterkast zekeringsgroepen en
- een bedieningspaneel
- " high power" noodknoppen en
- tijdschakelaars en
Loods 1 (rechtdoor tegen kantoorruimte)
- een grote hoeveelheid groeitenten en
- groeilampen en
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en
Loods 1 (gele kast)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en
Loods 2
- slakkenhuizen en
- ventilatoren en
- een grote hoeveelheid koppelstukken en
- groeitenten en
- transformatoren en
- dompelpompen en
- groei- en/of bloeimiddelen en
- kabelrollen en
- powerheaters en
- kachels en
- controllers en
Loods 1 (zolder)
- neon lampen en
- thermostaten en
- dompelpompen en
- luchtbevochtigers en
- aquaheaters en
- watermeters en
- tijdschakelaars en
- tijdklokken en
- controllers en
- traforegelaars en
- temperatuurhygrometers
dan wel gegevens voorhanden heeft gehad, te weten
- een folder,
waarvan zij en haar mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid strafbaar gestelde feiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden of voorhanden hebben,
en medeplegen van gegevens voorhanden hebben, waarvan hij weet dat deze
bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde
lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een geldboete
€ 10.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tot vrijspraak geconcludeerd en geen standpunt over de strafmaat ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[verdachte] heeft samen met een ander opzettelijk stoffen, voorwerpen en gegevens, die bestemd zijn voor de grootschalige en/of beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, in haar bedrijfspand in Heerlen voorhanden gehad en te koop aangeboden. Namens de verdachte is betoogd dat het assortiment voor de inwerkingtreding van de wetswijziging op
1 maart 2015 is aangepast en dat de aangetroffen goederen legale producten zijn ten behoeve van, zoals ter terechtzitting genoemd, urban gardening en stadstuinieren en eventueel de thuiskweker van hennep. Gelet op het type en de aantallen goederen en het samenstel daarvan, biedt de verdachte echter in haar winkel juist nog steeds alle benodigdheden aan ten behoeve van de grootschalige en/of beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt.
Met haar stelling miskent de verdachte dan ook dat de wetgever met artikel 11a van de Opiumwet heeft bedoeld het assortiment, zoals zij thans verkoopt, te verbieden.
Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. De verdachte heeft met haar bedrijfsvoering een wezenlijke rol gespeeld in de grootschalige en/of beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt en daarmee ook indirect een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele milieu. Verdachte heeft daarbij kennelijk slechts haar eigen gewin vooropgesteld.
Bovendien was door de gemeente Heerlen reeds enkele malen bekrachtigd dat de vergunning voor de growshop vervallen was vanwege strijd met de wet. Ook kan de rechtbank haar ogen niet sluiten voor het gegeven dat op de dag van de inval bij een andere growshop, grote hoeveelheden goederen weggebracht zijn uit de loods van de verdachte waartoe de winkel blijkens de camerabeelden gedurende reguliere openingstijden plots werd gesloten. Ook de zijn de camera’s gedurende enige uren uitgeschakeld. Het heeft er alle schijn van dat de verdachte heeft geprobeerd om bepaalde goederen aan een controle in haar bedrijf te onttrekken en dat er sprake was van een bewustzijn dat de bedrijfsvoering nog niet aan de nieuwe wetgeving voldeed. De verklaring namens de verdachte dat de bedrijfsvoering was aangepast aan de nieuwe wetgeving, komt daarmee in een ander licht te staan.
De rechtbank is van oordeel dat bij een feit als het onderhavige in beginsel een fikse geldboete passend is, zoals ook door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft echter ook acht geslagen op het feit dat de hoedanigheden van medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte dusdanig met elkaar zijn verweven dat een op te leggen straf feitelijk door [medeverdachte 1] gevoeld zal worden. Ook zal de rechtbank de onder medeverdachte [medeverdachte 1] inbeslaggenomen bedrijfsvoorraad onttrekken aan het verkeer, en dat zal een fikse financiële strop voor [verdachte] zijn. Dit zijn omstandigheden om de door de officier van justitie geëiste geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank weliswaar de ernst van het feit te onderstrepen, maar ook te voorkomen dat de verdachte nogmaals de fout in zal gaan.
De rechtbank veroordeelt de verdachte daarom tot een voorwaardelijke geldboete van
€ 10.000,00 met een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een geldboete van
€ 10.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Zij op of omstreeks 23 juli 2015 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
Voorzijde (winkel)
-Grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-Een ph meter en/of
-Een EC meter en/of
-Één of meer dompelpompen en/of
-Één of meer beluchtingspompen en/of
Klantentoilet (winkel)
-Één of meer groeilampen en/of
Kantoor (onder)
-Één of meer weegschalen en/of
-Één of meer transformatoren en/of
-Één of meer eurotel testers en/of
-Één of meer ph meters en/of
-Één of meer EC meters en/of
-Een schakelblok en/of
-Één of meer groeilampen en/of
-Één of meer fancontrolers en/of
-Een tijdschakelaar en/of
-Een kachel en/of
Loods 1
-een grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer voorschakeleenheden en/of
-een grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer droogrekken en/of
-één of meer transformatoren en/of
-een ventilator en/of
-een grote hoeveelheid groei-en/of bloeimiddelen en/of
-een groeitent en/of
-één of meer armaturen en/of
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 1 (2de gang links)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer (snoei)scharen en/of
-één of meer hoeveelheden stekpoeder en/of
loods 1 (vliering)
-één of meer kanaal ventilatoren en/of
-één of meer buis ventilatoren en/of
-een grote hoeveelheid ventilatoren en/of
-één of meer klimaatregelaars / klimaatoptimalisatie apparaten en/of
-één of meer armaturen en/of
-één of meer transformatoren en/of
-één of meer stroomkabels met stekker en/of
-één of meer heaters en/of
-één of meer kanaal verwarmers en/of
-één of meer armaturenkappen en/of
-een zekeringen kast en/of
-één of meer fan controlers en/of
-één of meer meterkast zekeringgroepen en/of
-een bedieningspaneel en/of
-één of meer "high power" noodknoppen en/of
-één of meer tijdschakelaars en/of
loods 1 (rechtdoor tegen kantoorruimte)
-een grote hoeveelheid groeitenten en/of
-één of meer groeilampen en/of
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 1 (gele kast)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 2
-één of meer slakkenhuizen en/of
-één of meer ventilatoren en/of
-een grote hoeveelheid koppelstukken en/of
-één of meer groeitenten en/of
-één of meer transformatoren en/of
-één of meer dompelpompen en/of
-één of meer groei-en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer kabelrollen en/of
-één of meer powerheaters en/of
-één of meer kachels en/of
-één of meer controlers en/of
Loods 1 (zolder)
-één of meer neon lampen en/of
-één of meer thermostaten en/of
-één of meer dompelpompen en/of
-één of meer luchtbevochtigers en/of
-één of meer aqua heaters en/of
-één of meer watermeters en/of
-één of meer tijdschakelaars en/of
-één of meer tijdklokken en/of
-één of meer controlers en/of
-één of meer trafo regelaars en/of
-één of meer temperatuur hygro meters
dan wel gegevens voorhanden heeft gehad, te weten
- een hoeveelheid folders en/of prijslijsten,
waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, door voornoemde stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens te koop aan te bieden en/of voorhanden te hebben.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, RBT Heerlen, proces-verbaalnummer 2015138935, gesloten d.d. 20 november 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 138.
2.Uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 24 juli 2015, pagina’s 116 tot en met 119.
3.Schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] , pagina’s 16 en 17.
4.Verklaring namens de verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 7 februari 2017.
5.Exploitatievergunning van de gemeente Heerlen, pagina’s 112 en 113, en de kennisgeving vervallen vergunning van de gemeente Heerlen, pagina’s 114 en 115.
6.Proces-verbaal relaas d.d. 20 november 2015, pagina 4.
7.Inventarisatielijst goederen artikel 11a Opiumwet, pagina 82, in samenhang bezien met de ruimlijsten, pagina’s 83 tot en met 97.
8.Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 29 juli 2015, pagina 9, en het geschrift, zijnde een afdruk van een folder van Dinasemfeeds, pagina’s 135 tot en met 131.
9.Zie onder meer HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938 en HR 26 april 2016 ECLI:NL:HR:2016:733.