Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING HET ROBERTSHUIS,
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling op 10 oktober 2017 ter gelegenheid waarvan partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en Stichting Het Robertshuis. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had een verzoek ingediend tot betaling van een vergoeding wegens het niet-nakomen van de aanzegverplichting zoals bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW. De verzoeker stelde dat zijn arbeidsovereenkomst op 4 juli 2017 was geëindigd en dat de verwerende partij, Stichting Het Robertshuis, hem niet tijdig had geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij de verkeerde procespartij heeft opgeroepen. Uit de arbeidsovereenkomst bleek dat de verzoeker een contract had met De Visie B.V. en niet met Stichting Het Robertshuis. Hierdoor kon de kantonrechter niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Ten overvloede heeft de kantonrechter overwogen dat, indien er wel een inhoudelijke beoordeling had plaatsgevonden, het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking zou zijn gekomen. De kantonrechter verwees naar de parlementaire geschiedenis en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat een aanzegging bij indiensttreding kan plaatsvinden en dat dit in het onderhavige geval ook is gebeurd. De verzoeker werd uiteindelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de verwerende partij.