11.1.De rechtbank wijst in dit kader nog op het bezwaarschrift van 7 november 2014, waarin als volgt is opgenomen:
“…[…] Nu het verzoek om openbaarmaking van ingebrekestellingen vanwege een wob-verzoek en daarbij behorende documenten van cliënt duidelijk betrekking heeft op het wob-verzoek zelf, de ingebrekestelling en het dwangsombesluit, had het op de weg van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schinnen gelegen om in ieder geval samen met het besluit in primo aan cliënt de volgende documenten te doen toekomen: (1) de ingebrekestelling van zaterdag 03 mei 2014 van de heer [naam]; (2) de reactie op voornoemde ingebrekestelling of anderszins de beschikking in de zin van artikel 4:18 van de Awb; (3) het verzoek om openbaarmaking van documenten ingevolge de WOB van
04 april 2014; (4) het primair besluit op het verzoek om openbaarmaking van documenten van 04 april 2014.”
Uit hetgeen in het verweerschrift en ter zitting door verweerder naar voren is gebracht leidt de rechtbank af dat verweerder zich feitelijk getest voelt door eiser. De rechtbank acht dit op zichzelf geen indicator van misbruik van procesrecht, maar merkt hierbij wel op dat als eiser specifiek deze documenten had willen ontvangen, hij hier ook expliciet om had kunnen (en wellicht moeten) verzoeken in het Wob-verzoek. Eiser verzoekt immers niet om een aantal documenten onder vraagpunt 11 van het Wob-verzoek, maar in feite om een heel archief, waardoor bij verweerder het gevoel kan ontstaan dat er hoe dan ook een bezwaarschrift zou volgen, ongeacht de wijze van beantwoording van het Wob-verzoek in het primaire besluit.
12. Verder heeft verweerder erop gewezen dat gemachtigde van eiser in plaats van de formele weg van procederen ook de informele weg had kunnen kiezen, maar dat deze weg door de gemachtigde van eiser niet is gekozen. De rechtbank wijst hierbij op het uitgangspunt dat het een ieder vrij staat rechtsmiddelen aan te wenden en procedures te starten en dat dit in de eerste en enige plaats de keuze van eiser en diens gemachtigde is. In het kader van misbruik van recht kan de rechtbank dit standpunt van verweerder echter wel volgen. Gelet op het feit dat verweerder ervoor heeft gekozen in het primaire besluit elk vraagpunt afzonderlijk te beantwoorden en te voorzien van een uitgebreide motivering, kan er immers van uit worden gegaan dat verweerder niet bewust vraagpunt tien bij de beantwoording van de vraagpunten over het hoofd heeft gezien. In het kader van efficiëntie had het dan ook voor de hand gelegen dat gemachtigde van eiser via de informele weg, bijvoorbeeld telefonisch, hierover contact zou opnemen met verweerder. Nu (gemachtigde van) eiser hiervoor niet heeft gekozen, maar is gaan procederen, kan de rechtbank in het kader van misbruik van recht het standpunt van verweerder volgen dat deze handelwijze er alle schijn van heeft dat het eiser niet om het verkrijgen van informatie is te doen, maar dat de verzoeken zijn gedaan met het oogmerk dwangsommen wegens niet-tijdig beslissen en proceskosten te kunnen innen.
13. Voorts valt de rechtbank op dat het Wob-verzoek is gedateerd op
30 september 2014, terwijl het stuk op 15 september 2014 (stempel van ontvangst) bij verweerder is binnengekomen. In het kader van misbruik van recht zou dit ertoe kunnen leiden dat de behandelaar van het verzoek ervan uit gaat dat hij 15 dagen later zou kunnen beslissen op het Wob-verzoek dan wanneer de eigenlijke ontvangstdatum wordt aangehouden. Dit kan op eenvoudige wijze tot termijnoverschrijding leiden, hetgeen, in het kader van een Wob-verzoek, financiële consequenties met zich kan brengen.
14. Nadat verweerder op 7 oktober 2014 heeft beslist, verstuurt eiser op 29 oktober 2014 een email naar verweerder met daarin een klacht vanwege het niet tijdig beslissen op het Wob-verzoek. Verweerder heeft hier vervolgens op 29 oktober 2014 gereageerd door aan te geven dat reeds op 7 oktober 2014 is beslist. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser aangegeven dat zich deze email en het besluit moeten hebben gekruist. De rechtbank leidt hieruit geen misbruik van recht af, maar acht het wel opmerkelijk dat het besluit per post blijkbaar tenminste 22 dagen onderweg zou zijn geweest naar Aruba. Daarnaast had gemachtigde van eiser er ook voor kunnen kiezen telefonisch contact op te nemen met verweerder of een informele mail te versturen naar verweerder, zonder hier direct een juridische lading (niet tijdig beslissen) aan te geven, waaraan ook weer financiële gevolgen verbonden kunnen worden.
15. De rechtbank merkt op dat de optelsom van factoren bepalend is voor de vraag of al dan niet sprake is van misbruik van procesrecht. Hoewel elke beroepsprocedure daarbij op de eigen merites te worden beoordeeld, wordt het feit dat ten aanzien van meerdere door gemachtigde van eiser gevoerde beroepsprocedures in het kader van de Wob (bij uitspraken van heden) is geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht, door de rechtbank wel meegewogen bij de vraag of sprake is van misbruik van recht in de onderhavige procedure. Dat bepaalde indicatoren in een specifieke zaak aan de orde waren en dat deze indicatoren bij deze zaak wellicht geen rol spelen, maar ook dat bepaalde indicatoren in deze zaak een rol spelen die in zaken van de andere uitspraken van heden wellicht geen rol hebben gespeeld, wil derhalve niet zeggen dat deze uitspraken geenszins bij de onderhavige zaak kunnen worden betrokken.
16. Gelet op het vorenstaande en alle misbruikindicatoren op zichzelf en in samenhang gewogen, is de rechtbank van oordeel dat gemachtigde van eiser de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen, heeft gebruikt met kennelijk geen ander doel dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren. Hij heeft die bevoegdheid derhalve gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven zodanig, dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Gemachtigde van eiser heeft misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen, nu dat beroep niet los kan worden gezien van het doel waarmee gemachtigde van eiser de Wob heeft gebruikt. De handelwijze van gemachtigde van eiser moet aan eiser worden toegerekend, aangezien gemachtigde van eiser de betrokken handelingen namens eiser heeft verricht en eiser hem daartoe heeft gemachtigd.
17. Het beroep is niet-ontvankelijk te achten.