ECLI:NL:RBLIM:2016:8087

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
19 september 2016
Zaaknummer
03/659481-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van de productie van amfetamine en hennepteelt met illegale stroomafname

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 16 september 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen ter voorbereiding van het maken van amfetamine. De verdachte heeft een woning ter beschikking gesteld voor de productie van amfetamine en had een hennepplantage in het pand. Daarnaast heeft hij op illegale wijze elektriciteit afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2016, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de productie van synthetische drugs, waaronder amfetamine, en de aanwezigheid van een hennepplantage. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de productie van drugs en dat hij verantwoordelijk was voor de illegale stroomafname. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar de bewezenverklaring van de overige feiten leidde tot de opgelegde straf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659481-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met anderen handelingen heeft verricht ter voorbereiding en bevordering van het maken van amfetamine door daarvoor bestemde goederen voorhanden te hebben en een woning daartoe ter beschikking te stellen.
Feit 2:samen met anderen opzettelijk een hennepplantage aanwezig heeft gehad, dan wel daartoe opzettelijk een woning ter beschikking heeft gesteld.
Feit 3:samen met anderen voorwerpen voorhanden heeft gehad, die bestemd waren tot het plegen van feiten in strijd met de Opiumwet.
Feit 4:samen met anderen elektriciteit heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een volle zak, inhoudsmaat 25 kg, met opschrift Caustic Soda voorhanden heeft gehad en zijn woning ter beschikking heeft gesteld ter voorbereiding op het maken van amfetamine. Op 13 augustus 2015 vindt er een dumping plaats van drugsafval vanuit een aanhangwagen. Gezien wordt dat de aanhangwagen wordt getrokken door een auto (BMW X3), soortgelijk aan de auto van verdachte. Verder is verdachte in het bezit van een soortgelijke aanhangwagen als gezien bij de dumping. De officier van justitie is ervan overtuigd dat het afval vanuit de locatie [adres 2] te [plaats] is vervoerd, al ontbreekt het bewijs dat verdachte de bestuurder van de auto was. Blijkens de getuigenverklaringen zijn er op 12 augustus 2015 op voormeld adres veel activiteiten waargenomen. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd waarom hij dit pand heeft gehuurd. Voor het overige dient verdachte ten aanzien van feit 1 partieel te worden vrijgesproken.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 2 primair op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte 308 hennepplanten aanwezig heeft gehad in het pand aan de [adres 2] . Er zijn zoekopdrachten gevonden in de computer van verdachte gerelateerd aan hennepteelt en er zijn bij hem boeken aangetroffen over dit onderwerp. Tevens is er groeimiddel voor hennepteelt aangetroffen in de auto van verdachte. De verklaring van de verdachte dat het aangetroffene te maken heeft met zijn eerdere betrokkenheid bij hennepteelt en dat hij deze spullen naar de afvalstraat wilde brengen, acht de officier van justitie niet aannemelijk nu die eerdere teelt vier jaar geleden was. Verdachte heeft ook geen verklaring afgelegd over het feit zelf, die een ander licht op de zaak zou kunnen werpen, hij zwijgt. Het voorgaande maakt dat ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte als huurder van de woning verweten kan worden dat er stroom is gestolen. Verdachte zwijgt over dit feit. Niet kan worden vastgesteld of een ander dan verdachte verantwoordelijk is voor de diefstal van stroom.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Er kan niet worden vastgesteld of verdachte (opzettelijk) betrokken is geweest bij een van de feiten in welke vorm dan ook. Zijn beroep op het zwijgrecht mag niet worden gebruikt als stoplap voor gaten in de bewijsvoering.
Ten aanzien van feit 1 verwijst de raadsman naar het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:743). Onder artikel 10a van de Opiumwet vallen geen handelingen te rubriceren die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict. In het onderhavige geval is er kennelijk wel sprake van een voltooid delict. Ten aanzien van feit 2 verwijst de raadsman naar twee arresten van de Hoge Raad van 3 november 2009 ((ECLI:NL:HR:2009:BJ6931) en 28 juni 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ1961). Betrokkenheid van verdachte bij de hennepteelt kan aan de hand van dit dossier niet worden vastgesteld. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte een plausibele alternatieve verklaring afgelegd. De aangetroffen spullen maken deel uit van feiten uit 2013 waarvoor hij reeds op 11 april 2016 is veroordeeld door de politierechter te ’s-Hertogenbosch. Niet valt in te zien waarom aan deze verklaring geen geloof kan worden gehecht. Ten aanzien van feit 4 kan niet worden vastgesteld of verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van stroom. Bovendien is niet uit de aangifte van Enexis te herleiden wat voor een illegale aansluiting is aangetroffen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 3, vrijspraak
Verdachte heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen voorwerpen afkomstig zijn van Maarheeze waar hij eerder hennepplantages heeft gehad en waarvoor hij reeds door de politierechter te ’s-Hertogenbosch is veroordeeld. De verdachte heeft verder verklaard dat de aangetroffen spullen voor die plantages bestemd waren en dat hij ze nu voorhanden had om ze weg te brengen naar de afvalstraat. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de aangetroffen voorwerpen afkomstig waren uit Maarheeze en dat die voorwerpen bestemd zijn geweest voor de hennepteelt aldaar. Daar twijfel blijft bestaan of de bij verdachte aangetroffen spullen nu wel of niet bestemd waren voor het plegen van nieuwe in artikel 11, derde en/of vijfde lid Opiumwet strafbaar gestelde feiten, zal verdachte worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 ten laste gelegde.
Inleiding
Op 13 augustus 2015 kwam verbalisant [verbalisant 1] aan op de [adres 3] te [plaats] . Aldaar zou vermoedelijk drugsafval zijn gedumpt uit een rijdend motorvoertuig. Verbalisant [verbalisant 1] trof ter hoogte van een supermarkt [naam supermarkt] (onder meer) een tweetal jerrycans aan. Hij rook een penetrante geur, vermoedelijk afkomstig van de jerrycans. De eigenaar van de supermarkt [naam supermarkt] aan de [adres 3] heeft camerabeelden aan de verbalisant getoond. Verbalisant zag op de camerabeelden dat op 13 augustus 2015 een grijze BMW vermoedelijk type X3, vanuit Meijel richting Nederweert reed. Achter de auto was gekoppeld een aanhangwagen(bak) met een wit zeil. Verbalisant zag dat op een gegeven moment voornoemde goederen uit de aanhangwagen vielen toen deze over een drempel reed.
Blijkens een MMA melding naar aanleiding van het zien van de beelden op de site www.nederweert24.nl zou het getoonde voertuig in het weekend van 7 augustus 2015 tot en met 9 augustus 2015 gesignaleerd zijn af en aan rijdend van [adres 2] in [plaats] , voorzien van een aanhanger.
Ten aanzien van het bewijs
Op 17 augustus 2015 heeft verbalisant [verbalisant 2] een onderzoek ingesteld op het adres [adres 2] te [plaats] . Hij zag dat genoemde woning te koop stond. Hij zag dat achter genoemde woning een kleine schuur stond waarvan de deur openstond. Verbalisant is naar genoemde schuur gelopen en hij rook bij de openstaande deur een hem bekende penetrante geur die hij herkende als de geur die karakteristiek is voor de geur die vrijkomt bij de productie van synthetische drugs. In de schuur stond een blauw klemdekselvat van 60 liter, zonder deksel, waarin een kleine hoeveelheid vloeistof lag, die hij herkende als een vloeistof die hij eerder had aangetroffen op productieplaatsen van synthetische drugs.
Verbalisant heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de eigenaar van de woning, zijnde [naam eigenaar woning] , die korte tijd later ter plaatse kwam en hem aangaf dat de woning verhuurd werd. [2] De woning aan de [adres 2] was na het overlijden van haar vader te koop gezet. Daar er geen kopers waren, is de woning verhuurd aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum] . De huurder is vanaf 1 mei 2014 deze woning gaan huren. Hij had als enige de sleutel. [3] De makelaar die de bezichtigingen verzorgde, bevestigde na het zien van een foto van verdachte dat verdachte de persoon was die bij alle bezichtigingen de deur van het pand aan de [adres 2] te [plaats] opende. De laatste bezichtiging van het pand was op 9 juni 2015. Bij de bezichtigingen was hem niets vreemds opgevallen. [4]
Tijdens de daaropvolgende doorzoeking in de woning aan de [adres 2] te [plaats] werd verder een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 308 hennepplanten. [5] De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van Enexis. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [6]
Op 19 augustus 2015 heeft L(andelijke)F(Faciliteit)O(Ontmantelen)-expert Voogt een onderzoek verricht aan een partij verpakkingen gevuld met onbekende chemicaliën, op 17 augustus 2015 aangetroffen in het pand aan de [adres 2] te [plaats] . De partij met chemicaliën werd bemonsterd en door het NFI onderzocht. Het NFI heeft geconcludeerd dat in het onderzoeksmateriaal amfetamine BMK en N-formylamfetamine werd aangetoond. Het onderzoeksmateriaal is gerelateerd aan de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode. De interpretatie van Voogt is dat de onderzochte goederen waren gebruikt en vervuild met resten materiaal welke roken naar de geur van amfetamineachtige stoffen. Gezien de analyseresultaten zijn deze goederen gebruikt voor de vervaardiging of bewerking van synthetische drugs, met name de vervaardiging van amfetamine. [7]
De getuige op nummer (wiens naam onbekend is gebleven) heeft op 19 augustus 2015 verklaard dat er de afgelopen zes maanden veel auto’s af en aan reden op de [adres 2] . Met regelmaat zag hij ook een auto met aanhangwagen. De afgelopen vier of vijf maanden heeft de getuige gezien dat bijna dagelijks een rode auto de oprit opreed. Hij heeft verder verklaard dat in het weekend van 8 en 9 augustus 2015 de gehele dag een bakwagen van het verhuurbedrijf Bo-rent af en aan reed bij de woning [adres 2] te [plaats] . [8]
De getuige [getuige 1] heeft op 19 augustus 2015 verklaard dat aan het begin van de vorige week een rood vrachtwagentje op de oprit stond van het adres [adres 2] te [plaats] . Hij zag dat er personen jerrycans in het laden waren. [9]
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht [10] als hem wordt gevraagd waarom hij de woning heeft gehuurd en als hij wordt geconfronteerd met de bevindingen van de politie dat er in de woning een laboratorium voor synthetische drugs is geweest, dat er een hennepkwekerij in de woning is aangetroffen en dat er vanuit de woning diefstal van stroom is geweest ten behoeve van de hennepkwekerij.
Feiten 1, 2, 3 en 4
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat verdachte (partieel) dient te worden vrijgesproken van het opzettelijk voorhanden hebben van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen ter voorbereiding of ter bevordering van het productieproces van amfetamine.
De voorwerpen en (vloei)stoffen als genoemd in de tenlastelegging en aangetroffen in de woning zijn onmiskenbaar gebruikt bij en/of overgebleven van de productie van synthetische drugs in de woning die verdachte huurde. Het zijn afvalproducten van het productieproces. Dat maakt ook dat die voorwerpen en (vloei)stoffen als aangetroffen, moeten worden aangemerkt als afvalstoffen. Op de betreffende locatie dan wel elders dienen zij, althans dat is niet gebleken noch aannemelijk geworden, geen enkel doel meer. De aangetroffen voorwerpen en (vloei)stoffen in de woning kunnen derhalve niet worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen. Dat de voorwerpen en (vloei)stoffen eerder, -al dan niet in andere toestand verkerend - in de tenlastegelegde periode, in de woning zullen zijn gebracht ter voorbereiding van de productie van synthetische drugs, maakt dat niet anders: aangetroffen zijn afvalproducten. In zoverre slaagt ook het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden bewezen dat verdachte zijn woning aan de [adres 2] ter beschikking heeft gesteld om zich en/of een ander de gelegenheid te verschaffen tot het plegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (kort gezegd: het bereiden, aanwezig hebben etc. van harddrugs). Verdachte heeft de woning aan de [adres 2] gehuurd. Verdachte heeft de woning niet bewoond. Hij had als enige de sleutel van het pand. Verdachte had derhalve de beschikkingsmacht over het pand. Verdachte zwijgt wanneer hem wordt gevraagd waarom hij de woning heeft gehuurd en over de vaststelling door de politie dat er een laboratorium voor synthetische drugs is geweest in de woning, terwijl in de woning voorwerpen en (vloei)stoffen zijn aangetroffen die gebruikt zijn voor de productie van amfetamine. Dit alles schreeuwt om een verklaring van verdachte. Nu verdachte niets hierover wil verklaren, moet het er voor worden gehouden dat hij dit doet om de waarheid te bemantelen. Als verdachte al niet zelf in de woning synthetische drugs heeft geproduceerd, heeft hij zijn woning daartoe beschikbaar gesteld voor anderen. Bewezen kan derhalve worden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van synthetische drugs, door zichzelf en/of anderen voor dat doel zijn woning ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte een hennepplantage voorhanden heeft gehad in de hem gehuurde woning en zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom. Er is immers een hennepplantage aangetroffen in die woning en er is vastgesteld dat er op illegale wijze elektriciteit is weggenomen door een illegale aftakking.
Dat betekent dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 bewezen kunnen worden, als hierna onder 3.4 nader bepaald.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 01 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
zich of (een) ander(en) gelegenheid tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen, immers heeft hij, verdachte, toen en daar (in die periode) opzettelijk
- het pand en/of perceel gelegen aan [adres 2] te [plaats] daartoe ter beschikking gesteld;
2.
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) 308 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan Enexis B.V.,
waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
Feit 2 primair:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen (gelijk aan het voorarrest) in combinatie met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelingen ter voorbereiding van het maken van amfetamine. Verdachte heeft daartoe een woning die hij huurde ter beschikking gesteld voor zichzelf en/of een of meer anderen. Verder heeft verdachte in het pand een hennepplantage aanwezig gehad en op illegale wijze stroom afgenomen. Dit zijn ernstige feiten, in bijzonder waar het de voorbereidingshandelingen voor de bereiding van harddrugs betreft.
Naar algemeen bekend is, vormen harddrugs een bedreiging voor de volksgezondheid. Verder wordt door de handel in deze drugs bevorderd dat de gebruikers daarvan vermogensdelicten plegen om hun gebruik te kunnen financieren. Tenslotte worden met de handel in harddrugs grote criminele winsten gemaakt. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 10a Opiumwet komt naar voren dat de wetgever - kort gezegd - de handel in harddrugs een onaanvaardbaar risico acht en dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van deze drugs strafbaar zijn gesteld om te voorkomen dat degenen die zich met de handel daarin inlaten straffeloos zouden blijven. Dat de wetgever dergelijke voorbereidingshandelingen ernstige misdrijven acht komt tot uiting in de daarop in artikel 10a Opiumwet gestelde gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Ook voor de productie van softdrugs geldt dat softdrugs de gezondheid van gebruikers schaden en dat de productie nogal eens gepaard gaat met overlast en (ander) crimineel gedrag, zoals het stelen van elektriciteit.
De rechtbank heeft verder gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 juli 2016. Blijkens dit uittreksel is verdachte op 11 april 2016 veroordeeld door de politierechter te ’s-Hertogenbosch voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat de eerdere contacten met politie en justitie ter zake van die feiten hem er niet van hebben weerhouden door te gaan met het plegen van soortgelijke feiten. De rechtbank acht verdachte hardleers en het getuigt tevens van een gebrek aan normbesef. Dat laatste blijkt ook uit het onderzoek ter terechtzitting aangezien verdachte geen enkele vorm van begrip of empathie heeft getoond voor de grote schade die is aangericht in de woning die hij had gehuurd en de gevolgen daarvan voor de verhuurster. Blijkens het reclasseringsrapport van 4 februari 2016 wordt het recidiverisico als hoog gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft grote financiële problemen en zonder hulp zou verdachte wederom in de verleiding kunnen komen om opnieuw een hennepkwekerij op te zetten of, zo overweegt de rechtbank, zich in te laten met de productie van harddrugs. De reclassering geeft in overweging dat een onvoorwaardelijk strafdeel een geschikte mogelijkheid biedt om er voor te zorgen dat verdachte vanuit detentie zijn leven meer op orde kan brengen. Buiten detentie lijkt verdachte niet uit de problemen te geraken. De problemen zijn te groot.
De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor de gepleegde strafbare feiten. Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De afwijking van de strafeis van de officier van justitie heeft er mee te maken dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en tevens acht de rechtbank het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf met een lange proeftijd, van belang als stok achter deur om verdachte ervan te weerhouden wederom de fout in te gaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 10a en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de straf het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
16 september 2016.
Buiten staat
Mr. T.A.J.M. Provaas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een rvs pollepel (gebruikt-vervuild), en/of
- een witte maatschep (gebruikt-vervuild), en/of
- een klemdekselvat (inhoudsmaat 60L, gevuld met een kleine
hoeveelheid vloeistof bevattende N-formylamfetamine en een lage concentratie
amfetamine), en/of
- een maatbeker (inhoudsmaat 5L, vervuild-gebruikt), en/of
- een zwarte emmer (inhoudsmaat 15L, gevuld met restant olieachtige
vloeistof), en/of
- een witte emmer (inhoudsmaat 10 L, o.a. voorzien van opschrift: "CASTORAMA",
inhoudende een gebruikte en vervuilde rode trechter en gevuld met
een kleine hoeveelheid vloeistof bevattende een lage concentratie amfetamine),
en/of
- een witte emmer (inhoudsmaat 10 L, o.a. voorzien van opschrift: "CASTORAMA",
voor 1/3 gevuld met een donkerbruine olieachtige vloeistof bevattende BMK met
daarin een gele doek, en/of
- een jerrycan (inhoudsmaat 25L, inhoudende een restant rokende vloeistof pH>7
/ zoutzuur), en/of
- 6 lege zakken en 1 volle zak inhoudsmaat 25kg met opschrift Caustic Soda,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
en/of
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft trachten te verschaffen immers heeft hij, verdachte, toen en daar (in die periode) opzettelijk
-het pand en/of perceel gelegen aan [adres 2] te [plaats] daartoe ter beschikking gesteld;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) 308 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan Schepengraaf (nr. 29)
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 308 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks voornoemde periode opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2015 in de gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten:
- 4 flessen groeimiddel en/of 1 cannister groeimiddel en/of 2 zakjes
groeimiddel, althans een hoeveelheid groeimiddel, en/of
- 1 tijdschrift met opschrift "Bio Green", en/of
- 1 metalen klemring ton, en/of
- een hoeveelheid slangen en/of stangklemmen en/of bloempotten en/of Gardena
spuitstukken, en/of
- 1 kogelkraan, en/of
- 1 zwarte afsluitdeksel;
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid strafbaar gestelde feiten;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2015 te [plaats] , gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2015154654-44, gesloten van 3 februari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 434.
2.Proces-verbaal van aanvraag doorzoeking [adres 2] te [plaats] , doorgenummerde dossierpagina’s 108-109.
3.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam eigenaar woning] , doorgenummerde dossierpagina’s 241-242 en 248-249.
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina 256.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij aan de [adres 2] in [plaats] , doorgenummerde dossierpagina’s 63-65.
6.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij aan de [adres 2] in [plaats] , doorgenummerde dossierpagina 64 en het geschrift, zijnde het aangifteformulier van Enexis BV, doorgenummerde dossierpagina’s 72, 73 en 81 (foto).
7.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO, doorgenummerde dossierpagina’s 223-226.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige op nummer i.p.v. naam, doorgenummerde dossierpagina’s 236-237.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 238-239.
10.Processen-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 397 t/m 414.