ECLI:NL:HR:2011:BQ1961

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02884
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs opzet bij medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft tot het plegen van deze misdrijven, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad stelde vast dat de feiten en omstandigheden die door het Hof waren genoemd, niet voldoende grond boden voor de conclusie dat de verdachte opzet had op de misdrijven. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

De zaak betreft een periode van hennepteelt in Oud-Beijerland, waar de verdachte een pand ter beschikking had gesteld aan onbekende personen. De verdachte had verklaard dat hij de ruimten verhuurde aan een onbekende huurder die hem een aanzienlijk bedrag bood, maar dat hij geen controle had uitgeoefend op het gebruik van het pand. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet zonder meer kon worden aangemerkt als medeplichtig, omdat het opzet niet voldoende was aangetoond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral als het gaat om opzet en medeplichtigheid.

Uitspraak

28 juni 2011
Strafkamer
nr. 09/02884
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juli 2009, nummer 22/006320-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet op medeplichtigheid aan het kweken van hennep en de diefstal van elektriciteit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 te Oud-Beijerland opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [a-straat] ongeveer 532 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 te Oud-Beijerland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) voornoemd (bedrijfs)pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 te Oud-Beijerland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Eneco Netbeheer, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) een (bedrijfs)pand gelegen aan de [a-straat] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen."
2.2.2. Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter wat betreft de bewijsvoering bevestigd. In dat vonnis zijn de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 31 december 2007 werd door de surveillancedienst een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op het adres [a-straat 1] te Oud-Beijerland, welk pand zou worden gehuurd door [verdachte]. In de kweekruimten stonden in totaal 532 hennepplanten. Zowel op de bovenetage als op de benedenetage werden 266 planten geteld."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De aangeboden planten uit twee papieren zakken met opschrift 'ruimte 1' en 'ruimte 2' zijn middels de Narcotest getest en daaruit is gekomen dat de planten positief reageerden op de aanwezigheid van hennep."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben in dienst van Eneco Energie Services BV en ik doe aangifte van diefstal van elektriciteit op het adres [a-straat 1] te Oud-Beijerland. De diefstal is gepleegd in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 1 januari 2008. Bij controle van de netcomponenten in het pand en de elektrische installatie in de meterkast van het pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Ik zag dat de hoofdzekeringen verzwaard waren, zodat er een grotere hoeveelheid elektriciteit kon worden afgenomen. Er was ook een elektriciteitskabel bijgeplaatst, welke kabel zat aangesloten voor de meter, zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de meter werd geregistreerd."
d. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Op een gegeven moment zocht een jongen van Marokkaanse/Turkse komaf contact met mij over de ruimten waarin de kwekerij is aangetroffen. Ik weet niet hoe die jongen wist dat er daar ruimten waren. Die jongen wilde de ruimten huren. Die jongen bood mij 3000 euro per maand wanneer hij daar vervalste merkartikelen kon opslaan. Ik ben daar toen op ingegaan in verband met mijn financiële situatie. Ik weet niet hoe die man heette, hij heeft zich nooit voorgesteld. Hij wilde geen huurcontract en legde elke maand op de dezelfde plaats in de winkel een envelop met geld. Contact met hem was alleen mogelijk via een briefje onder de deur. Ik heb de man nooit meer gezien, maar wel ene [betrokkene 2] die kartonnen dozen kwam brengen waar ik de inhoud niet van kon zien. Ik sprak met hem alleen oppervlakkig. Ik ben nooit in de ruimten gaan kijken. Ik had daarvan ook geen sleutel meer want die was bij de huurder."
2.2.3. Het bevestigde vonnis van de Politierechter bevat voorts de volgende bewijsoverweging:
"De politierechter is van oordeel dat verdachte - uitgaande van zijn eigen verklaring - door de ruimten in zijn pand voor een groot geldbedrag te verhuren aan een hem onbekende persoon die hem slechts heeft meegedeeld dat hij de ruimten wilde gebruiken voor de opslag van vervalste merkartikelen en met wie hij niet anders kon communiceren dan door briefjes, terwijl verdachte voorts op geen enkele wijze controle heeft uitgeoefend op het daadwerkelijke gebruik van de ruimten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door het beschikbaar stellen van de ruimten medeplichtig zou worden aan het drijven van een hennepkwekerij en de bijbehorende diefstal van elektriciteit."
2.3. Het Hof heeft telkens bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf. Daartoe is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet telkens was gericht op het verschaffen van gelegenheid als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 2º, Sr, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf.
2.4. Dat de verdachte, zoals onder 1 en 2 is bewezenverklaard, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot de in die bewezenverklaringen genoemde misdrijven kan niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Anders dan het Hof heeft geoordeeld vormen de in de nadere bewijsoverweging genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende grond voor het aannnemen van dat opzet. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 juni 2011.