ECLI:NL:HR:2011:BQ1961
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijs opzet bij medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft tot het plegen van deze misdrijven, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad stelde vast dat de feiten en omstandigheden die door het Hof waren genoemd, niet voldoende grond boden voor de conclusie dat de verdachte opzet had op de misdrijven. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De zaak betreft een periode van hennepteelt in Oud-Beijerland, waar de verdachte een pand ter beschikking had gesteld aan onbekende personen. De verdachte had verklaard dat hij de ruimten verhuurde aan een onbekende huurder die hem een aanzienlijk bedrag bood, maar dat hij geen controle had uitgeoefend op het gebruik van het pand. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet zonder meer kon worden aangemerkt als medeplichtig, omdat het opzet niet voldoende was aangetoond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral als het gaat om opzet en medeplichtigheid.