3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt voorop dat is komen vast te staan dat verdachte vanaf omstreeks april 2000 een relatie met [slachtoffer 2] had. [slachtoffer 2] had twee zusjes: [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 3] is geboren op [geboortedag 1] 1986.[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedag 2] 1988.Verdachte had ten tijde van het ontstaan van deze relatie de leeftijd van 27 jaar, [slachtoffer 2] was op dat moment 17 jaar oud. Eind 2000 zijn verdachte en [slachtoffer 2] gaan samenwonen, waarna op [geboortedag 3] 2001 hun oudste zoon [naam zoon 1] werd geboren. Op [geboortedag 4] 2004 werd hun jongste zoon, [naam zoon 2] , geboren.De relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] is op 10 juli 2009 geëindigd. Diezelfde dag heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door verdachte.
De raadsman kwalificeert de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar, waardoor deze op voorhand al van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dat verweer, want de verklaringen van deze getuigen worden deels bevestigd door objectieve gegevens in de vorm van beeldmateriaal dat bij verdachte is aangetroffen. Voor de verklaring van [slachtoffer 2] geldt bovendien dat zij nog voordat het beeldmateriaal was aangetroffen zichzelf heeft belast als pleger van een ernstig misdrijf, namelijk het seksueel misbruik van de kinderen. Dat zij en haar zussen enkel verklaringen hebben afgelegd om verdachte een loer te draaien, is daarom niet aannemelijk.
De rechtbank zal de aan verdachte ten laste gelegde feiten zo veel mogelijk in chronologische volgorde behandelen.
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 03/702610-14:
zware mishandeling ex- partner in de periode 2000-2009
[slachtoffer 2] heeft tijdens haar aangifte d.d. 10 juli 2009 verklaard dat verdachte haar de afgelopen zeven jaar heeft mishandeld. De intensiteit van deze mishandelingen door verdachte werd steeds heviger. Volgens [slachtoffer 2] heeft verdachte haar met gebalde vuisten op haar hoofd en in haar gezicht geslagen en heeft hij haar over haar hele lichaam getrapt.
[slachtoffer 2] heeft op 5 januari 2010 bij de politie een aanvullende verklaring naar aanleiding van haar aangifte afgelegd, inhoudende dat zij tijdens haar relatie met verdachte meermalen door verdachte in de badkamer werd opgesloten. Verdachte heeft haar meermalen geslagen en geschopt. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd haar te wurgen, door haar in haar nek en keel te knijpen. Door de mishandelingen heeft [slachtoffer 2] twee miskramen gehad, nu verdachte haar tijdens deze twee zwangerschappen hard in haar buik heeft geslagen en geschopt. Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar kiezen kapot heeft geslagen, met als gevolg dat zij een kunstgebit heeft moeten nemen. Daarnaast is ten gevolge van de mishandelingen een bult in haar nek ontstaan, die niet meer weggaat.
[slachtoffer 2] is na haar aangifte en de aanvullende verklaring op meerdere momenten door de politie gehoord. Zo heeft [slachtoffer 2] op 28 juli 2014 bij de politie verklaard dat verdachte één maand na het begin van hun relatie voor de eerste keer gewelddadig werd. Hij heeft [slachtoffer 2] toen bij haar nek en hals gegrepen en vier vingers tegen de rechterkant van haar hals gedrukt. Verdachte zou een tweede keer jegens [slachtoffer 2] geweld hebben toegepast toen ze zes maanden zwanger was van hun oudste zoon. Verdachte duwde haar tijdens een ruzie hard en opzettelijk omver, waardoor [slachtoffer 2] achterover viel, met haar rug op de rand van het bed. [slachtoffer 2] heeft op 2 september 2015 een zelfde verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd.
[slachtoffer 3] , de zus van [slachtoffer 2] , heeft op 7 mei 2014 bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] sloeg, hij aan haar haren trok, haar klappen gaf en in een hoek trapte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens de relatie met [slachtoffer 2] verbaal en fysiek agressief naar haar was. Verdachte heeft verklaard dat hij haar meermalen een corrigerende tik heeft gegeven en dat de mate en intensiteit van het geweld dat hij op [slachtoffer 2] toepaste steeds heviger werd, naarmate de relatie voortduurde. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het voorkomt dat hij tijdens huiselijk geweld zijn slachtoffer bij de keel vastpakt. Verdachte heeft verklaard deze geweldshandeling tijdens een mishandeling toe te passen wanneer hij extreem radeloos is. Ook heeft hij [slachtoffer 2] geduwd terwijl zij zwanger was van hun oudste zoon, met als gevolg dat [slachtoffer 2] met haar rug op de rand van het bed viel. Tijdens het verhoor door de politie zei verdachte dat hij [slachtoffer 2] vrij vaak heeft geslagen en ook wel eens geduwd en onder haar kont geschopt heeft. Mogelijk heeft hij haar ook wel eens met een vuist op een arm of schouder geslagen. Verdachte heeft ontkend haar zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht of een poging daartoe te hebben gedaan. Verdachte heeft eveneens ontkend [slachtoffer 2] op een zodanige manier te hebben mishandeld dat zij twee keer een miskraam heeft gekregen of dat hij breuken in haar kiezen heeft geslagen.
Gelet op de aangifte, de verklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster meermalen heeft geslagen, heeft geschopt en heeft geduwd in de periode dat zij een relatie hadden. Echter onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 2] tegen haar buik heeft geslagen of gestompt of haar zo heeft geschopt dat hij haar zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht bestaande uit miskramen en gebroken kiezen. Enkel aangeefster heeft hierover verklaard. Er bevinden zich in het dossier geen medische of andere stukken, waaruit zou kunnen blijken dat verdachte zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht, met als gevolg dat zij meerdere miskramen heeft gehad of een blijvende gebitsbeschadiging heeft opgelopen, terwijl uit het dossier wel naar voren komt dat [slachtoffer 2] in verband met bloedverlies tijdens een zwangerschap zich bij een ziekenhuis vervoegd heeft. Aldaar zou geconstateerd zijn dat ‘het’ niet goed was. Zonder nadere medische stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat het ‘niet goed zijn’ een gevolg is van handelen van verdachte en dat het bijvoorbeeld geen natuurlijke oorzaak heeft. [slachtoffer 2] zou zich voor haar gebit tot een tandarts hebben gewend, maar enige onderbouwing dat de problemen met haar kiezen het gevolg zouden zijn van handelen van verdachte ontbreekt in het dossier. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het slaan, schoppen en duwen van [slachtoffer 2] op een zodanige wijze is gebeurd dat het tot enig zwaar lichamelijk letsel heeft geleid. Verdachte ontkent verder het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad te hebben. De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat door het handelen van verdachte de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk te noemen valt. De rechtbank slaat daarbij acht op het gegeven dat niet is gebleken dat die aanmerkelijke kans zich ook maar één keer heeft verwezenlijkt gedurende de door [slachtoffer 2] gestelde jarenlange misdragingen van verdachte. Daarom kan ook niet worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Met de officieren van justitie en de verdediging, is de rechtbank dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht of daartoe een poging heeft gedaan, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/702610-14 (verkrachting ex-partner)
[slachtoffer 2] heeft op 5 januari 2010 verklaard dat zij vaak tegen haar zin seks met verdachte heeft gehad. Als zij geen seks met verdachte wilde, duwde hij haar hoofd in zijn kruis of sloeg hij haar met gebalde vuist in haar gezicht. Daarnaast schopte verdachte haar als zij weigerde seks met hem te hebben, of sloot hij haar op in de badkamer.
Op 28 juli 2014 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van verkrachting door verdachte, meermalen gepleegd in de periode van 1 januari 2000 tot 1 april 2014.
[slachtoffer 2] heeft op 5 augustus 2014 een aanvullende verklaring naar aanleiding van de aangifte afgelegd, inhoudende dat het seksuele geweld jegens haar na de geboorte van hun oudste zoon zijn aanvang heeft genomen. Volgens [slachtoffer 2] had verdachte op 27 april 2001 een prostituee ingehuurd en heeft hij haar toen gedwongen om seksuele handelingen bij hem en deze prostituee te verrichten. [slachtoffer 2] wilde dit niet, maar uit angst speelde zij mee. Verdachte heeft haar iedere keer tot seks gedwongen, onder meer door haar op bed te gooien en te slaan. Ze heeft elke keer tegen verdachte gezegd dat ze geen seks wilde. Hij wilde altijd direct zijn zin krijgen. Als hij gepijpt wilde worden of als hij seks wilde, dan moest zij dat onmiddellijk doen en direct gaan klaar liggen. [slachtoffer 2] moest doen wat verdachte eiste. Zij moest altijd maar doen of zij er ook wat aan vond. In het begin gebeurde dat drie tot vier keer per dag. Later werd dit minder. Als zij niet deed wat hij wilde of als er ruzie was, werd zij opgesloten in de badkamer. Het ergste volgens [slachtoffer 2] was het slaan tijdens de seks. Hij sloeg haar vaak op haar rug en in haar gezicht. Dat ging soms ook samen met het willen afdwingen van seks, maar niet altijd. De laatste keer dat verdachte haar tot seks heeft gedwongen was kort voordat ze op 10 juli 2009 is gevlucht.
[slachtoffer 2] is op 2 september 2015 door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 2] herhaalt hier haar verklaring over het seksuele geweld en stelt dat de verkrachtingen al vrij snel zijn begonnen.
[slachtoffer 1] , de jongere zus van [slachtoffer 2] , heeft op 14 april 2014 bij de politie verklaard dat zij een keer heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] dwong tot seks, waarbij [slachtoffer 2] schreeuwde van de pijn. [slachtoffer 1] moest van verdachte toekijken hoe hij en [slachtoffer 2] zeer ruwe seks hadden. Dat gebeurde toen verdachte en [slachtoffer 2] op de [adres 1] woonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] nooit heeft gedwongen tot seks. [slachtoffer 2] gaf tegenover hem ook aan wanneer zij geen zin in seks had en dan gebeurde het ook niet. Volgens verdachte kon [slachtoffer 2] de seks met verdachte wel als pijnlijk ervaren, maar vond zij dit fijn en heeft hij nooit een grens in dezen overschreden.
De vraag die de rechtbank in het kader van de bewijsvoering voor de ten laste gelegde verkrachting moet beantwoorden, is of onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van dwingen tot het ondergaan van seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] door haar te slaan/stompen, te trappen/schoppen, bij de keel vast te pakken/te houden en dichtknijpen van haar keel of door het vastpakken/van haar hoofd en dat naar zijn kruis te duwen.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in het onderhavige tenlastegelegde feit is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in de onderhavige zaak eveneens sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat -op grond van inmiddels vaste rechtspraak- in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Voordat kan worden toegekomen aan de vraag of de verklaringen die door aangeefster over dit feit zijn afgelegd geloofwaardig en betrouwbaar zijn, dient te worden beoordeeld of aan het hierboven beschreven bewijsminimum is voldaan. Anders gezegd: de verklaring van aangeefster dient door andere bewijsmiddelen uit een andere bron te worden ondersteund om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen.
Verdachte heeft toegegeven dat hij [slachtoffer 2] tijdens hun relatie heeft mishandeld en dat zij uit angst voor mishandeling naar de badkamer ging als verdachte dat van haar eiste, maar heeft stellig ontkend haar te hebben verkracht. Dat is onvoldoende om de verklaringen van [slachtoffer 2] over de verkrachtingen te ondersteunen. Verder heeft de jongste zus van aangeefster, [slachtoffer 1] , gezien dat verdachte en aangeefster gewelddadige seks hadden. Zij heeft echter ook verklaard dat zij nooit zelf heeft gezien dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte aangeefster aan de haren trok en haar in bed duwde, waarna zij moest kijken wat zij deden. Deze verklaring biedt onvoldoende steun aan de verklaringen van aangeefster over de wijze waarop zij tot seksuele handelingen werd gedwongen. Ten slotte kunnen de WhatsApp berichten niet als steunbewijs dienen omdat deze uitlatingen van aangeefster behelzen, waardoor niet wordt voldaan aan de eis dat het steunbewijs uit een andere bron afkomstig moet zijn.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat zij ook niet overtuigd is geraakt van de jarenlange verkrachting tijdens de relatie. Zo zitten er significante verschillen in de periode waarin het zich zou hebben afgespeeld en de mate waarin geweld zou zijn toegepast. Voorts heeft de rechtbank voor haar overtuiging ook in aanmerking genomen dat aangeefster na het beëindigen van de relatie een zeer seksueel getinte ‘chat-gesprek’ met verdachte aangaat, dat zij voortzet nadat haar bekend wordt dat zij met verdachte in gesprek is. Ook is aangeefster na het einde van de relatie nog met verdachte op vakantie geweest, hetgeen de rechtbank niet goed kan rijmen met een jarenlange spelende verkrachtingssituatie tijdens de relatie.
Dit leidt tot de slotsom dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier en overtuiging bij de rechtbank aanwezig is om tot bewezenverklaring van jarenlange verkrachting te komen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 03/702586-15:
kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in de periode 2000-2004
Op 18 september 2014 zijn bij een doorzoeking van de opgeslagen huisraad van verdachte en zijn toenmalige vriendin foto’s aangetroffen.In een leren map werden 321 foto’s aangetroffen, waarvan 118 foto’s door verbalisanten als kinderpornografisch zijn beoordeeld.Er werden foto’s van de zus van [slachtoffer 2] , te weten [slachtoffer 3] aangetroffen. Er werden tevens foto’s van de jongste zus van [slachtoffer 2] , te weten [slachtoffer 1] , aangetroffen.
De in de tenlastelegging genoemde foto’s zijn op de terechtzitting door de rechtbank, in aanwezigheid van de officieren van justitie, verdachte en diens raadsman, bekeken. De rechtbank zal de volgorde van de foto’s zoals opgenomen in de tenlastelegging volgen in haar overweging.
Foto 5.22
Op deze foto zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te zien. [slachtoffer 3] ligt op haar rug op een leren bank, met haar hoofd op een rood kussen. Zij is geheel naakt. Haar armen liggen gekruist over haar buik. Zij heeft haar benen iets gespreid. Tussen haar benen is het gezicht van [slachtoffer 2] zichtbaar. [slachtoffer 2] houdt haar rechterhand op het bovenbeen van [slachtoffer 3] , haar linkerhand ligt net boven de vagina van [slachtoffer 3] . De foto wekt de indruk dat [slachtoffer 2] de vagina van [slachtoffer 3] betast met haar tong. Op de achterzijde van deze foto staat de afdruk ‘Date 11.01’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Aan [slachtoffer 3] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] op deze foto staat. Zij was toen 13, 14 of 15 jaar oud. Voorts heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte deze foto heeft gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend deze foto te hebben gemaakt. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat, gelet op de afdruk op de achterzijde van deze foto, het mogelijk is dat deze foto in november 2001 is gemaakt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met
30 september 2002 door het nemen van deze foto kinderporno heeft vervaardigd en deze kinderporno in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in de periode na de wetswijziging van artikel 240b van het wetboek van strafrecht van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004 in voorraad heeft gehad.
Foto 6.9
Op deze foto is verdachte samen met [slachtoffer 3] te zien. Verdachte is gekleed in een shirt en broek en [slachtoffer 3] draagt een zwarte ‘catsuit’. De linkerhand van verdachte bevindt zich in de nek van [slachtoffer 3] , zijn rechterhand bevindt zich over de kleding op de vagina van [slachtoffer 3] . De rechterhand van [slachtoffer 3] bevindt zich om de middel van verdachte. Haar linkerhand steekt door de openstaande gulp van de broek van verdachte. Op de achterzijde van deze foto staat de afdruk ‘Date 05.02’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Aan [slachtoffer 3] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij samen met verdachte op deze foto staat. Zij denkt dat deze foto in de woning op de [adres 2] is genomen, toen de oudste zoon van verdachte en [slachtoffer 2] nog een baby was. Voorts heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [slachtoffer 2] deze foto heeft gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [slachtoffer 3] op deze foto staat. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat, gelet op de afdruk op de achterzijde van deze foto, het mogelijk is dat deze foto in mei 2002 is gemaakt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004 een kinderpornografische afbeelding in voorraad heeft gehad, nu verdachte deze foto niet zelf heeft gemaakt, maar wel voorhanden heeft gehad.
Foto 6.16
Op deze foto zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te zien. Beiden staan zijdelings tegen elkaar aan en zijn geheel naakt. De voorzijde van hun lichaam is in beeld gebracht. [slachtoffer 2] staat rechts op de foto. [slachtoffer 2] houdt haar rechterhand op de onderbuik van [slachtoffer 3] naast haar navel. [slachtoffer 3] houdt haar rechterhand om de middel van [slachtoffer 2] . Haar linkerhand houdt zij op haar linkerbeen. De foto is van onderaf genomen, waardoor hun vagina’s en borsten in beeld zijn gebracht. Op de achterzijde van deze foto staat de afdruk ‘Date 05.02’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Aan [slachtoffer 3] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] op deze foto staat. Zij was toen 13 of 14 jaar.
Aan [slachtoffer 2] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat deze foto onderdeel uitmaakt van een serie, van welke foto 6.9 ook deel uitmaakt. Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte de foto’s van deze serie heeft gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij denkt deze foto niet gemaakt te hebben.
Gelet op de datumafdruk op de achterzijde van de foto, welke overeenkomt met de datumafdruk op de achterzijde van foto 6.9 is de rechtbank voor oordeel dat er sprake is van een serie foto’s die op hetzelfde moment zijn afgedrukt. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno in de periode van 1 januari 2001 tot en met
30 september 2002 en het in voorraad hebben van kinderporno in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in de periode van 1 oktober 2002 tot en met
20 oktober 2004.
Foto 7.7
Op deze foto zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te zien. Beiden zitten tegenover elkaar, steunend op hun armen en hun benen zijn gespreid. [slachtoffer 3] staat rechts op de foto afgebeeld en heeft haar rechterbeen over het linker bovenbeen van [slachtoffer 2] liggen. Haar linkerbeen ligt onder het rechter bovenbeen van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn deels naakt. [slachtoffer 2] draagt een wit met grijs afzette trui met lange vouwen en [slachtoffer 3] is gekleed in een roze topje. De foto is van bovenaf genomen, waarbij de focus op de vagina’s van de meisjes ligt. Op de achterzijde van deze foto staat de afdruk ‘Date 02.03’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Aan [slachtoffer 3] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] op deze foto staat en dat verdachte deze foto heeft gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat hij deze foto heeft gemaakt en dat, gelet op de afdruk op de achterzijde van deze foto, het mogelijk is dat deze foto in februari 2003 is gemaakt.
Gelet op andere bewijsmiddelen gaat de rechtbank er vanuit dat foto 7.7 is vervaardigd in februari 2003. Op die datum zijn zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] ouder dan 16 jaar. [slachtoffer 3] was toen nog geen 18 jaar. Het tenlastegelegde van jonger dan 16 jaar kan ten aanzien van deze foto derhalve niet bewezen worden, wel het jonger zijn dan 18 jaar. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004 en het in voorraad hebben van kinderporno in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004.
Foto 14.3
Op deze foto is [slachtoffer 1] van voren te zien. Zij staat in de woonkamer op een matras met een wit/roze gebloemd dekbed. Het matras is gelegen op de vloer van de woonkamer. [slachtoffer 1] is gekleed in een wit kanten doorschijnend lingeriesetje. De beharing van haar vagina schijnt door het broekje. Op de achterzijde van deze foto staat geen datum vermeld. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Aan [slachtoffer 3] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. [slachtoffer 3] denkt dat [slachtoffer 1] op deze foto 12 jaar oud was.
Aan [slachtoffer 2] is op 27 september 2014 door de politie de betreffende foto getoond. Volgens [slachtoffer 2] was [slachtoffer 1] ten tijde van het maken van deze foto 11 of 12 jaar oud.[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte deze foto heeft gemaakt.
Foto 14.42
Op deze foto is [slachtoffer 1] van voren te zien. Zij zit op een bed, steunend op haar armen, welke zij achter haar lichaam houdt. Haar gehele lichaam wordt in beeld gebracht, met uitzondering van haar onderbenen. [slachtoffer 1] is geheel naakt. Haar benen zijn gespreid en haar vagina is prominent in beeld gebracht. Op de achterzijde van de foto staat de afdruk ‘Date 17.07.01’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend deze foto van [slachtoffer 1] te hebben genomen.
Foto 14.48
Op deze foto is [slachtoffer 1] deels van voren en deels van haar zij te zien. Zij ligt op haar rug en haar hoofd houdt zij omhoog, in de richting van de camera. Met haar linkerhand trekt zij haar linkerbeen omhoog waardoor haar onderbeen tegen haar bovenbeen komt. Haar linkerbeen houdt zij zijdelings gespreid. [slachtoffer 1] is gekleed in een wit topje, met een zilverkleurige opdruk en met spaghettibandjes. Zij draagt een tot boven haar vagina opgetrokken jeansrokje, met hieronder een roze onderbroek. Haar vagina wordt deels in beeld gebracht doordat [slachtoffer 1] met haar rechterhand haar onderbroek in het midden bij elkaar trekt en iets omhoog trekt. Hierdoor gaat het broekje deels over het midden van haar vagina en worden de buitenste schaamlippen in beeld gebracht. De foto is van onderaf genomen waardoor de focus op haar vagina is gericht. Op de achterzijde van de foto staat de afdruk ‘Date 17.07.01’. Door de politie is deze foto als kinderpornografisch beoordeeld.
[slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte foto’s van haar en [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Zij moesten zich erotisch aankleden. Verdachte zei:
“doe nou maar gewoon”. Zij was toen 11 of 12 jaar. Bij de politie verklaarde zij dat er geen andere foto’s zijn gemaakt dan in sexy lingerie.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend deze foto’s van [slachtoffer 1] te hebben genomen.
Gelet op het bovenstaande kan bewezen worden verklaard dat verdachte degene is die foto 14.3 heeft gemaakt waarop [slachtoffer 1] in sexy lingerie is te zien, maar niet dat hij de foto’s 14.42 en 14.48 van [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Deze foto’s van [slachtoffer 1] heeft verdachte samen met foto 14.3 in voorraad gehad in de periode van 1 januari 2000 tot en met 30 september 2002. Verdachte heeft foto 14.3 vervaardigd in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in voorraad gehad in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 en in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met
30 september 2002 de foto’s 5.22, 6.9, 6.16 en 14.3 heeft vervaardigd en deze foto’s in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2002 in voorraad en in de periode na de wetswijziging van artikel 240b van het wetboek van strafrecht van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004 in zijn bezit heeft gehad en foto 7.7 heeft vervaardigd in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 oktober 2004 heeft vervaardigd en in voorraad heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van vervaardigen en in voorraad of in bezit hebben van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 03/702610-14:
ontucht/verkrachting [slachtoffer 3] in de periode 2000-2009
[slachtoffer 3] heeft op 7 mei 2014 aangifte gedaan van ontuchtige handelingen en verkrachting, door verdachte. Volgens [slachtoffer 3] is verdachte begonnen met het plegen van seksuele handelingen bij haar toen zij 14 of 15 jaar oud was. Verdachte woonde toen samen met [slachtoffer 2] in het ouderlijk huis van [slachtoffer 2] , samen met de moeder, broer en zussen van [slachtoffer 2] .
Verdachte dreigde en zat aan haar en dat pakte hij zijn penis en haar hand en legde die op zijn penis. Of hij pakte haar bij de haren en duwde haar naar beneden om hem te pijpen. Dan moest haar zus zich uitkleden en zij ook, waarna verdachte hen vingerde.
Daarna fotografeerde verdachte [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] terwijl zij ‘catsuits’ droegen en ze elkaar moesten beffen. Verdachte ging dan ook meedoen. Volgens [slachtoffer 3] deed verdachte altijd zelf mee.
Op 12 mei 2014 heeft [slachtoffer 3] haar aangifte aangevuld. Zij heeft toen verklaard dat verdachte een keer bij haar is binnengedrongen met een dildo en ook met zijn penis. [slachtoffer 3] stribbelde tegen, maar dit hielp niet. [slachtoffer 3] was op dit moment 15 of 16 jaar oud. Hij heeft haar gebeft en gevingerd. Als hij haar vingerde ging hij met zijn vinger bij haar ‘klit’ en in haar vagina. Ook heeft hij haar vagina met zijn penis gepenetreerd. Omdat [slachtoffer 3] tegenstribbelde van de pijn, is verdachte hiermee gestopt. Verdachte heeft [slachtoffer 3] twee of drie keer met zijn penis gepenetreerd. Twee keer was [slachtoffer 2] daarbij aanwezig. Nadat [verdachte] het huis van zijn schoonmoeder moest verlaten had [slachtoffer 3] geen contact meer met verdachte en haar zus. In 2008 wordt dit contact hersteld en dan begint het weer. Hij begint gelijk weer aan haar te friemelen en aan haarvagina te zitten en aan haar borsten. Het overkwam haar. Hij trok aan haar haren, dreigde haar dat als zij het niet deed, zij haar zus weer niet zou zien en dan gebeurt het weer, het pijpen en ga zo maar door.
[slachtoffer 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat na enkele jaren geen contact te hebben gehad, het contact tussen haar en verdachte is hersteld toen zij 18 of 19 jaar oud was. Toen heeft verdachte aan de borsten en vagina van [slachtoffer 3] gefriemeld. Voorts heeft [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris verklaard dat de aangetroffen seksueel getinte foto’s over een paar jaar verspreid zijn gemaakt, in de tijd dat verdachte seksuele handelingen bij haar pleegde en andersom.
[slachtoffer 2] heeft op 14 augustus 2014 bij de politie verklaard dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gedwongen om [slachtoffer 2] aan haar kruis te likken. [slachtoffer 3] was toen 15 jaar oud.[slachtoffer 2] heeft op 2 september 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte [slachtoffer 3] uitgebreider heeft gepakt. Verdachte heeft met [slachtoffer 3] getongd en [slachtoffer 3] heeft verdachte gepijpt. [slachtoffer 3] was 15 jaar toen dat begon.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij seksuele handelingen bij [slachtoffer 3] heeft gepleegd, maar dat dit van haar kant vrijwillig was. Verdachte vond het opwindend om te zien hoe [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] seksuele handelingen met elkaar verrichten en heeft hieraan meegedaan. De seksuele handelingen met [slachtoffer 3] zijn begonnen met tongzoenen. Daarna heeft verdachte haar gevingerd en gebeft. Verdachte heeft [slachtoffer 3] nooit met zijn penis gepenetreerd. Verdachte wist op dat moment niet hoe oud [slachtoffer 3] was. Hij dacht dat [slachtoffer 3] 16 jaar oud was.
Ten aanzien van de periode 1 december 2000 tot en met 20 oktober 2002
Gelet op de aangifte en aanvullende verklaringen van [slachtoffer 3] , de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode van 1 december 2000 tot en met 20 oktober 2002 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3] , terwijl zij de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, met dien verstande dat verdachte met zijn vingers en tong haar lichaam is binnengedrongen. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij met zijn vinger en tong niet het lichaam van [slachtoffer 3] is binnengedrongen, acht de rechtbank, niet geloofwaardig. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met zijn penis het lichaam van [slachtoffer 3] is binnengedrongen, nu [slachtoffer 3] zegt dat [slachtoffer 2] daarbij twee keer aanwezig was, maar [slachtoffer 2] daar niets over heeft verklaard.
Ten aanzien van de periode 21 oktober 2002 tot en met 12 juli 2009
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en aanvullende verklaringen van [slachtoffer 3] , de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, eveneens bewezen dat verdachte zich in de periode van 21 oktober 2002 tot en met februari 2003 schuldig heeft gemaakt aan het onder dwang seksueel binnendringen van [slachtoffer 3] (met vingers en tong). De rechtbank overweegt ten aanzien van de periode als volgt. [slachtoffer 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de seksueel getinte foto’s werden gemaakt over een paar jaar verspreid, in de periode dat verdachte seksuele handelingen met haar verrichte en andersom. De laatste foto van [slachtoffer 3] dateert van februari 2003. Dit past in het gegeven dat verdachte en [slachtoffer 3] een periode van ongeveer vier jaren geen contact hebben gehad. Dit contact is hersteld in 2008. Dat de seksuele handelingen met [slachtoffer 3] prompt vanaf haar zestiende verjaardag zijn gestopt, acht de rechtbank onaannemelijk.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich na februari 2003 schuldig heeft gemaakt aan het verkrachten van [slachtoffer 3] . De rechtbank neemt daarbij in overweging dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] naar voren komt dat het contact tussen verdachte en [slachtoffer 3] in de jaren 2004 tot en met 2008 was verbroken. [slachtoffer 3] heeft noch bij de politie, noch bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte in 2008, op enigerlei wijze haar lichaam is binnengedrongen. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 in de zaak met parketnummer 03/702610-14:
Ontucht [slachtoffer 1] vanaf 1999
[slachtoffer 1] heeft op 14 april 2014 bij de politie verklaard dat verdachte, toen zij 11 of 12 jaar oud was, aan haar geslachtdeel heeft gevoeld. Zij had toen oorontsteking. Verdachte druppelde toen haar oor en ging daarna met zijn hand in haar onderbroek en begon te friemelen aan haar geslachtsdeel. Ook heeft hij aan haar borsten gezeten.[slachtoffer 1] heeft eenzelfde verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd, inhoudende dat het misbruik heeft plaatsgevonden toen zij 11 jaar oud was en verdachte aan de [adres 1] woonde.
[slachtoffer 2] heeft op 14 augustus 2014 verklaard dat toen [slachtoffer 1] 12 of 13 jaar oud was, [slachtoffer 1] met verdachte alleen thuis was gebleven omdat [slachtoffer 2] boodschappen ging doen. Toen [slachtoffer 2] thuis kwam vertelde [slachtoffer 1] tegen haar dat verdachte haar tijdens het druppelen van haar oren had betast. [slachtoffer 1] vertelde tegen [slachtoffer 2] dat verdachte met zijn hand in haar broek aan haar vagina had gezeten.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend enige seksuele handeling met [slachtoffer 1] te hebben verricht.
Namens de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar is, omdat deze op tal van punten tegenstrijdig is en het erop lijkt dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hun verklaringen op elkaar hebben aangepast, in plaats van dat zij verklaren uit eigen wetenschap. De verklaring dient daarom naar het oordeel van de verdediging van het bewijs te worden uitgesloten. Dit verweer zal door de rechtbank worden verworpen.
[slachtoffer 1] heeft direct nadat het delict had plaatsgevonden tegen [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar had betast en in haar onderbroek aan haar vagina had gezeten. Gedurende het verhoor bij de politie en het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] eenzelfde verklaring afgelegd, zonder belangrijke details achterwege te laten, toe te voegen of aan te passen. Bovendien zijn beiden stellig dat verdachte niet verder is gegaan dan [slachtoffer 1] te betasten. Gelet op de consistentie in de verklaring van [slachtoffer 1] over deze ontuchtige handelingen, acht de rechtbank dit deel van de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar. [slachtoffer 1] ’s verklaring wordt daarnaast naar het oordeel van de rechtbank deels bevestigd door het aantreffen van de kinderpornografische foto’s van [slachtoffer 1] uit dezelfde periode bij verdachte. Op deze foto’s is weliswaar geen misbruik zichtbaar, maar naar het oordeel van de rechtbank versterken de foto’s de verklaring van [slachtoffer 1] . Hierbij komt de verklaring van [slachtoffer 2] , zodat naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1] en verdachte op dit adres stond ingeschreven in de periode van
13 december 2000 tot 28 december 2001, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in deze periode eenmaal ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] heeft gepleegd, waarbij verdachte de vagina en de borsten van [slachtoffer 1] heeft gestreeld en betast.
Ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 03/702586-15
Kinderpornografische films van eigen kinderen in de periode 2007-2009
Enige tijd nadat de jongste zoon van verdachte en [slachtoffer 2] is geboren, heeft het seksueel misbruik van de kinderen een aanvang genomen. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hierbij de regie in handen had en dat hij haar dwong deze seksuele handelingen met haar kinderen te verrichten. Verdachte filmde deze seksuele handelingen.
Dergelijke films zijn aangetroffen op harde schijven van het merk Trekstar en Seagate die door verdachte zijn achtergelaten in een tas met gereedschap toen hij in 2012 verhuisde van Kerkrade naar Simpelveld.Op beide externe harde schijven werd naast een grote hoeveelheid commerciële kinderpornografische afbeeldingen ook zelf vervaardigde kinderporno aangetroffen, waarop verdachte, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de twee zoontjes van verdachte staan als ook een onbekend gebleven meisje. Het zelf vervaardigde kinderpornografisch materiaal op de schrijf van Trekstor stond in de map PRIVAT. Deze map was onderverdeeld in sub mappen met namen zoals “ [slachtoffer 2] en [naam zoon 2] ” met daarin: Serie 01 tot en met 04, en “ [naam] ”.Op een geheugenkaart van het merk Sandisk die is aangetroffen in de opslagruimte bij Shurgard in Kerkrade, welke onder andere in gebruik was bij verdachte, werd eveneens kinderporno aangetroffen.
De rechtbank heeft op de terechtzitting een selectie van het totaal aangetroffen materiaal bestaande uit 30 films en videofragmenten bekeken, waarop meestal de zoontjes van verdachte en [slachtoffer 2] te zien zijn. Enkele van deze video’s zijn aangetroffen op twee harde schijven van de merken Seagate en Trekstor. Daarnaast heeft de rechtbank een film bekeken die als gewist bestand door de politie te vinden was op een geheugenkaart, die in beslag was genomen bij de doorzoeking van een opslagruimte bij Shurgard in Kerkrade. De 54 videofragmenten op deze geheugenkaart zijn samengevoegd tot een film van 24 minuten en 23 seconden, waarin continu seksuele handelingen door [slachtoffer 2] met haar kinderen worden verricht.Met de jongste zoon begon het misbruik -zoals op de ter terechtzitting getoonde films te zien was- vanaf dat hij ongeveer de leeftijd van 18 maanden had. Dit zou betekenen dat het misbruik reeds in 2006 zijn aanvang heeft genomen.
Op de in de tenlastelegging opgenomen videofragmenten zijn de zoontjes van verdachte en [slachtoffer 2] naakt te zien, samen met [slachtoffer 2] . Op deze beelden is te zien hoe de jongetjes seksuele gedragingen bij elkaar verrichten. Na enkele minuten komt [slachtoffer 2] in beeld. Te zien is hoe [slachtoffer 2] seksuele handelingen bij de jongetjes verricht en hoe de jongetjes wederom seksuele handelingen bij elkaar verrichten. Daarnaast is zichtbaar hoe de jongetjes seksuele handelingen bij [slachtoffer 2] verrichten. De seksuele gedragingen herhalen zich tot het einde van het fragment. Door de politie zijn deze geheugenfragmenten als kinderporno beoordeeld.
De voornoemde seksuele handelingen bestaan uit tongzoenen, het pijpen van de zoontjes door [slachtoffer 2] , het betasten van de billen en de anus van de jongens. De jongens betasten de borsten van [slachtoffer 2] , het betasten van de vagina van [slachtoffer 2] door een van de jongens, het hurken van [slachtoffer 2] boven de jongetjes waarbij (het lijkt alsof) zij de penis van de jongetjes in haar vagina stopt. Daarnaast voeren de jongetjes seksuele handelingen bij elkaar uit, zoals het in de mond nemen van elkaar penis en het schijnbaar penetreren van elkaars anus met hun penis.
Op enkele van de ter terechtzitting getoonde video’s komt verdachte in beeld of is te horen dat verdachte vragen stelt en aanwijzingen geeft aan zijn kinderen, zoals ‘
kom op jongens, jullie willen het toch leren’, ‘
stel je niet aan, je hebt altijd een grote mond en wil alles achter onze rug omdoen’, ‘
wat vinden jullie leuker, met elkaar of met z’n drieën?’,
‘dus in plaats van dingen met z’n tweeën te doen, komen jullie de volgende keer gewoon naar de woonkamer’, en
‘jullie mogen dit nooit stiekem doen, nooit buiten, nooit op straat, nooit op school’.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 2] en hun beider kinderen in de fragmenten te zien zijn. Verdachte heeft verklaard het misbruik meermalen met een camera te hebben opgenomen.Voorts heeft verdachte verklaard dat het [slachtoffer 2] haar idee was om de seksuele handelingen bij de kinderen uit te voeren. Verdachte was hier in eerste instantie op tegen, maar werd opgewonden van het feit dat [slachtoffer 2] hier opgewonden van werd.
Uit de gegevens van deze laatstgenoemde filmpjes kan worden afgeleid dat deze werden opgenomen op 10, 18, 25 en (grotendeels op) 27 april 2008.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de tenlastegelegde periode de tenlastegelegde videobeelden heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad, nu verdachte deze videofilmpjes heeft opgenomen en de beschikking hierover heeft gehad.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte over een lange periode kinderpornografische video’s heeft gemaakt en een verzameling kinderpornografische video’s heeft aangelegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 5 in de zaak met parketnummer 03/702610-14 met betrekking tot het tenlastegelegde misbruik van de zoontjes van verdachte en feit 2 in de zaak met parketnummer 03/702586-15:
misbruik zonen vanaf 2007
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting naar voren gebracht dat, ondanks de ruimere tenlastegelegde periode, dit feit betrekking heeft op een incident dat zou hebben plaatsgevonden op 26 januari 2014, tussen verdachte en zijn twee zoontjes. De rechtbank zal in haar overweging dan ook slechts dit incident behandelen.
[slachtoffer 2] heeft op 25 februari 2014 bij de politie verklaard dat haar zonen op 26 januari 2014 ’s avonds thuiskwamen. De kinderen hadden dat weekend bij verdachte doorgebracht. [naam zoon 2] had tegen [slachtoffer 2] verteld dat ze aan de plasser van verdachte hadden getrokken en dat dit spelenderwijs was gebeurd. [naam zoon 1] zou extra hard aan de plasser hebben getrokken, omdat hij dat leuk vond.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op geen enkel moment seksuele handelingen met zijn zoontjes heeft verricht. Over het incident op 26 januari 2014 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij samen met zijn partner [slachtoffer 5] , zijn twee zoontjes en de kinderen van [slachtoffer 5] na het zwemmen een kleedhokje had gedeeld. De kinderen hebben toen spelenderwijs het geslachtsdeel van verdachte aangeraakt. Dit gebeurde heel snel en had geen seksuele lading, aldus verdachte.
De rechtbank is met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte ontucht met zijn zoontjes heeft gepleegd, nu geen ontuchtig karakter van het incident op 26 januari 2016 is vast te stellen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat uit het dossier niet naar voren komt dat verdachte op enig moment zelf ontuchtige handelingen met zijn kinderen heeft uitgevoerd of hen heeft aangezet zijn penis te betasten. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken. Nu onder feit 2 in de zaak met parketnummer 03/702586-15 een zelfde feit ten laste is gelegd zal verdachte eveneens van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/702586-15:
seksuele handeling met een baby in de periode 2007-2010
Nadat de relatie tussen [slachtoffer 2] en verdachte is verbroken, heeft verdachte in december 2009 op verzoek van een vriendin op haar baby gepast. Verdachte heeft, toen hij alleen was met deze baby, seksuele handelingen bij deze baby verricht en dit gefilmd. Dit filmpje is aangetroffen in de map PRIVAT\D op een harde schijf Trekstor, afkomstig uit de kelder van de woning waar verdachte heeft gewoond.
De video is op de terechtzitting door de rechtbank, in aanwezigheid van de officieren van justitie, verdachte en diens raadsman, bekeken. In deze video ziet de rechtbank onder meer dat verdachte de vagina van het meisje betast met een vinger. Hierbij beweegt verdachte zijn vingers zowel over als tussen de schaamlipjes en verdwijnt zijn pink voor een groot deel tussen de schaamlipjes van de baby. Daarnaast is te zien hoe verdachte de baby likt op en tussen de schaamlipjes en de anus. De rechtbank heeft voorts gezien dat de baby probeert om weg te komen door zich steeds om of weg te rollen en dat ze begint te huilen. Dit weerhoudt verdachte echter niet om minutenlang door te gaan met het plegen van de ontuchtige handelingen. In de bestandsnaam van deze film staat onder meer 2009-12-31. Door verbalisanten is deze video als kinderpornografisch beoordeeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die op deze film ontuchtige handelingen bij de baby verricht en dat hij dit met zijn telefoon heeft gefilmd. Voorts heeft verdachte verklaard dat, gelet op de titel van de film, het mogelijk is dat deze film op
31 december 2009 is vervaardigd.Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de baby heeft betast met zijn vingers en tong, maar niet bij de baby is binnengedrongen.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad d.d. 18 juni 2010 is ook bij het brengen van vingers tussen de schaamlippen sprake van seksueel binnendringen.De rechtbank heeft echter waargenomen dat verdachte niet alleen meermalen zijn vinger tussen de schaamlippen van de baby brengt, maar ook dat hij zijn pink in de vagina steekt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 31 december 2009 ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij een meisje, toen zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje.
Ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 03/702610-14:
ontucht met nichtje in 2012
In de zomer van 2012 heeft het minderjarige nichtje van verdachte, te weten [slachtoffer 4] (hierna te noemen: [slachtoffer 4] ) bij verdachte gelogeerd. Zij is dan 13 jaar oud en de dochter van de zus van verdachte. Twee jaar later heeft zij zich bij de politie gemeld, met de verklaring dat verdachte tijdens die logeerpartij seksuele handelingen bij haar heeft verricht. [slachtoffer 4] heeft op 29 mei 2014 verklaard dat verdachte haar tijdens die logeerpartij op de bank in de woonkamer begon te tongzoenen. Daarna gingen ze samen een ijsje halen. Toen [slachtoffer 4] en verdachte daarna thuiskwamen en gingen slapen, trok verdachte haar kleren uit. [slachtoffer 4] wilde dit niet en trok zich terug. [verdachte] betastte haar borsten en ging met een vinger bij haar naar binnen.
Op 14 juni 2014 heeft [slachtoffer 4] hiervan aangifte gedaan. Deze aangifte komt overeen met de op 29 mei 2014 door [slachtoffer 4] bij de politie afgelegde verklaring. [slachtoffer 4] heeft aanvullend verklaard dat het pijn deed, toen verdachte haar begon te vingeren. [slachtoffer 4] zei tegen verdachte dat hij moest stoppen, maar hij zei toen tegen [slachtoffer 4] dat wanneer ze hem geil maakte, ze het ook moest afmaken.
De moeder van [slachtoffer 4] is de zus van verdachte, genaamd [naam zus verdachte] (hierna te noemen: [naam zus verdachte] ). Zij heeft op 14 juli 2014 een getuigenverklaring bij de politie afgelegd. [naam zus verdachte] heeft verklaard dat zij zich de betreffende logeerpartij van [slachtoffer 4] bij verdachte kan herinneren. De avond van de logeerpartij heeft [naam zus verdachte] met [slachtoffer 4] gebeld, waarbij [slachtoffer 4] haar vertelde dat ze met verdachte ijs was gaan eten. Toen [naam zus verdachte] [slachtoffer 4] ophaalde na de logeerpartij, maakte [slachtoffer 4] op [naam zus verdachte] een lauwe en terughoudende indruk. Haar normale enthousiasme ontbrak bij de dingen die ze vertelde, zoals dat ze pizza hadden gegeten en een film hadden gekeken. [naam zus verdachte] heeft voorts verklaard dat zij in mei 2014 per toeval een chatbericht tussen [slachtoffer 4] en een vriendin had gelezen, waarin [slachtoffer 4] tegen die vriendin had verteld dat ze seksueel was misbruikt. [naam zus verdachte] heeft [slachtoffer 4] daarna hierop aangesproken, waarna [slachtoffer 4] heeft verteld dat zij seksueel is misbruikt door verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend enige ontuchtige handeling met [slachtoffer 4] te hebben gepleegd. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat [slachtoffer 4] bij hem heeft gelogeerd en dat hij een goed contact had met [slachtoffer 4] , mogelijk ook via Facebook.
Zoals de rechtbank al eerder heeft aangehaald, kenmerken zedenzaken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in het onderhavige tenlastegelegde feit is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in de onderhavige zaak eveneens sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat -op grond van inmiddels vaste rechtspraak- in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank overweegt in dezen als volgt.
[slachtoffer 4] heeft niet direct na het incident een verklaring hierover afgelegd. Omdat [slachtoffer 4] geruime tijd na het incident met een vriendin erover heeft gesproken en haar moeder per toeval kennis heeft genomen van dat gesprek, is ze uiteindelijk met haar verhaal naar buiten gekomen. Uiteindelijk wordt op 14 juni 2014 de aangifte van [slachtoffer 4] opgenomen. [slachtoffer 4] heeft tijdens deze aangifte een gedetailleerde verklaring afgelegd over hetgeen haar is overkomen. [slachtoffer 4] is tijdens haar aangifte eerlijk over haar eigen handelen, bijvoorbeeld dat ze het in eerste instantie spannend vond dat de contacten tussen haar en verdachte via Facebook steeds meer seksueel getint werden. Gedurende het tweede verhoor bij de politie heeft [slachtoffer 4] eenzelfde verklaring afgelegd, zonder belangrijke details achterwege te laten, toe te voegen of aan te passen. Gelet op de consistentie in de verklaring van het slachtoffer over deze ontuchtige handelingen, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 4] betrouwbaar. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van haar moeder, [naam zus verdachte] , die zich de stemming van [slachtoffer 4] na de logeerpartij kan herinneren en die [slachtoffer 4] direct na het ontdekken van het misbruik, hierop heeft aangesproken en aan wie [slachtoffer 4] een gelijkluidende beschrijving heeft gegeven van het misbruik. Hoewel verdachte ontuchtige handelingen ontkent, bevestigt hij in zijn verklaring dat [slachtoffer 4] bij hem heeft gelogeerd, hij met [slachtoffer 4] en mogelijk nog iemand anders een ijsje is gaan eten en dat hij een goed contact had met [slachtoffer 4] , mogelijk ook via Facebook. Ook daarin vindt de verklaring van [slachtoffer 4] steun.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode ontuchtige handelingen met [slachtoffer 4] heeft gepleegd, terwijl zij de leeftijd van 12 jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Ten aanzien van feit 6 in de zaak met parketnummer 03/702586-15
Mishandeling partner 2013-2014
In februari 2013 krijgt verdachte een relatie met [slachtoffer 5] (hierna te noemen: [slachtoffer 5] ), een alleenstaande vrouw met drie kinderen. Op 20 juni 2014 doet [slachtoffer 5] aangifte van mishandeling, gepleegd door verdachte. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte haar vanaf juli 2013 heeft mishandeld. Op de dag van de aangifte is [slachtoffer 5] wederom door verdachte mishandeld. Hij heeft haar met zijn rechterhand bij haar keel gegrepen. [slachtoffer 5] voelde dat verdachte haar luchtpijp dichtkneep. Zij kreeg op dat moment geen lucht meer. Uit paniek begon aangeefster te schreeuwen, waarna verdachte hard een hand op haar mond duwde. In juli 2013 zijn de mishandelingen begonnen. Verdachte heeft haar toen in haar gezicht geslagen. In de periode daarna heeft verdachte haar met een schoen en afstandsbediening in haar gezicht geslagen, met een afstandsbediening in haar gezicht geslagen, geduwd, geslagen, door de kamer gegooid, met vuisten in het gezicht geslagen en haar keel dichtgeknepen. Als gevolg van één van deze mishandelingen heeft ze op 3 december 2013 haar voet gebroken. Op 10 mei 2014 heeft aangeefster ten gevolge van een mishandeling door verdachte haar rechter kleine teen gebroken en haar rechtervoet gekneusd.Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster op 2 september 2015 eenzelfde verklaring afgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens de relatie met [slachtoffer 5] haar heeft mishandeld. Over het incident op 3 december 2013 heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij uit boosheid [slachtoffer 5] van de bank trok, waarna zij struikelde en haar middenvoetsbeentje brak. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 5] heeft geslagen en bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting eveneens bekend [slachtoffer 5] met een schoen en afstandsbediening in haar gezicht te hebben geslagen.
De rechtbank zal bewezen verklaren dat verdachte [slachtoffer 5] heeft geslagen, geduwd, ten val heeft gebracht, met een schoen in het gezicht heeft geslagen, een afstandsbediening tegen haar hoofd heeft gegooid en haar bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden. De rechtbank acht wegens gebrek aan bewijs niet bewezen dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen en dichtgedrukt.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe deze gedragingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
Uit geen van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het opzet had om aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het optreden van zwaar lichamelijk letsel bij aangever in het leven riep en verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat slaan, duwen of ten val brengen zondermeer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. [slachtoffer 5] en verdachte verklaren weliswaar dat [slachtoffer 5] naar aanleiding van het incident op 3 december 2013 haar middenvoetsbeentje heeft gebroken, maar niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzet had om dit letsel aan aangeefster toe te brengen of dat een aanmerkelijke kans op dit letsel bestond. Daarom kan de rechtbank het handelen van verdachte niet kwalificeren als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of een poging daartoe, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel kan worden bewezen. Uit de verklaring van aangever volgt dat aangever pijn heeft geleden en letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal het meer subsidiair ten laste gelegde feit dan ook bewezen verklaren.
Ten aanzien van feit 5 in de zaak met parketnummer 03/702586-15:
Mishandeling zonen 2013-2014
Op 29 januari 2014 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan, onder meer van de mishandeling van haar zonen. Volgens [slachtoffer 2] heeft verdachte [naam zoon 1] en [naam zoon 2] mishandeld vanaf dat ze klein waren. Verdachte heeft beide jongens bij hun nek gepakt, geslagen, geschopt en uitgescholden. Op zondag 26 januari 2014 waren [naam zoon 1] en [naam zoon 2] in het kader van een omgangsregeling bij verdachte geweest. Verdachte heeft ze die avond naar [slachtoffer 2] gebracht. Toen [naam zoon 1] de woning betrad, zag [slachtoffer 2] dat hij mank liep. Toen [slachtoffer 2] naar de reden hiervoor vroeg, zei [naam zoon 1] dat verdachte hem had geschopt. [naam zoon 1] liet vervolgens huilend aan [slachtoffer 2] zijn linkerdijbeen zien. [slachtoffer 2] zag toen dat er op de achterzijde van het linkerdijbeen een bloeduitstorting te zien was.
[slachtoffer 5] heeft op 16 september 2014 bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte in januari 2014 een harde trap met zijn voet tegen het bovenbeen van [naam zoon 1] uitdeelde, omdat [naam zoon 1] verdachte liet schrikken. [naam zoon 1] had ten gevolge van deze trap een vlek op zijn linker bovenbeen. [slachtoffer 5] zag aan het verwrongen gezicht van [naam zoon 1] en het wrijven over zijn been dat [naam zoon 1] pijn had, hetgeen [naam zoon 1] ook vertelde aan haar. Andere mishandelingen hebben volgens [slachtoffer 5] niet plaatsgevonden.
Uit informatie van de huisarts, T. Cleef, blijkt dat [slachtoffer 2] met [naam zoon 1] op 27 januari 2014 de huisarts heeft bezocht. Volgens de huisarts had [naam zoon 1] een rode, pijnlijke plek op zijn linker bovenbeen en een haematoom onder de huid van 4 bij 5 centimeter, welke niet zichtbaar was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de opvoeding van de kinderen wel eens een corrigerende tik heeft gegeven. Verdachte heeft geen andere vorm van geweld jegens zijn kinderen toegepast. Over het incident op 26 januari 2014 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij [naam zoon 1] op deze dag een trap tegen zijn bovenbeen heeft gegeven. [naam zoon 1] liet hem schrikken en uit deze schrikreactie wilde verdachte hem een schop onder zijn kont gegeven. Deze schop kwam echter tegen het bovenbeen van [naam zoon 1] terecht.
Gelet op de aangifte, de verklaring van [slachtoffer 5] , de medische informatie van de huisarts en de verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat verdachte op
26 januari 2014 zijn zoon [naam zoon 1] heeft mishandeld, door hem te trappen. Van de mishandeling van [naam zoon 2] is niet gebleken. Voor het overige zal verdachte daarom worden vrijgesproken.