ECLI:NL:RBLIM:2015:8231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
3424799 CV EXPL 14-10024
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht bij effectenleaseovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft Dexia Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij in het kader van een effectenleaseovereenkomst. De overeenkomst, die op 24 september 2002 tot stand kwam, werd gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst. De gedaagde partij, die destijds alleenstaand was en een bijstandsuitkering ontving, heeft zich op verschillende gronden verzet tegen de vordering van Dexia. De procedure omvatte meerdere conclusies en producties, waarbij de gedaagde partij onder andere aanvoerde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende informatie te verstrekken over de risico's van de effectenleaseovereenkomst.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Dexia in conventie afgewezen, maar heeft in reconventie geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplicht te schenden. De rechter heeft vastgesteld dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht, wat heeft geleid tot schade voor de gedaagde partij. De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op 9/10 van de door de gedaagde betaalde inleg, met wettelijke rente vanaf het moment van betaling. Daarnaast is Dexia veroordeeld om de stichting BKR te verzoeken de A-codering van de gedaagde te schrappen, voor zover deze was doorgegeven. De proceskosten zijn voor rekening van Dexia gesteld, die als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3424799 CV EXPL 14-10024
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. T.R. van Ginkel,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
wonend aan het [adres] , [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. G. van Dijk.
Partijen zullen hierna Dexia en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens akte wijziging van eis en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de akte uitlating producties in conventie en conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Dexia en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is na tussenkomst van ABN AMRO op 24 september 2002 een overeenkomst strekkende tot effectenlease - te kwalificeren als huurkoopovereenkomst - tot stand gekomen met contractnummer 74286997 onder de benaming WinstVerDriedubbelaar (productie 2 bij dagvaarding). Ten tijde van het aangaan van voormelde overeenkomst was [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet gehuwd.
2.2.
Op deze overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing (productie 3 bij dagvaarding).
2.3.
Na beëindiging van de overeenkomst bleek de opbrengst van de aandelenverkoop niet toereikend om de afgesloten lening ten behoeve van de aandelenaankoop te voldoen.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft zich door het afleggen van een opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst onttrokken.
2.5.
Bij brief van 25 januari 2012 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan Dexia laten weten zich alle rechten jegens Dexia voor te behouden.
2.6.
De gemachtigde van Dexia heeft bij brief van 26 mei 2014 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verzocht een zogenaamde waiver te ondertekenen, waarin partijen overeenkomen dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben ter zake van de effectenleaseovereenkomst en elkaar over en weer finale kwijting verlenen. Dexia beoogde hiermee
“een einde te maken aan de onzekere situatie tussen u (kantonrechter: de betreffende afnemer, in casu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) en Dexia.”Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarop niet is ingegaan, is Dexia - zoals reeds aangekondigd in voormelde brief - overgegaan tot dagvaarden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert Dexia na wijziging van eis dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht verklaard wordt dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesloten effectenleaseovereenkomst met nummer 74286997 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verschuldigd is een bedrag van € 262,98,
  • [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeeld wordt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht verklaard wordt dat Dexia jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onrechtmatig gehandeld heeft door haar de litigieuze effectenlease-overeenkomst te doen aangaan zonder voldoende informatie te verstrekken over de aan die overeenkomst inherente beleggingstechnische tekortkomingen, en door de waarschuwings- en informatieplicht met betrekking tot de inleg en de restschuld en de financiële positie niet te respecteren,
  • Dexia veroordeeld wordt aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen al hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan Dexia ingevolge de overeenkomst heeft voldaan, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen gedeelte, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van elk van de betalingen aan Dexia tot aan de dag van algehele voldoening,
  • Dexia veroordeeld wordt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten,
  • Dexia veroordeeld wordt om aan stichting BKR mede te delen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan de overeengekomen verplichtingen heeft voldaan en dat de A-codering kan worden geschrapt,
  • Dexia in conventie en in reconventie veroordeeld wordt tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.5.
Dexia voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zal de kantonrechter de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk behandelen.
Belang bij de vordering
4.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat Dexia geen belang heeft bij de door haar in conventie ingestelde vordering (artikel 3:303 BW), stellende dat Dexia onvoldoende heeft onderbouwd welk belang zij met haar vordering wenst te dienen. De kantonrechter gaat aan het standpunt van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voorbij. Helder is immers dat Dexia met haar vordering duidelijkheid wenst te verkrijgen over de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aanspraken jegens haar heeft en zo ja, tot welke omvang. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] staat, gezien haar reconventionele vordering, hetzelfde voor, zij het (uiteraard) met een ander standpunt dan Dexia over de omvang van de vergoedingsplicht van Dexia. Anders gezegd, beide partijen wensen middels deze procedure uitsluitsel te krijgen over de omvang van de vergoedingsplicht van Dexia jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Onder deze omstandigheden kan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] Dexia niet met recht tegenwerpen onvoldoende belang te hebben bij haar daartoe strekkende vordering. Het beroep van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op artikel 3:303 BW faalt derhalve.
Verjaring
4.3.
Dexia stelt zich op het standpunt dat de in reconventie ingestelde vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn verjaard omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zich in deze procedure voor het eerst beklaagt over vermeende (beleggingstechnische) tekortkomingen, niet aankopen van aandelen, onjuiste afrekenkoersen en een beroep doet op wilsgebreken en schadevergoeding.
4.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft daartegen aangevoerd dat zij door middel van de als productie 10 bij conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie overgelegde brief aan Dexia de verjaring van haar vordering tot terugbetaling van alle door haar betaalde bedragen tijdig heeft gestuit en dat zij in deze brief verschillende grondslagen heeft genoemd, zoals dwaling en/of bedrog en/of misbruik van omstandigheden, misleidende reclame en/of onrechtmatige daad en daarbij het voorbehoud heeft gemaakt om andere grondslagen aan te voeren.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] door middel van deze brief haar gepretendeerde rechtsvordering tot schadevergoeding, ook voor zover deze zijn gegrond op (een schending van) voornoemde artikelen, tijdig en rechtsgeldig heeft gestuit. Nu voor de aanvang van de verjaringstermijn niet is vereist dat degene die weet dat er schade is geleden ook bekend is met de exacte oorzaak van de schade en de juridische grondslag van haar vordering, kan aan het rechtsgeldig stuiten van de verjaringstermijn niet de eis gesteld worden dat bij de stuitingshandeling steeds de exacte feitelijke en juridische grondslagen genoemd worden. Een dergelijke eis wordt in artikel 3:317 BW ook niet gesteld.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van Dexia op verjaring niet slaagt.
Artikel 6:89 BW
4.6.
Voorts heeft Dexia aangevoerd dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de klachttermijn van artikel 6:89 BW - "binnen bekwame tijd” - heeft geschonden.
4.7.
De kantonrechter wijst in dit kader op de uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY4600): Bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de in artikel 6:89 BW besloten liggende onderzoeks- en klachtplicht, dienen alle betrokken belangen te worden afgewogen en dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt. Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd is ook van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in artikel 6:89 BW vermeld - te weten het verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming - en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop het protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend. Als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de schuldeiser een gebrek aan voortvarendheid te verwijten. Nu in het onderhavige geval niet gebleken is dat Dexia in enig voornoemd of ander belang is geschaad, gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij.
Aankoop en behoud aandelen
4.8.
De stelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] inhoudende dat Dexia niet op de in de lease-overeenkomst voorziene wijze ten behoeve van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aandelen heeft aangekocht en behouden, is onderwerp geweest van een door de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) onder leiding van een door het hof Amsterdam daartoe aangewezen raadsheer-commissaris verricht (deskundigen)onderzoek. In de beschikking d.d. 25 januari 2007 (waarin de WCAM-overeenkomst algemeen verbindend werd verklaard) heeft het hof die stelling verworpen. Dit omdat de vraag of Dexia in de periode waarop het onderzoek zich heeft toegespitst (in verband met de beschikbare gegevens met name de periode december 2000 tot en met december 2005) de benodigde aandelen heeft verworven en behouden om aan haar verplichtingen uit hoofde van bestaande lease-overeenkomsten als de onderhavige te kunnen voldoen, door AFM in positieve zin is beantwoord. Dit oordeel heeft het hof Amsterdam herhaald in haar arrest van 29 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1523). In dit arrest heeft het hof Amsterdam eveneens de stelling verworpen dat uit het feit dat in de jaarrekeningen aanzienlijke optieposities worden genoemd om de verplichtingen uit hoofde van de lease-overeenkomsten af te dekken, volgt dat Dexia geen aandelen heeft gekocht. De kantonrechter sluit zich bij de daarin genoemde overwegingen aan. Daarbij komt dat de gegevens uit de jaarrekeningen waarnaar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verwijst in de onderzoeksperiode ook bekend waren en kennelijk geen aanleiding vormden voor nader onderzoek op dit punt voor de betrokken partijen. Concrete feiten of omstandigheden die aanleiding zouden geven voor een nieuw onderzoek zijn door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende gemotiveerd gesteld. Evenmin is gebleken van feiten en omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen, zodat de hier bedoelde stellingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden gepasseerd. De recente jurisprudentie waarop [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in dit verband heeft gewezen betrof een ander product en een andere aanbieder en heeft geen betrekking op Dexia of op de in geschil zijnde effectenleaseproducten.
Beurskoersen
4.9.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt verder dat Dexia bij de aankoop van de aandelen waar de lease-overeenkomst betrekking op heeft niet de juiste beurskoersen zou hebben gehanteerd, omdat zij mogelijk een opslag zou hebben gehanteerd. Met Dexia wordt overwogen dat de bij aankoop gehanteerde beurskoersen in de overeenkomsten zelf zijn opgenomen en voorts dat de exacte informatie over de beurskoersen op de data van aankoop voor een ieder toegankelijk is. Tegen die achtergrond heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Dexia in haar concrete geval een onjuiste koers in rekening heeft gebracht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in dit verband onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd op welke wijze Dexia in haar geval en met betrekking tot de in het geding zijnde lease-overeenkomst onjuist dan wel onrechtmatig zou hebben gehandeld. Het slechts verwijzen naar een boetebesluit uit november 2006 van de AFM is onvoldoende, omdat daaruit niets blijkt over de onderhavige lease-overeenkomst.
Handelen in strijd met artikel 33 NR 1999
4.10.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat Dexia in strijd met het bepaalde in artikel 33 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (oud) (hierna: NR 1999) haar niet heeft geïnformeerd over de specifieke eigenschappen en risico’s van het product. Voor wat betreft deze verwijzing naar de in artikel 33 NR 1999 neergelegde informatieverplichting, geldt dat deze verplichting reeds is vervat in de op Dexia als aanbieder van effectenleaseproducten rustende waarschuwingsplicht en onderzoeksplicht (vgl. hof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2014:1736; 2014:1775 en 2014:2077).
Beleggingstechnische tekortkomingen
4.11.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat de door Dexia aangeboden producten ‘beleggingstechnische tekortkomingen’ vertoonden, waardoor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ofwel heeft gedwaald ofwel aanspraak behoort te hebben op een hoger bedrag aan schadevergoeding dan zou volgen uit de standaard toepassing van de Hof-formule. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] meent dat aan de lease-overeenkomst de volgende beleggingstechnische tekortkomingen kleven:
  • de samenstelling van de portefeuille is onvoldoende gespreid; het zijn drie of vier fondsen, terwijl het tien tot twintig fondsen zouden moeten zijn;
  • feitelijk is het onmogelijk de lease-overeenkomst tussentijds te beëindigen of de aandelen om te wisselen;
  • gezien de hoge rente op de lening bestaat een (zeer) geringe kleine mogelijkheid om rendement te maken;
  • de lease-overeenkomst biedt geen mogelijkheid om koersverliezen af te dekken;
  • er dient niet belegd te worden met geleend geld.
4.12.
De stellingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , daaronder begrepen de verwijzing naar de conclusies van prof. dr. M. Damm in zijn rapport van 16 september 2013 waar ook in deze procedure naar wordt verwezen, zijn in het arrest van het hof Amsterdam d.d. 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135) en het arrest van het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2015:32) uitgebreid besproken en verworpen (vgl. r.o. 3.18 respectievelijk r.o. 10 en 11 van die arresten). Hetzelfde geldt voor het beroep op dwaling in verband met een onjuiste voorstelling van zaken betreffende de beleggingstechnische risico’s. De kantonrechter verwijst naar die overwegingen en maakt deze tot de zijne. De stelling dat effectenlease-overeenkomsten zoals Dexia die aanbood veel meer risico in zich droegen dan het ‘gewoon’ beleggen in aandelen met geleend geld en dat bij de vaststelling van de mate van eigen schuld van de afnemers rekening zou moeten worden gehouden met een veel hoger risico bij effectenleaseproducten dan een normaal beleggersrisico, wordt verworpen.
Zorgplicht en de verdeling van de schade
4.13.
Voor de maatstaven en beoordelingskaders verwijst de kantonrechter naar de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837) en 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2815) en van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983), welke als leidraad worden genomen. Door partijen zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die in het onderhavige geval een afwijking daarvan rechtvaardigen. Toepassing van die maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
- er is sprake van huurkoop;
- er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
- Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
- [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;
- er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
4.14.
Vaststaat dat Dexia als aanbieder van de betreffende effectenlease-overeenkomsten jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende tweeledige zorgplicht, dat Dexia als gevolg van de niet-nakoming van haar zorgplicht onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gehandeld en dat zij uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geleden schade. Hoewel een daartoe strekkende verklaring van recht op zichzelf overbodig is naast een beslissing tot toekenning van schadevergoeding, zal de vordering te dien aanzien - voor zo ver het betreft de niet-nakoming door Dexia van de op haar jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] rustende zorgplicht - worden gehonoreerd.
4.15.
Thans is aan de orde de omvang van de verplichting van Dexia tot schadevergoeding wegens het tekortschieten in de nakoming van haar zorgplicht ten aanzien van de effectenleaseovereenkomst. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de financiële positie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] destijds van dien aard was dat voldoening van de effectenleasetermijnen en/of de mogelijke (maximale) restschuld een onaanvaardbaar zware financiële last op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legden. Partijen verschillen echter van mening over de verdeling van de schade.
4.16.
Dexia stelt zich op het standpunt dat, gezien de arresten van het hof Amsterdam van 1 december 2009, zoals bekrachtigd door de Hoge Raad op 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003 en BP4012), op grond van het bepaalde in artikel 6:101 BW een derde deel van de op de eindafrekeningen vermelde bedragen en een derde deel van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalde inleg (termijnen minus dividenduitkeringen) voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient te blijven, zodat de verplichting tot schadevergoeding van Dexia tot twee derde deel van deze nadelige gevolgen is beperkt. De door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gestelde feiten en omstandigheden geven, aldus Dexia, geen aanleiding tot een andere verdeling van de schade.
4.17.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt zich echter op het standpunt dat de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval tot een andere schadeverdeling zou moeten leiden dan die op grond van de Hof-formule. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient op grond van het bepaalde in artikel 6:101 BW 10% van de nadelige gevolgen (de betaalde rente en de restschuld) voor haar rekening te blijven en bedraagt de verplichting tot schadevergoeding van Dexia als gevolg van de zorgplichtschending 90% van deze nadelige financiële gevolgen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft daartoe gesteld dat zij bij het aangaan van de overeenkomst alleenstaand was en een bijstandsuitkering genoot, Dexia in strijd met de artikelen 28 en 33 NR 1999 heeft gehandeld en dat de effectenleaseproducten beleggingstechnische gebreken hadden.
4.18.
Bij de verdeling van de schade, zoals volgt uit voormelde rechtspraak, is reeds in aanmerking genomen dat de ernst van de over en weer gemaakte fouten meebrengt dat het tekortschieten van Dexia in de op haar rustende (tweeledige) zorgplicht zwaarder weegt dan de onoplettendheid van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en voorts dat de bijzondere zorgplicht van Dexia juist ertoe strekt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te beschermen tegen onoplettendheid en lichtvaardig handelen. Verder heeft de Hoge Raad in zijn arresten van 5 juni 2009 overwogen dat het op basis van het gehele verstrekte schriftelijke materiaal voor de afnemer voldoende duidelijk behoorde te zijn dat sprake was van beleggen met geleend geld en ook dat daaraan financiële risico’s waren verbonden, zoals het koers- en restschuldrisico. Voor zover een en ander de afnemer niet voldoende duidelijk was, had het op zijn weg gelegen zich redelijke inspanningen te getroosten de strekking van de overeenkomst wel te begrijpen. Ook van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mocht in het onderhavige geval worden verwacht dat zij zich redelijke inspanningen had getroost om het in de overeenkomst bepaalde te begrijpen alvorens deze aan te gaan. Indien de tekst van de effectenlease-overeenkomst alsmede de daarbij gevoegde stukken voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet of onvoldoende duidelijk was, (mede) doordat zij de Nederlandse taal niet machtig is, zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt, had het op haar weg gelegen om zich, al dan niet met de hulp van anderen, inspanningen te getroosten de strekking van de overeenkomst wèl te begrijpen, alvorens daarvoor te tekenen. Dit betekent dat de schade die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft geleden als gevolg van het aangaan van de overeenkomst, derhalve de nadelige financiële gevolgen die zij daardoor heeft ondervonden, mede het gevolg is van een omstandigheid die haarzelf kan worden toegerekend, zodat in beginsel grond is voor een vermindering van de vergoedingsplicht van Dexia in evenredigheid met de mate waarin de aan Dexia en de aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toe te rekenen omstandigheden tot het ontstaan van de schade van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben bijgedragen.
De door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangedragen factoren, te weten: haar ervaring (leek op het gebied van effectenlease), leeftijd en het ontbreken van kennis van de Nederlandse taal, zijn van onvoldoende gewicht om bij de toepassing van artikel 6:101 BW de schade anders te verdelen dan volgt uit de vaste, hiervoor genoemde, rechtspraak. De genoemde factoren zijn daarin reeds verdisconteerd, alsmede in hetgeen de kantonrechter hiervoor heeft overwogen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat, anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betoogt, de gestelde beleggingstechnische gebreken niet leiden tot een uitbreiding van de waarschuwingsplicht en dat het bepaalde in de artikelen 28 en 33 NR 1999 op Dexia geen verplichting legden om informatie in te winnen omtrent de beleggingservaring en beleggingsdoelstelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De gestelde gebreken kunnen evenmin worden gezien als een op zichzelf staande onrechtmatige daad of toerekenbare tekortkoming.
Echter, de omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bijstandsuitkering genoot en zij na twee jaar een restschuld van € 18.658,84 zou hebben te voldoen, leiden tot de conclusie dat Dexia bedacht had moeten zijn dat iemand onder deze omstandigheden niet tot betaling daartoe in staat zou kunnen zijn. De kantonrechter is met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dan ook van oordeel dat de algemene formule (het hofmodel Amsterdam) in dit geval onvoldoende recht doet aan de individuele omstandigheden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en dat dit model derhalve in het onderhavige geval niet tot uitgangspunt kan dienen. Een andere verdeling van de schade acht de kantonrechter in dit geval gerechtvaardigd. Alles tegen elkaar afwegend en met in achtneming van de hiervoor genoemde rechtspraak, is de kantonrechter van oordeel dat op grond van het bepaalde in artikel 6:101 BW 1/10 deel van de nadelige gevolgen (de betaalde rente en de restschuld) vanwege eigen schuld voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient te blijven. De verplichting tot schadevergoeding van Dexia bedraagt aldus 9/10 van deze nadelige financiële gevolgen.
4.19.
Het vorenstaande betekent dat thans niet kan worden uitgesproken dat Dexia aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bedrag van € 262,98 is verschuldigd. Bij de bepaling van deze omvang van de schadevergoeding is Dexia immers ervan uitgegaan dat eenderde van de restschuld op grond van eigen schuld voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] komt en dat het resterende (tweederde) deel van de restschuld voor haar rekening komt. Echter de kantonrechter acht op grond van het vorenstaande een andere verdeling van de schade in dit geval gerechtvaardigd. De vordering van Dexia zal dan ook worden afgewezen.
4.20.
Nu de in aanmerking te nemen schade bestaande in betaalde rente en aflossingen voor 1/10 deel voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] komt, betekent dit dat Dexia 9/10 deel van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen) aan schade ter zake van de vordering in reconventie aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient te restitueren. Partijen twisten over de ingangsdatum van de wettelijke rente daarover. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198) oordeelt de kantonrechter dat de wettelijke rente over de door Dexia aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (gedeeltelijk) te vergoeden inleg verschuldigd is telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg daadwerkelijk is voldaan. De in reconventie daarop betrekking hebbende vordering zal op de hiervoor weergegeven wijze worden toegewezen.
BKR-registratie
4.21.
Wat betreft de BKR-registratie is de kantonrechter met Dexia van oordeel dat zij niet beschikt over de mogelijkheid registraties door te halen, maar zij kan het BKR wel daartoe verzoeken. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uit hoofde van de lease-overeenkomst ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia (meer) heeft, zal de vordering in reconventie met betrekking tot de BKR-registratie voorwaardelijk - voor het geval Dexia met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een A-codering aan de stichting BKR heeft doorgegeven - worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.22.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft aangevoerd dat nog aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten door Dexia, hetgeen Dexia gemotiveerd heeft betwist. Geoordeeld wordt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen aanspraak heeft op een dergelijke vergoeding. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft onvoldoende onderbouwd dat haar gemachtigde voorafgaande aan de onderhavige procedure meer of andere werkzaamheden heeft verricht dan die waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 241 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
Proceskosten en nakosten
4.23.
Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in conventie als in reconventie. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op € 240,00 (4 punten x € 60,00) aan salaris gemachtigde. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gehandeld door schending van haar zorgplicht bij het aangaan van de overeenkomst,
5.3.
veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen 9/10 van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen), vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg daadwerkelijk is voldaan tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Dexia - voor het geval Dexia met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een
A-codering aan de stichting BKR heeft doorgegeven - de stichting BKR te verzoeken de
A-codering te schrappen,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] begroot worden op € 240,00 aan salaris gemachtigde,
5.6.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 30,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ