Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verloop van de procedure
het minderjarig kind;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in een voorlopige voorzieningenprocedure in het kader van een echtscheiding. De vrouw, hierna aangeduid als de man, heeft een verzoek ingediend voor het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van het minderjarig kind aan haar. De man heeft zich verzet tegen de verhuizing van de vrouw met het kind naar een andere woonplaats, omdat hij meent dat dit het contact met het kind zou bemoeilijken. De vrouw heeft op haar beurt een zelfstandig verzoek ingediend voor vervangende toestemming voor de verhuizing van het kind.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw sinds 30 maart 2015 met het kind is vertrokken en nu bij haar ouders woont. De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw de hoofdverzorger van het kind is geweest en dat het in het belang van het kind is om de huidige situatie te handhaven. Het verzoek van de vrouw om het kind aan haar toe te vertrouwen is toegewezen, terwijl het verzoek van de man om het kind aan hem toe te vertrouwen is afgewezen.
Wat betreft het verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing, heeft de rechtbank geoordeeld dat de bijzondere wettelijke regeling voor voorlopige voorzieningen in echtscheidingszaken niet toestaat dat artikel 223 Rv van toepassing is. Hierdoor is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing. De rechtbank heeft ook het verzoek van de man om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen, toegewezen, en de vrouw bevolen de woning te verlaten. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen.