ECLI:NL:RBLIM:2014:764

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
13/1414
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in beklagprocedure ex artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. J. van Wijk, vroeg om een vergoeding van kosten die zij had gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure. De verzoekster stelde dat zij kosten had gemaakt voor de rechtsbijstand en reiskosten, in totaal € 2.788,26. De rechtbank heeft de verzoekster gehoord en de officier van justitie heeft zich verzet tegen de hoogte van de verzochte kostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de beklagzaken ex artikel 552a Sv juridisch eenvoudig zijn en dat forfaitaire bedragen voor de vergoeding van rechtsbijstand redelijk zijn. De rechtbank heeft de kosten voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 909,10 exclusief BTW, en de reiskosten van € 12,88 afgewezen omdat deze niet door de verzoekster waren gemaakt. De rechtbank heeft de verzoekster een vergoeding toegekend van € 909,10, en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, en is uitgesproken in openbare raadkamer. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Rekestnummer : 13/1414
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg op het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster],
gevestigd te [adres],
vertegenwoordigd door [naam],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven,
hierna te noemen: (de) verzoekster.

1.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
  • € 2.225,38 voor de kosten van een raadsman;
  • € 550,00 voor de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van dit verzoekschrift;
  • € 12,88 voor de reiskosten.
De verzoekster stelt deze kosten te hebben gemaakt in het kader van het onderzoek in de klaagschriftprocedure met het rekestennummer 13/918 en de behandeling ervan in raadkamer.

2.De procesgang

Het verzoekschrift is op 24 oktober 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 14 januari 2014 de officier van justitie en de waarnemend raadsman van verzoekster, mr. M.F.A.M. Collart, kantoorgenoot van mr. van Wijk, in openbare raadkamer gehoord. De verzoekster is niet in raadkamer verschenen.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de verzoekster
De raadsman van verzoekster heeft gepersisteerd bij het reeds ingediende verzoekschrift.
In de raadkamer heeft de raadsman verder aangevoerd dat voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift een standaardvergoeding van € 280,00 c.q. € 550,00 wordt gevraagd. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat er in de klaagschriftprocedure sprake was van een omvangrijk dossier. Gelet op de grote omvang van de zaak heeft mr. Van Wijk veel tijd aan de zaak moeten besteden. Het betrof geen standaard(beklag)zaak. Bij het toekennen van de standaardtarieven die cliënt in het kader van de klaagschriftprocedure heeft gemaakt blijft deze met een schadepost van ongeveer € 2.000 zitten. Dit is niet rechtvaardig nu de rechtbank het klaagschrift gegrond heeft verklaard. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat er namens cliënt meerdere malen bij het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) is verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen auto. Hier is door het OM niet aan voldaan, omdat het OM zich op het standpunt heeft gesteld dat het beslag gehandhaafd diende te blijven. Gelet hierop heeft de verdediging zich genoodzaakt gezien om een klaagschrift tegen de inbeslagname in te dienen, tengevolge waarvan de nodige kosten zijn gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift dient te worden afgewezen, subsidiair de verzochte kostenvergoeding dient te worden gematigd. De officier van justitie vraagt zich af waarom de raadsman geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid conform artikel 590, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Voornoemde bepaling biedt de mogelijkheid om in een klaagschriftprocedure tegelijkertijd een verzoek tot kostenvergoeding conform artikel 591a Sv in te dienen. Voorts merkt de officier van justitie op dat er standaardtarieven zijn vastgesteld voor de indiening en de behandeling van klaagschriften. Gelet op het voorgaande is het de officier van justitie niet duidelijk geworden waarom verzochte kostenvergoeding zo hoog is.
3.3
De beoordeling van de rechtbank
3.3.1
De bevoegdheid van de rechtbank en de ontvankelijkheid van het verzoek
De rechtbank is bevoegd en het verzoekschrift is tijdig ter griffie ingediend.
3.3.2
De inhoudelijke beoordeling
De kosten raadsman/raadsvrouw
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster een bedrag toe te kennen als vergoeding voor de kosten van een raadsman/raadsvrouw in het kader van de gegrond verklaarde beklagzaak ex artikel 552a Sv. De rechtbank is van oordeel dat de beklagzaken ex artikel 552a Sv juridisch eenvoudig van aard zijn en een vast stramien volgen. De rechtbank verwijst voor dit laatste naar de uitspraak van de Hoge Raad van 28 september 2010, LJN BL2823. Gelet hierop en op de werkzaamheden die gepaard gaan met een beklagzaak (dossierstudie voor enkel het beklag, het indienen van een [standaard] beklag en het verschijnen ter zitting) en het feit dat voor eventuele andere werkzaamheden een verzoek tot vergoeding ingediend kan worden na onder andere sepot of vrijspraak, komt de rechtbank tot het oordeel dat in de rede ligt voor de vergoeding voor werkzaamheden ten behoeve van de beklagzaak ex 552a Sv forfaitaire bedragen te hanteren. Daarbij zoekt de rechtbank aansluiting bij de forfaitaire bedragen die gehanteerd worden ten aanzien van de verzoeken ex artikel 89 Sv. De forfaitaire bedragen voor de vergoeding van kosten in de beklagprocedure stelt de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vast op € 830,-- inclusief BTW, zijnde € 550,-- inclusief BTW (€ 454,55 exclusief BTW voor kosten rechtsbijstand in de 552a Sv-procedure en € 280,-- inclusief BTW (€ 231,40 exclusief BTW) voor het indienen van dit verzoek.
Nu verzoekster een rechtspersoon is die de BTW kan terugvragen, zal aan haar bedragen ex BTW toegewezen worden.
Omwille van proceseconomie en ter voorkoming van onnodige kosten kan van een klager in een beklagprocedure ex artikel 552a Sv wel verlangd worden dat hij gelijktijdig met zijn beklag tegen de inbeslagname tevens verzoekt om de vergoeding van de door hem gemaakte kosten in die procedure. In een dergelijk geval zullen tijdens de behandeling ter zitting beide aangelegenheden besproken kunnen worden, hetgeen een aparte zitting voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand overbodig maakt. Nu de hiervoor beschreven wijze van afdoening van verzoeken om vergoeding van rechtsbijstand in een beklagprocedure nog niet (bij verzoeker) bekend was, is het redelijk en billijk dat (tot 1 maart 2014) de kosten voor de (inhoudelijke) zitting waarbij het verzoek om vergoeding van rechtsbijstand in een beklagprocedure behandeld wordt ook vergoed worden Daarom zal aan verzoekster voor de kosten van het indienen van het verzoek en de inhoudelijke behandeling van het verzoek ter zitting aan verzoekster geen € 231,40 maar € 454,55 exclusief BTW toegewezen worden.
De reiskosten/reis- en verblijfkosten
De rechtbank zal de verzochte vergoeding van reiskosten van € 12,88 afwijzen, nu deze kosten niet gemaakt zijn door verzoekster, maar door de heer Letters die als belanghebbende opgeroepen was.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan de verzoekster een totaalbedrag toekennen van € 909,10 exclusief BTW.

4.Beslissing

De rechtbank:
- kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering toe tot een bedrag van € 909,10 (zegge: negenhonderdnegen euro en tien cent) exclusief BTW.
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P.M. Salden, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 28 januari 2014. [1]
De rechtbank Limburg, enkelvoudige kamer in strafzaken, beveelt aan de griffier de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 909,10 (zegge: negenhonderdnegen euro en tien cent) exclusief BTW op rekeningnummer 68.62.01.310 ten name van Stichting Derdengelden De Rooij Van Wijk Advocaten te Eindhoven, zodra bovengenoemde beschikking onherroepelijk is geworden.
Aldus gedaan op 28 januari 2014 door mr. L.P. Bosma, rechter.

Voetnoten

1.