ECLI:NL:RBDHA:2015:6612
Rechtbank Den Haag
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. H.E. Brink, een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in het kader van een eerder gegrond verklaarde beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank Den Haag heeft op 12 mei 2015 het verzoek in raadkamer behandeld. Verzoekster heeft een totaalbedrag van € 6.133,31 gevraagd voor de kosten van rechtsbijstand, aangevuld met kosten voor vervangend vervoer, verzekeringspremie en wegenbelasting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten voor vervangend vervoer en de verzekeringspremie niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet onder het bereik van artikel 591a Sv vallen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak gecompliceerder was dan gemiddeld, gezien de vele contacten die de raadsman heeft gehad met het openbaar ministerie en de politie. Dit rechtvaardigde een hogere vergoeding dan het forfaitaire bedrag van € 550,00. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een bedrag van € 4.000,00 toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure, terwijl de overige verzoeken zijn afgewezen. Voor de kosten van de onderhavige procedure is een forfaitaire vergoeding van € 550,00 toegekend, in plaats van de gevraagde € 2.079,94, omdat de rechtbank van mening was dat verzoekster gelijktijdig met haar beklag ook om vergoeding van deze kosten had moeten verzoeken.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om verzoekster een totaalbedrag van € 4.550,00 toe te kennen, te voldoen door overmaking naar de Stichting Derdengelden Brink Attorneys te Amsterdam, en heeft het overige verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. A.B.M. Nohl, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 juni 2015.