ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0030

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-04-122352 - JE RK 13-520
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 2 mei 2013, staat de ondertoezichtstelling van een minderjarige centraal. De vader van de minderjarige heeft geen ouderlijk gezag, aangezien hij de minderjarige niet heeft erkend en niet op hetzelfde adres woont. Desondanks wordt hij door de kinderrechter als belanghebbende aangemerkt, gezien zijn betrokkenheid bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige en zijn voornemen om een verzoek tot erkenning in te dienen. De ouders zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, wat de situatie verder compliceert.

De kinderrechter overweegt dat de vader jarenlang een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van de minderjarige en dat zijn verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt gegrond is. De kinderrechter stelt vast dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet voldoende is gebleken. De raad voor de kinderbescherming heeft op 17 april 2013 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarige, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

Uiteindelijk besluit de kinderrechter om de minderjarige onder toezicht te stellen van de stichting voor een termijn van een jaar. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaak-/rolnummer: C/04/122352 / JE RK 13-520
Beschikking van 2 mei 2013 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
op het verzoek van de
raad voor de kinderbescherming Roermond,
kantoorhoudende te 6040 AG Roermond, Postbus 279,
in de zaak van
[de minderjarige],
in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd als [de minderjarige],
geboren te [Plaats], [land] op [geboortedatum] 1999,
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [de moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
- [de vader],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de vader.
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
kantoorhoudende te 5900 AE Venlo, Postbus 219,
1. Het verloop van de procedure
1.1. De raad voor de kinderbescherming te Roermond heeft op 17 april 2013 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige.
1.2. Op 2 mei 2013 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
-de minderjarige,
-de vader, bijgestaan door mr. D.J.P.H. Stoelhorst,
-[X], vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming
-[Y], vertegenwoordiger van voornoemde stichting.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2. Eerst dient de vraag te worden beantwoord of de vader kan worden aangemerkt als belanghebbende in de onderhavige procedure.
Vaststaat dat de ouders weliswaar zijn getrouwd, maar dat de vader de minderjarige niet heeft erkend en daarmee ook geen ouderlijk gezag heeft over de minderjarige. Sinds een aantal maanden woont de vader niet meer op hetzelfde adres als de minderjarige, die bij de moeder woonachtig is.
2.3. De kinderrechter leidt uit de uitspraken van de Hoge Raad van 10 mei 2010 (LJN: BL7043) en 11 februari 2011 (LJN: BO9615) af dat in de onderhavige procedure tot de kring van belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden verstaan de minderjarige (van 12 jaar of ouder), de gezaghebbende ouder(s) en diegene die het kind als behorend tot zijn gezin verzorgt of opvoedt.
2.4. De kinderrechter overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader om als belanghebbende te worden aangemerkt als volgt.
Gebleken is dat de vader jarenlang een grote rol heeft gespeeld en thans nog speelt in de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dat de ouders thans verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure en dat de vader recent toestemming heeft gevraagd doch niet heeft verkregen van de moeder om over te gaan tot erkenning van de minderjarige. De vader is daarom voornemens om op korte termijn een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van en het verkrijgen van gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige in te dienen bij de rechtbank.
Gelet op deze omstandigheden merkt de kinderrechter de vader aan als belanghebbende.
2.5. Ten materiële overweegt de kinderrechter als volgt.
2.6. De raad voor de kinderbescherming heeft ter onderbouwing van zijn verzoek gesteld dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, terwijl hulpverlening in een vrijwillig kader ontoereikend is gebleken.
2.7. Namens en door de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Namens de vader is wel naar voren gebracht dat in de rapportage de problematiek van de moeder onderbelicht is gebleven. Ook is namens de vader naar voren gebracht dat het goed zou zijn indien iemand anders dan mevrouw [Y] als gezinsvoogd aangesteld wordt, aangezien de relatie tussen de vader en mevrouw [Y] niet goed is.
2.8. Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de kinderrechter, dat de voorwaarde, in artikel 1:254, lid 1, Burgerlijk Wetboek, voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld.
De kinderrechter overweegt ten overvloede dat hij ervan uitgaat dat ook de relatie tussen de vader en mevrouw [Y], de beoogde gezinsvoogd, een punt van aandacht is in de komende periode van ondertoezichtstelling, waarbij de vader ervan moet uitgaan dat de gezinsvoogd een neutrale persoon is en zich niet laat meezuigen in het geschil tussen de ouders.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1. stelt de minderjarige onder toezicht van de stichting voornoemd voor een termijn van een jaar;
3.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is uitgesproken ter terechtzitting van 2 mei 2013 door mr. F. Oelmeijer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en op schrift gesteld en ondertekend op 8 mei 2013 door de kinderrechter voornoemd.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.