ECLI:NL:HR:2011:BO9615

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02382
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontheffing uit ouderlijk gezag en de wettelijke maatstaf van art. 1:268 lid 2 BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een minderjarige. De moeder verzocht om ontheffing uit het ouderlijk gezag, waarbij de wettelijke maatstaf van artikel 1:268 lid 2, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing was. De Raad voor de Kinderbescherming was als verweerder betrokken, maar verscheen niet ter zitting. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Assen en het gerechtshof te Leeuwarden, die beide in het kader van deze zaak relevant zijn. De moeder had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin haar verzoek was afgewezen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

11 februari 2011
Eerste kamer
10/02382
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Haarlem,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 70242/FA RK 08-2255 van de rechtbank Assen van 11 maart 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.035.182 van het gerechtshof te Leeuwarden van 4 maart 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 februari 2011.