ECLI:NL:RBLEE:2011:BR3039

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/708
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning danscafé The Champ's op basis van Wet Bibob

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 26 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres [A] en de burgemeester van de gemeente Súdwest Fryslân. Eiseres had een exploitatievergunning aangevraagd voor het danscafé The Champ's, maar deze was door de burgemeester geweigerd op basis van de Wet Bibob. De burgemeester stelde dat er ernstig gevaar bestond dat de vergunning zou worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten en voor het plegen van strafbare feiten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering en beroep aangetekend bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de weigering van de vergunning op goede gronden heeft gebaseerd, onder andere op een advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Eiseres heeft in haar aanvraag aangegeven dat zij als leidinggevende van het danscafé zou optreden, wat de burgemeester deed concluderen dat er een zakelijk samenwerkingsverband bestond tussen eiseres en een andere betrokken partij, [B]. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht heeft aangenomen dat er een zakelijk samenwerkingsverband was en dat eiseres in verband kon worden gebracht met strafbare feiten die door [B] waren gepleegd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester niet verplicht was om een minder vergaande maatregel te treffen dan het geheel weigeren van de verzochte vergunning. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/708
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juli 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres (hierna: [A]),
gemachtigde: mr. J.M.E. Hamming, advocaat te Drachten,
en
de burgemeester van de gemeente Súdwest Fryslân (voorheen: de burgemeester van de gemeente Sneek),
verweerder (hierna: de burgemeester),
gemachtigde: mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2009, dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure), heeft de burgemeester geweigerd aan [A] een exploitatievergunning te verlenen ten behoeve van de exploitatie van danscafé The Champ's aan de Oosterdijk 43 te Sneek. Het daartegen door [A] gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 februari 2010 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [A] beroep aangetekend. Op 12 mei 2010 heeft de burgemeester het aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde beslissing van 18 augustus 2010 ten grondslag liggende advies van 16 juli 2009 van het Landelijk Bureau BIBOB (hierna: het LBB) aan de rechtbank toegezonden, tezamen met de overige op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarbij heeft de burgemeester meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van het LBB-advies. Op 3 februari 2011 heeft de rechtbank beslist dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is en [A] gevraagd om toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Deze toestemming is op 16 februari 2011 verleend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 13 april 2011. [A] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van A. Mulder, werkzaam bij de gemeente Súdwest Fryslân.
Motivering
Feiten
1.1 Op 23 maart 2009 heeft [A] ten behoeve van The Champ's bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek een vergunning op grond van de Drank- en horecawet (Dhw) aangevraagd. In het aanvraagformulier heeft [A] onder 3, onder het kopje "Ondernemer I", haar persoons- en adresgegevens vermeld. In het aanvraagformulier, onder 6, heeft [A], onder vermelding van haar persoons- en adresgegevens, aangegeven dat de functie van leidinggevende door haar wordt uitgeoefend.
1.2 Op 24 maart 2009 heeft [A] ten behoeve van de exploitatie van The Champ's bij de burgemeester een exploitatievergunning aangevraagd. In het aanvraagformulier, onder vraag 16, heeft [A], onder vermelding van de persoons- en adresgegevens die ook in de aanvraag voor de Dhw-vergunning zijn vermeld, aangegeven dat de functie van leidinggevende door haar wordt uitgeoefend.
Wettelijk kader
2.1 Op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Sneek (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.
2.2 Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob), kunnen bestuursorganen, voor zover zij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, een aangevraagde beschikking weigeren dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (a) of strafbare feiten te plegen (b).
2.3 Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Wet Bibob wordt, voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, betreft, de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:
a. feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
b. ingeval van vermoeden de ernst daarvan,
c. de aard van de relatie en
d. de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.
2.4 Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Wet Bibob wordt, voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:
a. feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven,
b. ingeval van vermoeden de ernst daarvan,
c. de aard van de relatie en
d. het aantal van de gepleegde strafbare feiten.
2.5 Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob staat de betrokkene in relatie tot strafbare feiten als bedoeld in het tweede lid en derde lid, indien:
a. hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan,
b. hij direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over of vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht die deze strafbare feiten heeft begaan, of,
c. een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over, vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.
2.6 Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wet Bibob vindt de weigering dan wel intrekking van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, slechts plaats indien deze evenredig is met de mate van het gevaar (a) en voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten (b).
2.7 Op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob kan, voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
2.8 Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet Bibob kan een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, door de burgemeester worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.
Standpunten van partijen
3.1 De burgemeester heeft de exploitatievergunning geweigerd, omdat naar zijn oordeel ernstig gevaar bestaat dat deze vergunning wordt gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten en om strafbare feiten te plegen. De burgemeester heeft aan dit oordeel het advies van het LBB van 16 juli 2009 ten grondslag gelegd.
3.2 [A] bestrijdt het standpunt van de burgemeester. Daarnaast is zij van mening dat de burgemeester met toepassing van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob ook had kunnen volstaan met een minder verstrekkende maatregel.
Beoordeling
4.1 Allereerst dient te worden beoordeeld of [A] (nog) belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep nu de exploitatie van The Champ's inmiddels is beëindigd. Anders dan namens de burgemeester is betoogd (dat [A] geen procesbelang (meer) heeft), is de rechtbank van oordeel dat het procesbelang van [A] gelegen is in de mogelijk door haar geleden schade als de weigering om aan haar een exploitatievergunning te verlenen onrechtmatig zou worden geoordeeld.
4.2 Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de zaak wordt het volgende overwogen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), onder meer de uitspraak van 7 juli 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BN0469, mag een bestuursorgaan afgaan op de expertise van het LBB, tenzij de in het advies vermelde gegevens de bevindingen duidelijk niet kunnen dragen, bijvoorbeeld omdat ze daarvoor te weinig of te weinig directe aanwijzingen bieden of omdat ze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is.
4.3 Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van het LBB-advies overweegt de rechtbank als volgt.
4.4 De rechtbank is met de burgemeester van oordeel dat tussen [A] en [B] een zakelijk samenwerkingsverband bestaat. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voldoende gebleken is dat [B] feitelijk The Champ's heeft geëxploiteerd (op de vergunning van [C]) en dat hij ook aangifte bij de Belastingsdienst heeft gedaan over zijn inkomsten bij The Champ's. [A] staat sedert 2008 met [C] op de vergunning van The Champ's en heeft daar ook gewerkt. Gelet hierop heeft de burgemeester terecht een zakelijk samenwerkingsverband tussen [A] en [B] aangenomen. Voorts heeft [A] zich in de in 1.1 omschreven aanvraagformulieren als leidinggevende van The Champ's opgegeven. In die hoedanigheid kan [A] invloed uitoefenen op de exploitatie van deze onderneming van [B]. Dat met de opgave van [A] dat zij als leidinggevende zal optreden niet is beoogd een stromanconstructie te bewerkstelligen, zoals [A] ter zitting heeft benadrukt, betekent niet dat de burgemeester niet mocht aannemen dat een zakelijk samenwerkingsverband tussen [A] en [B] bestaat.
4.5 Gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, kon [A] eveneens in verband worden gebracht met de door [B] gepleegde strafbare feiten (handelen in strijd met de Opiumwet, valsheid in geschrifte, geweldsdelicten en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie) in de zin van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet Bibob. Uit deze informatie, in onderlinge samenhang bezien, komt naar voren dat The Champ's gebruikt wordt voor, kortgezegd, de handel in en het gebruik van drugs.
4.6 De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op basis van het LBB-advies op goede gronden de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet Bibob, als ernstig heeft gekwalificeerd. Dit brengt mee dat, anders dan [A] meent, de burgemeester geen gebruik hoefde te maken van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob een minder vergaande maatregel te treffen dan het geheel weigeren van de verzochte exploitatievergunning (vgl. AbRS d.d. 30 september 2009, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BJ8931).
4.7 Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
5.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzitter, en door mrs. J.S. van der Kolk en P.G. Wijtsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2011.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.