ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ6540

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1150, AWB 10/1151 en AWB 11/1152
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Functiewaardering van medewerkers van de brandweer Leeuwarden en de rechtsgeldigheid van de functiebeschrijving

In deze zaak gaat het om de functiewaardering van medewerkers van de brandweer Leeuwarden, specifiek de ploegchefs. Eisers, werkzaam als ploegchef/bevelvoerder, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, waarin hun functie is gewaardeerd op schaal 8. De rechtbank heeft op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de beroepen van eisers ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de functiewaardering is uitgevoerd volgens de Procedureregeling functiewaardering 1994, waarbij de functies zijn beschreven en gewaardeerd op basis van een organieke structuur. Eisers voerden aan dat hun functie ondergewaardeerd is en dat de functiebeschrijving niet adequaat weergeeft dat zij verantwoordelijk zijn voor het repressieve gedeelte van het brandweerwerk. De rechtbank oordeelde echter dat de functiebeschrijving en waardering door verweerder voldoende onderbouwd zijn en dat de verantwoordelijkheden van de ploegchef correct zijn weergegeven in de context van de nieuwe organisatiestructuur die per 1 januari 2010 is ingevoerd. De rechtbank benadrukte dat de teamleider eindverantwoordelijk is voor het personeelsbeleid en dat de ploegchef een uitvoerende rol heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de waardering van de functie ploegchef op schaalniveau 8 niet onhoudbaar is en dat de besluiten van verweerder in stand blijven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummers: AWB 10/1150 t/m 10/1152
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in de gedingen tussen
1. [naam],
2. [naam] en
3. [naam],
eisers,
gemachtigde: mr. A.A.M. van der Zandt, werkzaam bij ABVAKABO FNV te Deventer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigde: I. Zittema, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brieven van 3 mei 2010 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van zijn besluiten op bezwaar betreffende functiewaardering. Tegen deze besluiten hebben eisers beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2011. Brander en Bosma zijn daar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en ing. A.J.E. Karelse, commandant van de brandweer Leeuwarden.
De zaken zijn gevoegd behandeld met de zaken geregistreerd onder nummers 10/1143 tot en met 10/1149. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst. In deze zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Motivering
Feiten
1.1 Eisers zijn werkzaam bij de brandweer Leeuwarden als ploegchef/bevelvoerder.
1.2 In 2008 is een wijziging van de organisatiestructuur van de brandweer in gang gezet. Op 1 januari 2010 is de nieuwe organisatiestructuur ingevoerd. Gekozen is om de organisatie niet langer te structureren rond de repressieve taken van de brandweer en in te richten in 24-uur-teams, maar teams te vormen op basis van de beheersmatige taken van de brandweer. In het kader van deze organisatiewijziging zijn de functies dienstbreed opnieuw beschreven en gewaardeerd. Daarbij is aangesloten bij het organieke functiehuis van de gemeente Leeuwarden. De functies zijn gewaardeerd met toepassing van de Procedureregeling functiewaardering 1994. Deze Procedureregeling heeft als uitgangspunt een methode van beredeneerd vergelijken aan de hand van ijkfuncties.
1.3 Bij besluiten van 16 december 2009 heeft verweerder eisers meegedeeld dat zij met ingang van 1 januari 2010 worden ingepast in de functie ploegchef. Het niveau van deze functie is vastgesteld op schaal 8. De functiebeschrijving en de bijbehorende waarderingsmotivering in de vorm van een vergelijkingsmatrix zijn als bijlage meegezonden.
1.4 Tegen deze besluiten hebben eisers bezwaarschriften ingediend. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder deze bezwaarschriften ongegrond verklaard.
Geschil
2.1 Eisers hebben aangevoerd dat hun functie is ondergewaardeerd. Zij zijn tekort gedaan in de positionering van hun functie, zowel wat beschrijving als inschaling betreft. Volgens eisers komt in de functiebeschrijving niet tot uiting dat de ploegchef de verantwoordelijkheid draagt voor het repressieve gedeelte van het brandweerwerk en niet de teamleider. Dit brengt mee dat de ploegchef ook verantwoordelijk is voor de personele aangelegenheden van zijn ploeg. Eisers hebben in dat verband verklaard dat zij functioneringsgesprekken voeren met hun ploegleden, verlofaanvragen beoordelen en betrokken zijn bij de reïntegratie van medewerkers. De teamleider is slechts verantwoordelijk voor het personeelsbeleid ingeval van ziekte en loopbaanontwikkeling, aldus eisers.
2.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de functie ploegchef op juiste wijze is beschreven en gewaardeerd. Daartoe voert verweerder aan dat niet de ploegchef maar de teamleider eindverantwoordelijk is voor het (personeels)beleid van zijn team op zowel repressief als beheersmatig gebied. Verder stelt verweerder dat de ploegchef een MBO-functie is en dat dergelijke functies op ten hoogste schaalniveau 8 kunnen worden gewaardeerd.
Beoordeling
3.1 Met betrekking tot de in geding zijnde functiebeschrijving stelt de rechtbank voorop dat het hier toepasselijke functiewaarderingssysteem de zwaarte weegt van organieke functies in samenhang met de totale organisatieopbouw. Bij het vaststellen van de functiebeschrijvingen komt daarom aan verweerder beleidsvrijheid toe. Anders dan bij de zogenoemde mensfunctiebeschrijvingen gaat het hier niet om de beschrijving van de feitelijke uitgevoerde of feitelijk opgedragen taken, maar om de door verweerder aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden gegeven de inrichting van de organisatie zoals die verweerder voor ogen staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving met terughoudendheid moet plaatsvinden.
3.2 De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde vast dat de wijziging in organisatiestructuur van de brandweer per 1 januari 2010 een herverdeling in verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden met zich heeft meegebracht. Er zijn drie beheersmatige teams gevormd, elk onder leiding van een teamleider. Daarnaast maakt elke repressieve medewerker van de brandweer deel uit van een (uitruk)ploeg. De ploegchef heeft daarover de dagelijkse leiding en is verantwoordelijk voor de repressieve kwaliteit van zijn ploeg.
3.3 In dit licht bezien heeft de rechtbank in hetgeen eisers naar voren hebben gebracht geen aanleiding gevonden om de voor hun functie gehanteerde functiebeschrijving in rechte onhoudbaar te achten. Eisers hebben de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat de beschrijving van hun functie tekortschiet en daarmee ook niet van hun stelling dat de beschrijving niet toereikend is als basis voor de waardering. De rechtbank heeft hierbij met name laten wegen dat, gelet op de organisatiestructuur waarin de functies zijn ondergebracht, verweerder er kennelijk voor heeft gekozen om de integrale managementverantwoordelijkheid voor een team neer te leggen bij de teamleider. Hieruit vloeit voort - en de overgelegde functiebeschrijving van de functie teamleider bevestigt dit - dat de (eind)verantwoordelijkheid voor personele aangelegenheden op repressief en beheersmatig gebied berust bij de teamleider. Onder deze verantwoordelijkheid valt onder meer het voeren van voortgangs-, loopbaan- en functioneringsgesprekken met de medewerkers. Deze taak is dan ook terecht niet opgenomen in de functiebeschrijving van de functie ploegchef. Dat de ploegchef met zijn ploegleden gesprekken voert waarin hun functioneren aan de orde wordt gesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat deze gesprekken niet kunnen worden aangemerkt als functioneringsgesprekken in rechtspositionele zin. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze gesprekken enkel betrekking hebben op het functioneren van de ploegleden op repressief gebied. Uit de gedingstukken volgt dat de repressieve taken slechts een klein gedeelte van de werktijd van de ploegleden beslaan. De overige tijd besteden zij als lid van een beheersmatig team aan het uitvoeren van beheersmatige taken. Gelet hierop kunnen de gesprekken tussen de ploegchef en de ploegleden niet op één lijn worden gesteld met het houden van functioneringsgesprekken.
Verder acht de rechtbank verweerders standpunt dat de betrokkenheid van de ploegchef bij het toekennen van verlofaanvragen en de reïntegratie van werknemers niet uitdrukkelijk in de bestreden functiebeschrijving hoefde te worden opgenomen, niet onhoudbaar. Deze betrokkenheid vloeit voort uit het feit dat hij de dagelijkse leiding heeft over de uitrukploeg en verantwoordelijk is voor de dagelijkse werkorganisatie en de werkverdeling.
3.4 Ten aanzien van de stelling van eisers dat de functie ploegchef is ondergewaardeerd, overweegt de rechtbank het volgende.
3.4.1 De rechtbank stelt voorop dat de rechterlijke toetsing van de functiewaardering in een geval als dit een terughoudende dient te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van de bestreden besluiten aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waarderingen op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat in het onderhavige geval pas tot vernietiging van de bestreden waarderingen kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moeten worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
3.4.2 De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde vast dat bij de wijziging van de organisatiestructuur van de brandweer de keuze is gemaakt om de hiërarchische structuur van de andere diensten van de gemeente Leeuwarden als uitgangspunt te nemen en aan te sluiten bij het functiehuis van die gemeente. Deze keuze is naar het oordeel van de rechtbank aanvaardbaar te achten. De rechtbank wijst er hierbij op dat aan het bevoegd gezag de vrijheid toekomt zijn organisatie naar eigen goeddunken in te richten.
3.4.3 Omdat de invoering van de nieuwe organisatiestructuur een herverdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met zich meebracht, zijn alle functies bij de brandweer waar nodig gewijzigd, opnieuw opgesteld of geactualiseerd en gewaardeerd. Deze waardering heeft plaatsgevonden met toepassing van het in de gemeente Leeuwarden gehanteerde functiewaarderingssysteem, te weten de methode van beredeneerde vergelijking aan de hand van een bundel ijkfuncties. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de functie ploegchef op MBO-niveau kan worden uitgeoefend. Uitgaande van de functiebeschrijving van de organieke functie ploegchef acht de rechtbank dit standpunt niet onhoudbaar. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de functie uitvoerend van aard is. De rechtbank stelt vast dat MBO-functies in de ijkbundel zijn gewaardeerd van schaalniveau 5 tot en met 8. Uit het functiewaarderingsysteem volgt dus dat de functie ploegchef niet hoger kan worden gewaardeerd dan schaalniveau 8. Gelet hierop ziet de rechtbank, ook in aanmerking genomen de naar zijn oordeel terecht door verweerder gevoelde noodzaak van een consistente rangordening binnen de gemeentelijke organisatie van de functies, geen reden om te oordelen dat de waardering van de functie ploegchef op schaalniveau 8 onhoudbaar is.
3.5 De rechtbank komt tot de conclusie dat de waardering van de functie ploegchef in rechte standhoudt. De beroepen van eisers moeten ongegrond worden verklaard.
3.6 Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.S. van der Kolk, voorzitter, en door mrs. E.M. Visser en P.G. Wijtsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Hoekstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011.
w.g. T. Hoekstra
w.g. J.S. van der Kolk
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.