Beoordeling
3.1 Met betrekking tot de in geding zijnde functiebeschrijving stelt de rechtbank voorop dat het hier toepasselijke functiewaarderingssysteem de zwaarte weegt van organieke functies in samenhang met de totale organisatieopbouw. Bij het vaststellen van de functiebeschrijvingen komt daarom aan verweerder beleidsvrijheid toe. Anders dan bij de zogenoemde mensfunctiebeschrijvingen gaat het hier niet om de beschrijving van de feitelijke uitgevoerde of feitelijk opgedragen taken, maar om de door verweerder aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden gegeven de inrichting van de organisatie zoals die verweerder voor ogen staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving met terughoudendheid moet plaatsvinden.
3.2 In dit licht bezien heeft de rechtbank in hetgeen eisers naar voren hebben gebracht geen aanleiding gevonden om de voor hun functie gehanteerde functiebeschrijving in rechte onhoudbaar te achten. Eisers hebben de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat de beschrijving van hun functie tekortschiet en daarmee ook niet van hun stelling dat de beschrijving niet toereikend is als basis voor de waardering. Voor zover zij hebben gesteld dat zij de ploegchef bij toerbeurt vervangen en eerstverantwoordelijk zijn op de uitruk, merkt de rechtbank op dat verweerder in dit verband onweersproken heeft gesteld dat eisers de ploegchef alleen vervangen in zijn rol als bevelvoerder van dienst. Deze taak komt tot uitdrukking in de functiebeschrijving. Het zijn van bevelvoerder van dienst is namelijk in de functiebeschrijving als hoofdtaak opgenomen. Daarnaast is als hoofdtaak opgenomen het operationeel leidinggeven aan de inzet van een brandweereenheid.
3.3 Ten aanzien van de stelling van eisers dat de functie ploegchef en daardoor hun functie is ondergewaardeerd, overweegt de rechtbank het volgende.
3.3.1 De rechtbank stelt voorop dat de rechterlijke toetsing van de functiewaardering in een geval als dit een terughoudende dient te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van de bestreden besluiten aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waarderingen op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat in de onderhavige gevallen pas tot vernietiging van de bestreden waarderingen kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moeten worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
3.3.2 De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde vast dat bij de wijziging van de organisatiestructuur van de brandweer de keuze is gemaakt om de hiërarchische structuur van de andere diensten van de gemeente Leeuwarden als uitgangspunt te nemen en aan te sluiten bij het functiehuis van die gemeente. Deze keuze is naar het oordeel van de rechtbank aanvaardbaar te achten. De rechtbank wijst er hierbij op dat aan het bevoegd gezag de vrijheid toekomt zijn organisatie naar eigen goeddunken in te richten.
3.3.3 Omdat de invoering van de nieuwe organisatiestructuur een herverdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met zich meebracht, zijn alle functies bij de brandweer waar nodig gewijzigd, opnieuw opgesteld of geactualiseerd en gewaardeerd. Deze waardering heeft plaatsgevonden met toepassing van het in de gemeente Leeuwarden gehanteerde functiewaarderingssysteem, te weten de methode van beredeneerde vergelijking aan de hand van een bundel ijkfuncties. De procedure die moet worden gevolgd, is opgenomen in de Procedureregeling functiewaardering 1994.
3.3.4 De rechtbank stelt vast dat de waardering van de functie senior medewerker basisbrandweerzorg/bevelvoerder niet conform de Procedureregeling tot stand is gekomen. Uit de gedingstukken volgt dat verweerder de functie niet ter toetsing heeft voorgelegd aan de toetsingscommissie, omdat deze functie volgens verweerder slechts een actualisatie betreft van de eerdere functie bevelvoerder operationele uitvoering. In 2005 is die functie aan de toetsingscommissie voorgelegd, die toen het bindend advies heeft uitgebracht dat de functie moet worden gewaardeerd op schaalniveau 7.
Nu eisers ter zitting uitdrukkelijk hebben aangegeven dat zij hun grieven met betrekking tot de wijze van totstandkoming van de waardering intrekken en in aanmerking genomen dat zowel de ondernemingsraad als de toetsingscommissie hebben ingestemd met de hele gang van zaken, gaat de rechtbank aan dit gebrek in de procedurele totstandkoming van de waardering voorbij.
3.3.5 Bij uitspraak van heden met registratienummers 10/1150 tot en met 10/1152 heeft de rechtbank geoordeeld dat de waardering van de functie ploegchef op schaalniveau 8 niet onhoudbaar is. Gelet op de overgelegde functiebeschrijvingen en ook de organisatorische en hiërarchische inbedding van de functies in de organisatie acht de rechtbank verweerders standpunt dat de functie senior medewerker basisbrandweerzorg/bevelvoerder onder de functie ploegchef gerangschikt moet worden, niet onhoudbaar. Gelet hierop en ook in aanmerking genomen de naar het oordeel van de rechtbank terecht door verweerder gevoelde noodzaak van een consistente rangordening binnen de gemeentelijke organisatie van de functies, ziet de rechtbank geen reden te oordelen dat verweerders standpunt dat de functie senior medewerker basisbrandweerzorg/bevelvoerder op schaalniveau 7 moet worden gewaardeerd, onhoudbaar te achten.
3.4 Dat eisers al sinds 2004 als bevelvoerders een persoonlijke toelage krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in dit verband overtuigend toegelicht dat deze toelage aan de bevelvoerders is toegekend, omdat naar zijn mening de taak van bevelvoerder onvoldoende tot uitdrukking kwam via het destijds gehanteerde systeem van functiewaardering en wel tot uitdrukking diende te komen in de beloning. Uit hetgeen in 3.3.5 is overwogen volgt dat ook in het thans toepasselijke functiewaarderingssysteem de werkzaamheden als bevelvoerder op zichzelf onvoldoende zijn om de organieke functie te waarderen op een hoger schaalniveau. Verweerder heeft de toelage daarom gehandhaafd. Op die manier wordt de extra taak die eisers in vergelijking met de andere senior medewerkers binnen de gemeente uitvoeren, toch beloond.
3.5 De rechtbank komt tot de conclusie dat de waardering van de functie senior medewerker basisbrandweerzorg/bevelvoerder in rechte standhoudt. De beroepen van eisers moeten ongegrond worden verklaard.
3.6 Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.