ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ3868

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15/700415-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met putatief noodweer en ontoerekenbaarheid in de zaak tegen verdachte te Bennebroek

In deze zaak, die op 7 november 2012 door de Rechtbank Haarlem werd behandeld, stond de verdachte terecht voor mishandeling van een verpleegkundige specialist, die op dat moment als behandelaar bij hem aanwezig was. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte de aangeefster bij de keel had gepakt, waardoor zij enige tijd geen lucht kreeg en pijn ondervond. Dit leidde tot de bewezenverklaring van mishandeling, maar de verdachte werd vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten.

De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit putatief noodweer, omdat hij meende dat de aangeefster hem bedreigde met een mes. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de situatie niet als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kon worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, gezien zijn psychische toestand, die werd gekarakteriseerd door schizofrenie van het paranoïde type. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet in staat was om de situatie correct in te schatten en dat zijn handelen voortkwam uit zijn psychotische beleving.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor de bewezen verklaarde mishandeling, maar gelastte wel terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de situatie en het risico op recidive. De rechtbank benadrukte dat zonder de tbs-maatregel de veiligheid van anderen in gevaar zou komen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700415-12
Uitspraakdatum: 7 november 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2012 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in Vught Penitentiair Psychiatrisch Centrum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kubicz en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.B.C. Maton, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (die op dat moment werkzaam was als verpleegkundige specialist GGZ) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met beide, althans een, hand(en) bij de keel heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (als gevolg waarvan die [slachtoffer] enige tijd geen lucht heeft gekregen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met beide, althans een, hand(en) bij de keel heeft
(vast)gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (als gevolg waarvan die [slachtoffer] enige tijd geen lucht heeft gekregen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) met beide, althans een, hand(en) bij de keel heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (als gevolg waarvan die [slachtoffer] enige tijd geen lucht heeft gekregen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - gewezen naar een mes welke op een tafel lag en/of - een mes getoond aan die [slachtoffer] en/of - met een mes in de hand achter die [slachtoffer] gerend en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je overhoop, je kan al zien waarmee" en/of "ik hak je in mootjes", althans woorden en/of daden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten bepleit omdat verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet had op de dood, noch op de (zware) mishandeling respectievelijk bedreiging van aangeefster [slachtoffer].
3.3. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden blijkt weliswaar dat verdachte aangeefster met kracht bij haar nek heeft gepakt, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol of voorwaardelijk opzet heeft gehad op het haar beroven van het leven, danwel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte als feit 2 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde verbale en non-verbale bedreigingen van aangeefster bevinden zich slechts twee verklaringen in het dossier, namelijk de verklaring van de aangeefster en de verklaring van verdachte. De inhoud van beide verklaringen loopt echter wat betreft de gestelde bedreigingen sterk uiteen. Nu het dossier voor het overige onvoldoende ondersteunende bewijsmiddelen bevat voor het relaas van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreigingen.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit (mishandeling) op grond van het volgende.
Op 12 juni 2012 bevond aangeefster [slachtoffer], als verpleegkundige specialist werkzaam bij de GGZ Ingeest te Bennebroek, zich met verdachte in zijn slaapkamer voor een gesprek over de situatie van verdachte.[2] Zij zag daar op de salontafel een groot pizzames liggen.[3] Omdat zij het niet verstandig vond dat het mes op tafel lag, temeer nu verdachte tijdens het gesprek boos werd, heeft zij het mes gepakt en geprobeerd dat uit het zicht te houden.[4] Aangeefster heeft verklaard dat zij toen zij weg wilde gaan en daartoe de slaapkamerdeur had geopend, voelde dat zij van achter naar de grond werd geduwd door verdachte. Zij voelde dat verdachte met zijn beide handen haar keel vastpakte.[5] Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij aangeefster bij de keel heeft gepakt.[6] Aangeefster heeft verder verklaard dat zij het benauwd kreeg en bijna geen lucht meer kreeg.[7] Verdachte heeft van zijn kant diverse malen ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat het slachtoffer het benauwd had.[8] Volgens verdachte kon aangeefster nauwelijks meer woorden uitspreken, keek zij raar uit haar ogen en snakte zij naar adem.[9] Aangeefster heeft uiteindelijk het mes weggegooid en hierop liet verdachte haar los.[10] Aangeefster heeft verklaard dat op de plaatsen waar zij bij haar hals/keel is vastgehouden, het als blauwe plekken voelt.[11]
3.5. Bewijsoverweging
Vaststaat dat verdachte [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt. Aangeefsters verklaring dat zij het benauwd kreeg is door verdachte ter terechtzitting diverse malen bevestigd. Aangeefster heeft bovendien aangegeven dat zij daags erna op de plek in haar nek waar verdachte haar had vastgepakt, het gevoel van blauwe plekken had.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling van aangeefster door haar op zodanige wijze bij haar keel te pakken dat zij enige tijd geen lucht heeft gekregen en pijn heeft ondervonden. Dat verdachte met zijn handelwijze slechts beoogd zou hebben het mes dat aangeefster in haar hand had terug te pakken maakt dit niet anders.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het als feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 meer subsidiair
hij op 12 juni 2012 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], met kracht bij de keel heeft vastgepakt als gevolg waarvan die [slachtoffer] enige tijd geen lucht heeft gekregen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
5.1. Beroep op putatief noodweer(exces)
De raadsman heeft namens verdachte een beroep gedaan op putatief noodweer(exces) als gevolg waarvan verdachte in zijn visie zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat aangeefster in de beleving van verdachte een bedreiging vormde, aangezien zij een mes in haar handen had; verdachte veronderstelde dat aangeefster hem zou aanvallen. Verdachte meende daarom dat hij het mes uit haar handen moest zien te krijgen, dit ter noodzakelijke verdediging tegen de in zijn ogen dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De verdediging is van mening dat verdachtes handelwijze gerechtvaardigd en proportioneel was. Verdachte heeft verontschuldigbaar gedwaald ten aanzien van de situatie waarin hij zich bevond, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een (putatieve) noodweersituatie Immers, naar uit de redengevende feiten en omstandigheden vaststaat heeft aangeefster op enig moment het mes van de tafel gepakt met als doel dit - veiligheidshalve - bij verdachte weg te houden en is zij naar de deur van de slaapkamer gelopen teneinde het vertrek te verlaten. Ter terechtzitting heeft verdachte mede aan de hand van een tekening duidelijk gemaakt dat aangeefster met haar gezicht naar de gang in de deuropening stond toen verdachte bij haar kwam en trachtte haar het mes afhandig te maken. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij het mes terug wilde hebben maar ook dat hij (meermalen) tegen aangeefster heeft gezegd “ik bedreig je niet”. Kennelijk was het voor verdachte duidelijk dat aangeefster zich - zij het in zijn ogen ten onrechte – door hem bedreigd voelde. Onder die omstandigheden is redelijkerwijs geen sprake van een (vermeende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, zodat ook de gestelde noodzaak tot verdediging ontbreekt.
5.2. Ontoerekenbaarheid
De raadsman heeft (subsidiair) ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bepleit dat verdachte volledig ontoerekenbaar heeft gehandeld en dat hij derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank betrekt in haar beoordeling van de strafbaarheid van verdachte de inhoud van het omtrent verdachte door P.C. Dalebout, gezondheidspsycholoog, uitgebrachte rapport van 28 september 2012, evenals het door J. Neeleman, psychiater, uitgebrachte rapport van 23 september 2012.
Psycholoog Dalebout, voornoemd, heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type.
Het denken, voelen en handelen van betrokkene wordt al jarenlang grotendeels bepaald door psychotische symptomatologie. Betrokkene gaat voortdurend uit van verkeerde aannames en hij is niet in staat situaties en problemen goed in te schatten en te overzien. Vanuit zijn psychotische beleving voelt hij zich snel bedreigd en angstig en zal hij vanuit de onderliggende angst reageren met heftige agressie die hij niet onder controle heeft. Ziekte-inzicht en ziektebesef ontbreken bij betrokkene. Betrokkenes denken, voelen en handelen zijn ten tijde van het tenlastegelegde in belangrijke mate bepaald vanuit de ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Vanuit zijn paranoïde wanen is betrokkene uitgegaan van de verkeerde aannames en heeft hij de situatie vanuit zijn stoornis opgevat als ernstig bedreigend en beangstigend en heeft hij op grond hiervan gehandeld. De psycholoog adviseert verdachte daarom als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Psychiater Neeleman, voornoemd, heeft eveneens geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. De ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene interpreteerde de handelingen van [slachtoffer] zodanig paranoïde dat hij zich door haar, in plaats van vice versa, aangevallen voelde en zich tegen die gewaande aanval verweerde. De psychiater adviseert verdachte daarom als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank volgt de gedragsdeskundigen in hun bevindingen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type en dat hij vanuit zijn wanen heeft gehandeld. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de zienswijze van de psychiater Neeleman moet worden gevolgd dat verdachte volledig vanuit die wanen heeft gehandeld en aldus voor zijn handelen (volledig) ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Gelet op artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank verdachte niet strafbaar voor de bewezenverklaarde mishandeling, nu dit feit hem wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens ten tijde van het ten laste gelegde niet kan worden toegerekend. Aldus dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor dit feit.
6. Motivering van de maatregel
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal gelasten.
6.2 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht bepleit.
6.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de deskundigenrapporten is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 juni 2012 schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer], een verpleegkundige specialist van de GGZ Ingeest. Zij was op dat moment bij verdachte als zijn behandelaar. Volgens een bericht van psychiater Moctezuma (dossierpagina 23) wilde verdachte sinds februari 2012 namelijk geen depot medicatie meer. Verdachte begon in maart 2012 weer te drinken en cannabis te gebruiken. Onrust en chaos namen toe. De dag van het incident zou een gesprek plaatsvinden voor een nieuw plan voor behandeling met medicatie. Daar was verdachte het niet mee eens. Het tussen verdachte en zijn behandelaar gevoerde gesprek op verdachtes kamer liep volledig uit de hand.
De gedragsdeskundige Neeleman, voornoemd, heeft geadviseerd betrokkene te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht waarbij van belang is dat medicatie doorgegeven wordt ook na expiratie van de artikel 37 titel onder een rechterlijke machtiging. De deskundige merkt daar overigens bij op dat een artikel 37 plaatsing geen garanties biedt dat medicatie langdurend gegeven blijft worden onder rechterlijke machtiging na expiratie van de artikel 37 maatregel. In het licht van deze onzekerheid zou een terbeschikkingstelling met dwangverpleging overwogen kunnen worden.
De voornoemde gedragsdeskundige Dalebout geeft aan dat bij betrokkene sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis, welke een chronisch karakter heeft. Betrokkene heeft te kampen met paranoïde wanen, die de beleving van zijn werkelijkheid kleuren. Het leidt ertoe dat betrokkene voortdurend situaties verkeerd inschat, omdat hij vanuit zijn wanen uitgaat van de verkeerde aannames. Hij voelt zich overmatig snel bedreigd en benadeeld, hetgeen veel angst in hem oproept, waar hij niet adequaat op kan reageren.
De voorgeschiedenis van betrokkene heeft aangetoond dat hij, bij ontbreken van ziekte- inzicht en ziektebesef, snel een vrijwillige behandeling zal afbreken. De delictgeschiedenis van betrokkene maakt duidelijk dat hij meerdere malen gewelddadig gedrag heeft vertoond, waarbij hij op zijn omgeving een ernstig dreigende indruk heeft gemaakt. Tot op heden hebben de maatregelen die in het juridisch kader zijn genomen, waaronder een art. 37 WSr plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, niet geleid tot een afdoende afname van het risico op recidive, met name ook omdat betrokkene zich gemakkelijk aan de betreffende kaders onttrok. Psycholoog Dalebout ziet terbeschikkingstelling met dwangverpleging als enige mogelijkheid om door middel van behandeling de kans op recidive te verminderen en voldoende garanties te kunnen bieden tot beveiliging van de maatschappij tegen gewelddadige recidive.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, zoals door psychiater Neeleman en de raadsman geopperd, onvoldoende bescherming biedt voor de maatschappij. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging thans de enige mogelijkheid vormt om door middel van behandeling de kans op recidive afdoende in te perken en voldoende garanties te bieden tot beveiliging van de maatschappij tegen (gewelddadige) recidive. De rechtbank wijst hierbij tevens op oudere omtrent verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapporten van 5 september 2007, 11 september 2007 en 23 november 2004 waarin reeds meermalen tot een terbeschikkingstelling met dwangverpleging werd geadviseerd gelet op de problematiek van betrokkene. Tenslotte betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat verdachte voorafgaande aan het delict intensief werd begeleid en dat hij zelfs binnen deze setting nota bene een behandelaar van de GGZ heeft mishandeld.
Gelet op al het voorgaande zal de terbeschikkingstelling van verdachte worden gelast en zijn verpleging van overheidswege worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen/goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank realiseert zich dat het opleggen van tbs een zeer verstrekkende maatregel is. Zonder tbs-behandeling vormt verdachte echter een gevaar voor de veiligheid van anderen, terwijl behandeling anders dan in het kader van een tbs-maatregel naar het oordeel van de rechtbank thans niet meer tot de mogelijkheden behoort.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 37b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte als feit 1 primair en subsidiair en als feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.6 bewezen verklaarde het hierboven onder 4 vermelde feit oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Avedissian, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2012.
Mr. Bannink is buiten staat deze uitspraak mee te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 19-20) en verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[3] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 20) en verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[4] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 20) en verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[5] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 20).
[6] Proces-verbaal van verhoor van 13 juni 2012 inhoudende de verklaring van verdachte, (dossierpagina 26).
[7] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 20)
[8] Verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[9] Verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[10] Proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 20) en verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 24 oktober 2012.
[11] Proces-verbaal van verhoor van 13 juni 2012 inhoudende de (telefonische) verklaring van [slachtoffer], (dossierpagina 22).