ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2692

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700435-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door oppas

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], die op dat moment twee jaar oud was. De verdachte, die als oppas fungeerde, heeft de ontuchtige handelingen gepleegd in zijn slaapkamer, terwijl de ouders van [slachtoffer] hem in goed vertrouwen hadden achtergelaten. De verdachte heeft op twee momenten contact opgenomen met een webcamgirl via een sekssite, maar het bewijs dat hij zijn seksuele fantasieën met [slachtoffer] heeft aangekondigd, is onvoldoende aangetoond. Wel is vastgesteld dat hij [slachtoffer] bij zijn seksuele opwinding heeft betrokken door haar hand op zijn penis te plaatsen en haar te laten aftrekken, terwijl hij dit alles via zijn webcam filmde. De webcamgirl, die het gebeuren opnam, heeft de politie ingelicht, wat leidde tot de arrestatie van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn rol als oppas en dat hij de kwetsbaarheid van het jonge slachtoffer volledig heeft genegeerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen die dergelijke feiten voor slachtoffers kunnen hebben. De verdachte heeft tijdens de zitting geprobeerd de duur van de ontuchtige handelingen te bagatelliseren, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat deze bijna vijf minuten duurden, wat een berekenende indruk maakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij een forensische polikliniek, om het recidivegevaar te verminderen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen computer en telefoon bevolen, aangezien deze zijn gebruikt bij het plegen van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700435-12
Uitspraakdatum: 7 november 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Beverwijk,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Kikkert, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], immers heeft hij verdachte, voornoemde [slachtoffer] ertoe aangezet om zijn, verdachtes (stijve) penis te pakken en/of met haar handen aftrekbewegingen te (laten) maken.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 oktober 2012;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 25 juni 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie d.d. 23 juni 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina's 42-52);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2012 (dossierpagina's 163-165);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 24 juni 2012 (dossierpagina's 70-73).
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juni 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op 22 augustus 2009, immers heeft hij verdachte, voornoemde [slachtoffer] ertoe aangezet om zijn, verdachtes stijve penis te pakken en met haar hand aftrekbewegingen te laten maken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
Strafverzwarend acht de officier van justitie een planmatig handelen van verdachte alsmede de jonge leeftijd van [slachtoffer] en de impact van het gebeuren op het gezin van [slachtoffer].
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden gevangenisstraf waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het reclasseringsrapport van 3 oktober 2012, inclusief een meldplicht en de verplichting om zich te laten behandelen bij de forensische polikliniek De Waag te Haarlem. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurd verklaard worden. Tot slot vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het hierboven vermelde reclasseringsrapport.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt consistent en consequent van de aanvang af heeft ontkend dat hij in telefoongesprekken met een webcamgirl zijn ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft aangekondigd. Verdachte heeft volgens de raadsman eenmalig en in een opwelling gehandeld. De raadsman van verdachte heeft verder bepleit dat verdachte - gelet op de ernst van het feit, de straffen die in gelijksoortige zaken worden opgelegd en de persoon van cliënt - ten hoogste in aanmerking komt voor een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel. De nadruk dient vanaf nu op behandeling te liggen, aldus de raadsman. De raadsman heeft voorts - al dan niet onder verwijzing naar het eerder gevoerde en verworpen preliminaire verweer met betrekking tot de stelling dat de politie de onschuldpresumptie heeft geschonden door aan derden informatie over de verdenking tegen verdachte te verstrekken - gewezen op de nadelige gevolgen voor verdachte en zijn gezin als gevolg van deze strafzaak, in het bijzonder het ontslag uit dienstbetrekking en (mede) daaruit voortgevloeide financiële en huisvestingsproblemen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
6.3.1. Hoofdstraffen
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen bij [slachtoffer], een meisje van (destijds) twee jaar oud. De ontuchtige handelingen vonden plaats in het huis van verdachte, te weten in zijn slaapkamer, terwijl aan verdachte als oppas op dat moment tijdelijk de zorg en/of waakzaamheid over [slachtoffer] waren toevertrouwd. [slachtoffer]’s ouders waren goed bevriend met verdachte en diens vrouw. [slachtoffer]'s broer zit samen met een zoon van verdachte op school. [slachtoffer] was dan ook in goed vertrouwen voor korte duur bij verdachte achtergelaten. Verdachte heeft blijkens het strafdossier en zijn verklaring ter terechtzitting op een tweetal momenten met een prepaid telefoon contact opgenomen met een webcamgirl via een sekssite. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte bij die contacten zijn seksuele fantasie met [slachtoffer] heeft aangekondigd. Een vooraf beraamd en daarmee strafverzwarend handelen van verdachte, zoals door de officier van justitie is betoogd, is aldus niet voldoende aannemelijk geworden. Vaststaat wel dat verdachte op enig moment, bij het ten tweeden male inbellen met de webcamgirl, de in de slaapkamer binnengelopen [slachtoffer] in zijn seksuele opwinding heeft betrokken. Verdachte heeft daarbij zijn stijve penis uit zijn broek gehaald, de rechterhand van [slachtoffer] op zijn penis geplaatst en [slachtoffer] met haar handje, terwijl hij haar pols vasthield, aftrekbewegingen laten maken. Hij heeft het hele gebeuren in beeld gebracht via zijn webcam, waarbij verdachte op enig moment het beeld zodanig heeft gedraaid dat zijn penis en [slachtoffer]'s hand groot in beeld zijn gekomen. Al die tijd stond verdachte in directe verbinding met voornoemde webcamgirl. De webcamgirl heeft - gealarmeerd door deze situatie - het hele gebeuren met haar mobiele telefoon gefilmd. Zij heeft vervolgens de politie ingelicht. Uit de door de politie uitgekeken en in een proces-verbaal beschreven beelden blijkt dat [slachtoffer] op haar zeer jonge leeftijd naar vorenbeschreven ontuchtige handelingen heeft gekeken.
Dit zijn ernstige handelingen. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van zijn rol als (tijdelijke) oppas. Hij heeft zich ten koste van een zeer jong meisje laten leiden door zijn eigen lustgevoelens. Verdachte is volstrekt voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid, weerloosheid en onmacht van het zeer jonge slachtoffer. Verdachte heeft aldus op ernstige wijze het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, mogelijk ook daar waar het gaat om zeer jonge kinderen.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank voorts mee dat verdachte de duur van het contact tussen hem en het slachtoffertje lijkt te bagatelliseren. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat het ging om "zo'n twintig tot dertig seconden" waarbij hij opmerkte dat "sommige dingen soms langer lijken te duren dan het is". Bij de politie heeft verdachte eerder verklaard dat de ontuchtige handelingen dertig tot vijftig seconden hebben geduurd. Echter, uit de door de webcamgirl opgenomen webcambeelden is komen vast te staan dat de totale duur van de ontuchtige handelingen bijna vijf minuten beslaat en dat verdachte de webcam op enig moment nog op zo'n manier heeft ingesteld dat zijn penis en [slachtoffer]'s rechter handje vergroot in beeld kwamen. Dit alles maakt op de rechtbank een berekenende indruk van verdachte.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het gebeuren een enorme weerslag heeft gehad en nog steeds heeft op het gehele gezin van [slachtoffer], in het bijzonder op haar ouders. Daarbij komt onder andere naar voren hoezeer [slachtoffer]'s ouders zijn getroffen doordat verdachte het door hen in hem gestelde vertrouwen zo ernstig heeft beschaamd.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De raadsman heeft als strafverlichtende omstandigheid gewezen op de nadelige gevolgen die de strafzaak reeds heeft gehad op verdachte en diens gezin. Daarbij gaat het in het bijzonder om het gedwongen ontslag van verdachte, de daaruit voorvloeiende financiële problemen, waaronder de gedwongen verkoop van zijn huis en de vernieling van zijn auto. De rechtbank onderkent de ernst van deze nadelige gevolgen voor verdachte en zijn gezin, maar ziet daarin tegen de achtergrond van de ernst van het bewezenverklaarde geen aanleiding tot strafverlaging. De verwijzing van de raadsman naar de eerder gevoerde en door de rechtbank verworpen preliminaire verweren, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders.
Bij de oplegging van de straffen houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 juni 2012 niet eerder wegens enig strafbaar feit is veroordeeld.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank tevens rekening met hetgeen omtrent de persoon van de verdachte is gebleken uit in het bijzonder de volgende rapporten:
- de voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland van 19 juli 2012 en 3 oktober 2012;
- het (pro justitia) psychologisch rapport van drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog, van 20 september 2012.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt onder meer dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van parafilie NAO bij een man met een persoonlijkheidsstructuur met narcistische en afhankelijke trekken en zwakbegaafdheid. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit waren genoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig en beïnvloedden deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. In het onderzoek komt verder het navolgende naar voren. Betrokkene is bekend met een seksuele preoccupatie, ontvankelijkheid voor zelfvervreemding en sociale vervreemding en zwakbegaafdheid. Tevens is er sprake van spanning en stress in de relatie met zijn echtgenote en in het werk als coördinator beveiliging. Ook is er sprake van onverwerkte gevoelens over een ervaren depreciatie in het verleden; verdachte heeft zichzelf in het ouderlijk gezin altijd als ongewenst kind beschouwd.
Betrokkene heeft het slachtoffertje bij zijn seksuele activiteiten (webcamseks) betrokken waarbij zijn zicht op de werkelijkheid en fantasie is verdwenen door zijn ontvankelijkheid voor vervreemding. In de kunstmatige wereld van de pornografie kan betrokkene de illusie koesteren een mannelijke rol te vervullen waar hem dat in het daadwerkelijke leven van relatie en werk maar moeilijk lukt. Tevens heeft het onverwerkte verleden in die zin een rol gespeeld dat betrokkene zijn machteloosheidgevoelens van weleer voor even ongedaan heeft trachten te maken door nu eens de rol van overheerser en machtige aan te nemen. Tenslotte heeft de zwakbegaafdheid ertoe geleid dat betrokkene zich onvoldoende kan inleven in de gevolgen die zijn gedrag voor een ander heeft.
De psycholoog komt uiteindelijk tot de conclusie dat het tenlastegelegde, indien bewezen, de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De psycholoog acht het recidiverisico laag tot matig en geeft de rechtbank in overweging om betrokkene binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel te verplichten tot een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Toezicht van de reclassering op de naleving van die voorwaarden is aangewezen evenals ondersteuning van betrokkene op de levensterreinen van relatie, werk en financiën.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog dat het ten laste gelegde feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, over en maakt die tot de hare. De rechtbank is voorts met de psycholoog, de reclassering, de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een behandeling van verdachte aangewezen is om het gevaar voor herhaling zoveel als mogelijk te verminderen. Verdachte toont zich daartoe ter terechtzitting daarnaar gevraagd uitdrukkelijk gemotiveerd. Daarom zal een deel van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in voornoemde reclasseringsrapporten van 19 juli 2012 en 3 oktober 2012, inclusief meldplicht en behandelverplichting, ook als dat inhoudt dat verdachte een relatietherapie volgt. Deze behandelverplichting is naar het oordeel van de rechtbank nodig om verdachte er toe te bewegen de noodzakelijk geachte behandeling daadwerkelijk te ondergaan, op straffe van het later alsnog ten uitvoer leggen van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
De rechtbank zal - overeenkomstig de vordering van de officier van justitie - in het belang van de behandeling en de vermindering van het recidivegevaar de proeftijd op drie jaren vaststellen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank op de voet van artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat naast vorenbedoelde gevangenisstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde (gevangenis)straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Anders dan de raadsman heeft betoogd ziet de rechtbank in eerder en/of elders opgelegde straffen in zedenzaken geen aanleiding de thans op te leggen straffen te matigen gelet op aard en ernst van het bewezenverklaarde.
6.3.2. Bijkomende straf
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een computer en een telefoontoestel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde met behulp van deze computer en telefoon is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 33, 33a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (VIER) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (DRIE) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarden dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij Reclassering Nederland te Haarlem op het volgende adres: Zijlweg 148 C, wanneer hij hiervoor uitgenodigd wordt. Hierna moet hij zich, gedurende een door Reclassering Nederland bepaalde periode, blijven melden zo frequent als zij deze perioden nodig achten;
- verdachte zich niet laat behandelen bij de forensische polikliniek De Waag te Haarlem of zich niet houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als deze inhouden het volgen van relatietherapie.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit in overleg met de officier van justitie te Haarlem noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 (TWEEHONDERDVEERTIG) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
1. 1.00 STK Computer Kl: zwart
PACKARD BELL protable
146424
2. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart
NOKIA [nummer]
146425
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Avedissian, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2012.
Mr. Bannink is buiten staat deze uitspraak mee te ondertekenen.