ECLI:NL:RBGRO:2009:BH9326
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid jegens minderjarige meisjes
Op 1 april 2009 heeft de politierechter in de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 55-jarige man, die werd beschuldigd van schennis van de eerbaarheid. De verdachte had op 3 december 2008, te Haren, twee minderjarige meisjes aangesproken met seksueel getinte voorstellen terwijl zij zich bevonden bij een bankje voor hun school. De meisjes, 16 en 15 jaar oud, waren tijdens een tussenuur naar een tankstation gelopen en werden door de verdachte benaderd met de vraag of zij mee naar huis wilden komen voor 'seksspelletjes'. De meisjes voelden zich bedreigd door de uitlatingen van de verdachte en hebben dit bij de politie gemeld.
De verdachte verklaarde dat hij dacht dat de meisjes prostituees waren en dat hij hen wilde aanspreken om te onderzoeken of dat het geval was. Hij ontkende opzet te hebben gehad om de eerbaarheid te schenden. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen klacht of aangifte was gedaan door de meisjes, en dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging. De politierechter verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de meisjes voldoende waren voor vervolging.
De politierechter oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, gedaan in een openbare ruimte, als schennis van de eerbaarheid moesten worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of zes dagen hechtenis als hij niet kon betalen. De rechter benadrukte dat de context van de uitlatingen, de leeftijd van de meisjes en de fysieke nabijheid van de verdachte bij de meisjes, de ernst van de zaak vergrootten. De uitspraak werd gedaan in het kader van artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, dat schennis van de eerbaarheid bestraft.