ECLI:NL:RBGRO:2003:AF4670
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.C.P. Venema
- A. Houtman
- P.H.M. Smeets
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurder voor onbetaalde sociale verzekeringspremies
In deze zaak heeft eiser, die van 12 april 1990 tot 6 april 1999 bestuurder was van Horeko BV, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 mei 2001. Dit besluit hield in dat eiser hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de onbetaald gelaten sociale verzekeringspremies van Horeko over de jaren 1993 tot en met 1997. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 8 september 1999, waarin zijn aansprakelijkheid werd vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 december 2002, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Schuring, en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. [V.] en mr. [P.].
De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had aangetoond dat eiser kennelijk onbehoorlijk bestuur had gepleegd. Eiser voerde aan dat de gegevens die door het UWV waren verzameld over de periode tot en met 1997 niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende onderscheid was gemaakt tussen de verschillende jaren. De rechtbank stelde vast dat de vernietiging van de primaire administratie door Horeko een aanwijzing voor kennelijk onbehoorlijk bestuur was, maar dat eiser niet onterecht had gehandeld door deze bescheiden niet te bewaren.
De rechtbank vernietigde het besluit van het UWV, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van eiser voor de onbetaald gelaten premies bleef bestaan, ondanks de vernietiging van het besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser terecht aansprakelijk was gesteld op grond van artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Eiser kreeg het griffierecht van EUR 27,23 vergoed, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd aan het UWV, omdat er al een eerdere veroordeling had plaatsgevonden in een samenhangende zaak.